De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 28 januari pagina 1

28 januari 1928 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

r^e Groene ^mslerdammer <t>CxWeckbIad voor Nederland Sinds meer dan vijftig jaar aan de spits der weekbladen . . . ." ONDER HOOFDREDACTIE VAN G. W. KERNKAMP Redacteuren: H. BRUGMANS, M. KANN EN TOP NAEFF Secretari» der Redactie: C F. VAN DAM Uitg.: N.V. DE GROENE AMSTERDAMMER KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM. C Het me. st gevraagde merk OPGtRICHT IN 1877 No. 2643 ZATERDAG 18 JANUARI 1928 De nieuwe minister voor de Duitsche rijksweerbaarheid T~\ B benoeming van generaal Gröner tot minister voor de rijksweerbaarheid roept de herinne ring wakker aan November 1918, aan de laatste dagen van het keizerschap van Wilhelm II. Gröner, die eenige weken tevoren Ludendorff was opgevolgd als kwartiermeester-generaal, waa naar Berlijn gegaan om zich persoonlijk op de hoogte te stellen van den toestand. Bij zijne terug komst in het hoofdkwartier bevestigde hij de onheilspellende berichten, die men daar in de laatste dagen had ontvangen: de revolutie waa niet meer tegen te houden; de keizer zou afstand moeten doen van den troon. In een conferentie met den Keizer liet de veld maarschalk Hindenburg die, zooals de gewezen Kroonprins Wilhelm in zijne Mémoires" schrijft, als Pruisisch officier niet kon uitspreken, wat hij zich verplicht achtte aan zijn Koning en meester te zeggen" aan Gröner de taak over, den Keizer op het ergste voor te bereiden. Gröner ontmoette bij hem aanvankelijk beftigen tegenstand. Wilhelm weigerde te gelooven, dat het leger niet m^er betrouwbaar zou zijn; hij opperde het denkbeeld van een doorbraak naar het binnenland", d.w.z. dat hij, de Keizer, zich aan het hoofd van de fronttroepen zou stellen en met hen naar Duitschland zou oprukken om de revolutie te bedwingen. Maar Gröaer antwoordde bruusk: Het leger zal onder zijn aanvoerders ordelijk naar het vader land terugmircheeren, maar niet onder de leiding van Uwe Majesteit". Hoe weet gij dat?" vroeg de Keizer. Graaf Schulenburg" dat was de chef van den staf van het leger van den Kroonprins denkt daar anders over". Toen zag ook Hindenburg zich g-onoodzaakt, ?de meening van Gröner te bevestigen; op grond van de borichten, die het legerbestuur uit het vaderend en van de troepen had ontvangen, verklaarde ook hij, dat de revolutie niet met geweld zou kunnen worden onderdrukt; evenmin als Gröner koa hij de verantwoordelijkheid voor de betrouwbaarheid der tioepen op zich nemen. Maar nog greep de Keizer naar een stroohalm: hij wenschte dat ook de commandanten aan liet westelijk front hunne meening zouden uitspreken. Het duurde niet lang, of ook deze hoop werd hem ontnomen: kolonel Heye rapporteerde, dat aan de frontcommandanten de vraag was voor gelegd, of men, in geval van burgeroorlog, op de troepen aan het front zou kunnen rekenen; deze vraag was door de overgroote meerderheid ont kennend beantwoord. Bij het onderhoud met Hindenburg en Gröner had de Keizer ten slotte te kennen gegeven, dat hij desnoods zijn waardigheid als Duitsch keizer zou willen neerlegden, maar in geen geval afstand zou willen doen van het Pruisische koningschap. Gröner trachtte hem te beduiden, dat dit in de gegeven omstandigheden niet moer mogelijk was; misschien zou het neerleggen alleen van de keizer lijke waardigheid eenige weken tevoren invloed hebben kunnen uitoefenen op den loop der ge beurtenissen; nu was het te laat. Terwijl de Keizer nog aarzelde. \vn,t te doen, kwam er een telefonisch bericht uit lierlijn, van den rijkskanselier, Prins Max van Baden, dat een burgeroorlog onvermijdelijk zou zijn. wanneer niet onmiddellijk kon worden medegedeeld, dat de Keizer afstand had gedaan van den troon. Hulpeloos zocht de Keizer steun bij Hindenburg; maar deze wendde den blik af en gaf door zijn zwijgen te kennen, dat in het onvermijdelijke moest worden berust. Toen gaf Wilhelm last, naar Berlijn te telefoneeren, dat hij bereid was afstand te doen van den keizerstroon, maar dat hij Koning vaa Pruisen wilde blijven. Het overbrengen van dit bericht werd echter onderbroken door de mededeeling uit Berlijn, dat de regeering zich reeds genoodzaakt had gezien, door het Wolff-buieau te laten publiceeren, dat de Keizer en Koning besloten had afstand te doen van den troon. In de bladzijden van zijn Gedenkschriften, waarin de gewezen Keizer de gebeurtenissen van de laatste dagen van zijn verblijf in Spa verhaalt, maakt hij natuurlijk gewag van generaal Gröner, maar richt geen enkel verwijt tot hem. Des te scherper laat de gewezen kroonprins zich in zijn Mémoires over hem uit. Voor hem is Gröner de béte noire: de man, die de gevoelens niet kende, die aan Hindenburg de kee) toeschroefden; die Ludendorff wel was opge volgd, maar niets met hem gemeen had; die een nieuwen toon liet hooren, bruusk en demonstratief, zoo geheel anders dan tot dusver tegenover den Keizer was aangeslagen; die uit zijn minachting voor het verleden innerlijke kracht beproefde te putten om den Keizer den stoot in het hart toe te brengen; die medelijdend de schouders ophaalde, toen Schulenburg uitriep, dat het leger den obersten Kriegsherm" in zijn nood niet zou ver laten en den op het vaandel afgelegden eed niet zou breken: eed op het vaandel, oberster Kriegsherr, dat waren maar woorden" voor hem, maar een idee". Als Ludendorff in zijn ambt was gebleven aldus de Kroonprins zou zijn sterke wil alle krachten aan het front hebben aaneengesmeed tot een sterke daad: niet Ludendorff heerschte echter meer, maar Gröner Gröner, die altijd graag een modern mensch w/vs geweest" en in het beslissend oogenblik den Keizer met een schouderophalen prijs gaf". Dezer dagen heeft de sociaal-democratische af gevaardigde Scheidemann, in een artikel, geschreven naar aanleiding der benoeming van Gröner tot minister van de rijksweerbaarheid, medegedeeld dat Gröner het was, die in do critieke November dagen van 1918 aan den Keizer den raad gaf, naar de loopgraven te gaan, niet om daar ijzeren kruisen uit te deelen, maar om er te gaan strijden en den dood to. zoeken. In zijn Mémoires schrijft de gewezen Kroonprins echter, dat Gröner dit aan don Keizer had ont raden: mijn vader mocht niet naar het front, om daa- te vechten en misschien te sterven". .Mijn vader mocht niet naar het front" daaruit zou dus volgen, dat Wilhelm dit wel gowenscht had. Maar de Gedenkschriften van den gewezen Keizer bevestigen dit niet. Wanneer hij op dit onderwerp komt, schrijft hij alleen: Som migen zoggen: de Keizer had zich naar het front moeten begeven en bij don laatsten aanval den dood zoeken, maar hierdoor zou niest alleen de door het, volk vurig verlangde wapenstilstand zijn gefnuikt, maar ook het loven van vele soldaten nutteloos opgeofferd". Sommigen zet/i/m : wie hoort in dozo woorden den wonsch van den Keizer om zelf naar hot front te gaan? Anders dan do gewezen Kroonprins oordeelt Ilindenburg over den man, die in November 1918 DE GROENE AMSTERDAMMER Prijs per jaargang ?10.?bij vooruitbetaling. Per No. 35 Cent. Advertentién ?0.75 per regel. Postgiro 72880, Oem.-Giro G 1000. INHOUD: 1. Prof. Dr. G. W. Kernkamp, De Nieuwe Minister voorde Duitsche mksu eerbaarheid. 2. W H. van de Pol, Het Common Praytr Book". 3. Joh Braakensiek, Het gew'fst-Limburg en de S. D. A P Aanteekervrgpn. 4. Prof. Dr. O. J. Nolst Trenité, Het koloniale viaog'tuk Wybo Meyer, Speenhoffs por tretten. 5. Mr G. H. Arnhardt Jr., Onderwijs en opvoe ding L. J Jordaan, Fiansch?Belgische handetsbesp ? ekingen. 6. K Aragueuz, Bocchu* in discrediet 7. Dr. Jac. P Thljsse, Naar Zwitserland Mr. Frans Coenen, Kroniek. 9. Voor Vrouwen. 10. Hk Brugmans, Nieuwe uitgaven. 11. A Plasschaert, Sthilderkun-t TrgensteUlngrn. 12. Top Naeff. Drom Kroniek Oito van Tus senbroek, Toegepaste kunst. 13. L. J. Jordaan, Bioscupy J. G. Sinia, Semarang 15. Jhr Mr. H. Smissaert, Op den Econ. Uitkijk C. K., Reursspiegel, 16 C. A. Klaasse, 100 jaar koloniale circulatie. 17. C van Wessem, Muzirk Alida Zevenboom's Croquunte crnquetjes. 18. Dr W v Bemmelen, De wonderli/ke klok. 19. Melis Stoke, Heimine-Victnria-MalhUde 20. Cel 2, Tflefoon Charivarius, < hanvaria Melis Stoke, hijmkronyck Uit het klaaschri/t van Jantje Omslag: Spelproblemen. Bijvoegsel: Joh. Braakensiek, Amerika's vlootbo uw. ^//,..///^//,,///^^ Gcncfa ''^iseviBONBCN met crcquanfe '///> noucjatvullina en wordt daarom door ve/en geprezen. de werkelijkheid onder de oogon durfde zien en dio, na de catastrophe. tezamen met ilindenburg voor den ordolijken terugkeer van de fronttroepen naar hot vaderland heeft gezorgd. Dit hoeft hij getoond door hom. in strijd met don wensch van. de moeste leden, der regeering, tot opvolger van Gessier te benoemen. Bij do partijen van rechts schijnt de moening over (irönor niet zoo veel to verschillen van die van den gewezen Kroonprins; evenmin als voor dezen is ook voor hen G rotter liet gowetischte type van don Pruisischon officier. .Men moet hot waardoeren., d.-it Hindenburg zich door dozo invloeden van reehls niet hoeft lal en bohoorschen; voor hem hebben, klaarblijkelijk hot karakter en de militaire verdiensten van Grötior den doorslag gegeven. Te redderen valt er bij do rijksweerbaarheid wel een en andor; afgezien van andere dingen, als de in den la:i.1ston tijd berucht uewirden zn,ak van do Plioelnisfilm, kan de nieuwe ministor zich alvast ji.au h"! werk zotten om in liet leger van do Duitsebc republiek oen gezindheid to kvveeken, die althans niet \iiaudig is aan do republiek. In hoovoiro (irönor ka,u en wil beantwoorden aan do verwachtingen, dio de vooistanders dor Duil^.eho republiek in dit i ip/ioht van hem koeste ren. /,",! de lijd moeten lerivii. KEKXKAMP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl