De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 28 januari pagina 12

28 januari 1928 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE:OROENE AMSTERDAMMER VAN 28 JANUARI 1928 No. 2643 Dramatische kroniek door TOP NAEFF Rotterdamsch Hof stad-Tooneel: Nul uur Nul, door Simon Koster. De vroolijke : Dood, door Evreinov 7 EN bijna geniaal dichterlijke vondst, dat krantenjongetje, in slaap gevallen op het verSaten perron aan de uiterste grens van een wereld stad, op het ongeboren oogenblik nul uur nul", twaarop het leven vóór de afvaart van de eerstTolgenden trein even stil lijkt te staan; het oogen>lik onwezenlijk en grootsch als de eeuwigheid.... 33n daarin de droom van dit nietig menschenkind, sschatbewaarder van het laatste nieuws der wereld, ?aan wiens onbevangen bh'k het lieve leven dag aan «lag voorbij ijlt, om er den Ongeweten afdruk in achter te laten. Het leven in zijn verbijsterende veelzijdigheid en tegenstrijdigheid.... van de ?ochtendtreinen met de werklieden.... de haastige ?zakenmenschen...» de hooggehoede heeren ter pntvangst van een zwarte kist.... de boodschappen-dames.. ., totdenavondtrein,waarinhetjonggehuwde paartje naar het onbestemde stapt ?ien de allerlaatste gelegenheid voor de aangeschoten gasten Te midden van al deze wisselvallige ^bedrijvigheid en het troosteloos gedrang, staat hij pal, de zwaarbelaste A. K. O., een broertje van ?j.Indra's Dochter", met zijn vervaarlijke uniform pet, de kapotjas op zijn hielen, omringd door aiiets dan handen, groote, kleine, gretige handen, handen die levensgeschiedenissen verhalen, naar levensgeschiedenissen grijpen. ... een folterrad «ran handen. Een beetje helt hij over van den wereldlast, die aan hem hangt. Maar overigens is tij fit, met oogen en ooren overal, met een stem sftls een gescheurden waldhoorn; en een wenk is ?voldoende, om hem, plichtsgetrouw als de beste, ?op zijn gerimpelde manslaarzen te doen aan schieten, te doen meeschoffelen met den vaartaettenden trein ,De Nieuwe Rotterdammer, Handelsblad en Telegraaf, de nieuwe Astra, de 'nieuwe Nova, Het Leven, en de nieuwe Favoriet!" Het levenslied van den A.K.O. Tot hij 0.00" van ?vermoeidheid op de steenen trappen indommelt, «n het vormlooze van den geheelen dag, vorm en gestalte krijgt in hem. Ach, hadde Simon Koster het talent bezeten zijn kostelijke stof in dien vorm te gieten, en ware hij geboren geweest in een tijdperk, dat aan een tooneelwerk den eisch van een groote ?of kleine schepping" stelde! Ze vinden het al zoo gauw presentabel, onze jonge kunstenaars. Natuurlijk denken we het eerst aan Strindberg t>ij het zoeken naar een auteur" voor dit per sonage" van het station, maar toch ook naar jHeyermans gaan onze weemoedige gedachten, naar een kunstenaar althans, die den greep be'heerscht, het onsamenhangende verbindt en tot ?eenheid dwingt. Simon Koster, wien, behalve de eer van den ,-schoonen inval, nog de waardeering voor enke'e gevoelige détails toekomt, heeft naar geen zuivering, jgeen oompositie ook maar getracht. En misschien ?deed hij, zich tegen de dramatische opgave niet opgewassen gevoelend, ten slotte nog maar ver standig er, naar den eisch des tijds, een revue van "te maken, een actueele potpourri, waarin de gegevens vlak naast elkaar mochten worden ge? plaatst en waarbij het er niets op aankwam, of we n\i eens in den schouwburg, dan weer in de bioscoop -terecht kwamen. Als zoodanig was de Ako-droom, zonder een zweem van droom-realiteit, zonder .sfeer en zonder suggestie, een afwisselend en onder houdend schouwspel, fleurig, vermakelijk, senti.^nenteel en' soms smakeloos o.a. de necrologie met levensgroote portretten achter een gaas vol dronken grafkruisjes en werd het zingen en op muziek zeggen van coupletten, door tooneelspelers en -speelsters, die van het variéténiet hun beroep _maken en er ook geen stem voor hebben, een nogal bedenkelijk, aan een derde-rangs café-concert" herinnerend intermezzo. Men gaat daarbij waar? schijnlijk van de speculatie uit, dat het hedendaagsch publiek met het enkele woord: Jazz" alreeds gelukkig te maken is. En het is ook best : mogelijk, dat maar weinigen, dit genietend, met mij tien inmiddels ir.eer en meer \erwaarloosden Akb hebben betreurd, dien we nu eens vóór, dan N. V.t ]. S. MEUWSEN, Hofl. A'dam-R-dam-den Haag ,DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND weer achter het witte doek zagen opduiken: het droombeeld, dat meestal zóó los van hem bleef als had hij er part noch deel aan. Men kan er desverlangd een vraagstuk in zien in hoever de film dienstbaar te maken zal zijn aan een tooneelopvoering, met namo aan den droom" op het tooneel, maar de vraag komt mij nauwelijks van belang voor. Op een enkel oogenblik ging hot wel, n.l. toen de Haagsche Ako schelde aan het huis van Pola Negri te Hollywood en msteen de gevel veranderde in een (gekleurde) salonprent, waarbij zijn karakteristieke droom-ontdekking: O ik ben al binnen!" aardig werd geïllustreerd, en zelfs de argelooze wereld van het sprookje hield ons hier nog even gevangen de lijfelijke verschijning van Pola Negri (een actrice) in hormelijnen mantel de illusie niet dadelijk verstoorde al kwam de diva, die niet dwars door het doek kon treden, ook uit de coulisse gestapt. Er zijn echter zooveel beproefde en gedistingueerde manie ren om op het tooneel een droom te verwezenlijken, dat men er deze omslachtigheid van de film best bij missen kan, zou ik zeggen; nog daargelaten, dat het overladen van de menschelijke verbeelding tot het tegenovergestelde leidt van het doel dat men er met zooveel moeite en kosten mee beoogt. In de illustratieve behoeften van het tooneel werd in de laatste jaren voldoende en ruimschoots voor zien. Aldus bleef voor mijn gevoelen het geschenk van den dichter, die Simon Koster n oogenblik geweest moet zijn: de Ako zelf, en de gedachte aan wat er uit hem had kunnen groeien, de waarde van dit rommelig divertissement. Dat we hem niet vergaten, was voor een groot deel het werk van Annie van Ees, die voor dit Droomkoninkje in blik en houding het onontwaakte, verbijsterde, het lijdelijke en ongerepte strak wist te houden, een aardige Hollandsche jongen, in wiens armen een wereldlast aan moord en brand en vuiligheid licht woog. Schonk Nul uur nul" bontheid en vermaak, den beklagenswaardigen regisseur, welke dit klaar moest spelen, waardeering, de Vroolijke Dood" van Evreinov, dat er aan voorafging, behaalde slechts een succes d'estime. Het is mij, bij den goeden naam, dien de Russische auteur bezit, ook niet meegevallen. De dood van Arlequin, bijge staan door Pierrot, diens trouwelooze Colombiue, de caricaturale dokter en de Dood-in-persoon, geeft aanleiding tot bespiegelingen, die wij meer gehoord hebben, en die m:j, in het toch altijd nog ernstig stervensuur, gauw geforceerd voorkomen, terwijl zooiets in onzen tijd toch nooit maer de gemoedelijkheid kan hebben van de nagebootste middeleeuwen. De tendenz van het stukje, de stelling, dat de mensch bij het scheiden van do markt in den regel meer voldoening put uit de zonden, die hij niet heeft nagelaten, dan uit de deugden en de opofferingen, welke hij zich heeft getroost, en dat men om plezierig te kunnen sterven, aldus bevredigend moet hebben geleefd, deed zich in den gegeven vorm wat goedkoop voor. Het is mogelijk, dat in het oorspronkelijk wij kregen het via het Fransen uit het Kussisch ver taald de taal, die in het Hollandsch niet fraai klonk, het redt. De kleine intrigue, waarbij de klok boven het sterfbed met voortsnellende wijzers de lugubre hoofdrol vervulde, leek mij nog meer waard dan de quasi diepe zin, en bevatte ook wel eenige aanknoopingspunten. Pierrot, die eerst, om het aardsch bestaan van zijn vriend Arlequin nog een beetje te verlengen, den wijzer op de klok twee uren achteruit zet om twaalf uur is stervensuur om hem daarop, nadat Arlequin hem zijn Oolombine blijkt ontnomen te hebben, uit wraak weer twee uren vooruit te schuiven, is hier het levend symbool veler alledaagsche, aan alle schommelingen onderhevige, en feitelijk uit niets dan reacties" bestaande vriendschappen". Jan van Ees wist dien Pierrot boven het banale u?t te houden, zonder hem nochtans veel karakter te verleenen. Van der Lugt gaf een fijnen, over wegend weemoedigen en wat saaien Harlekijn. Annie van Ees was een lieve jongejuffrouw Colombine. Ik stel me de vertooning van dit werkje machtiger voor dan ze hier gegeven werd, kleuriger, snijdender, schriller, feller, meer een groteske; en de verschijning van den Dood aan het slot veel indrukwekkender! De aankleeding, naar het Fransch ontwerp, gelijk het programma eerlijk vermeldde, was echter charmant, en maakte het geval toch tot een moment van distinctie in het gangbare repertoire. Al liet het dan ook verder niet veel in de herinnering na. Toegepaste kunst door OTTO VAN TUSSENBROEK De , Christiaan Huygens" en het werk van Lion Cachet De kunstenaar C. A. Lion Cachet heeft op het gebied van de versiering van het scheeps-intérieur zijn sporen reeds lang verdiend en het was te ver wachten dat ook het hern opgedragen werk aan het nieuwe motorschip der Stoomvaart-Maatschappij Nederland" een kolfje naar zijn hand zou zijn. Maar dit nu is het merkwaardige dat men misschien door de haast bij de uitvoering, waarbij het op tijd gereed zijn" steeds als een mene-tekel bleef dreigen, misschien door het verlangen den tooi wat stiller en eenvoudiger te houden dan b. v. op de Grotius" het geval was, ook al is alles grootendeels nog in staat van wording, nu reeds bemerken kan dat de begaafde sierkunstenaar vrij is gebleven van het, hem eigen, haast al te bewerkelijke in het gebezigde materiaal en dat de uiterste verfijning (want Cachet is in alles een ciseleur" !....) plaats heeft gemaakt voor een breedor gebaar in de vormenspraak welke aan den totaal indruk in geen geringe mate ten goede komt. Eén schrede verder en men zou kunnen zeggen dat de grijze kunstenaar. . . . jonger is geworden ! Er is een eetsalon; dan het z.g. trappenhuis met kappers-salon en winkel; een rooksalon; een gezelschaps- of muzieksalon ; een leeskamer en. ten slotte een kinderkamer. Dit zijn de ruimten waar aan Cachet zijne talenten heeft dienstbaar gemaakt. Telkens vindt men in allerlei détails hot zeer per soonlijke, zwierig-zwenkende lijnen-spel terug, dat onmiskenbaar dezen meester der vaderlandsche nijverheidskunst verraadt, nu eens in een donker palissander-houten deur, waarin met tin eene fijne teekening is ingehainerd, of in een plaf ondbedekking van gekreukeld, rood blad-koper waarop eene in rood geverfd hout uitgezaagde versiering is aan gebracht; dan weer in paneelen van geëtst eterniet, blank geschuurd of crAme-wit geschilderd, waarbij het verdiepte gedeelte verguld werd of ook in het glas in lood, fonklend in het licht door de geslepen facetten en ,,last not least" in den glas-mozaiekvloer in zwart, grijs en wit waarbij aan stuur- en bakboord het wapen van Huygens in rood en blauw en geel de kleurnoot vormt. In de leeszaal wordt een groot gobelin gehangen (door ?>' ; 'i uitgevoerd) voorstellend ,,de Lente"; hier zijn de eikenhouten paneelen tusschen witte kolommen met donker en licht palissanderhout-schotwerk en deuren met nikkel geschopeerd; het vloertapijt is in licht- en donkergrijs, zwart en steenrood, terwijl in dit vertrek ebbenhouten meubels een plaats zullen vinden. De groote eetzaal is thans nog het minst ver gevorderd, doch nu reeds viel de intieme kleur op, welke door de fijn gevlamde houtsoorten der betimmering en de gedurfde, toch niet te zware, plafond-versiering in rood en goud, een bijzonder feestelijker! indruk maakt. Men vindt in do kinderkamer flinke, lange tafels met rubber-blad belijmd en banken met moquette-kussens in verschillende vroolijke patro nen. Hier is alles van warm-kleurig padoek-hout, de wanden zijn wit gelakt, er ligt een parket- vloer. Zoo kunnen de kinders niets bederven en aan hun heil is ook bij ruwe zee gedacht, want alle kanten en hoeken zijn, evenals bij het mooie buffet met uittrekbladen, afgerond. Voor al het benoodigde beeldhouwwerk heeft L. Zijl gezorgd, wiens werk zich wonderwel bij dat van Cachet aansluit: balustrade-bekroningen in kloeke hout-sculptuur; paalknoppen van knie lende vrouwefiguren, in brons gegoten; vergulde kapiteelen, geïnspireerd op dieren en planten der zee en ook de oorspronkelijke bronzen paneelen uit de Grotius", voorstellende den tocht naar Chatham, en de vier beroemde zeehelden, vonden hier eene goede plaatsing.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl