De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 28 januari pagina 18

28 januari 1928 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

18 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 28 JANUARI 1928 No. 2643 door Dr. W. VAN BEMMELEN (Slot) Zoo bleef de klok gesloten; zijn "wijzers bleven onbewegelijk staan op liet middaguur en zijn bronzen stem ?.zweeg. De maanden waren jaren ge worden, de jaren decennia. Vol geluk -van liefde bleef liet huwelijk van Harold; liefde, die het onvermijdelijke leed overstraalde. Wel werden blonde haren grijs en werden voren gegroefd ?door eens rimpollooze voorhoofden, maar hun liefde bleef jong als op den allereersten dag. Ma-ar even ongestoord schreed voor waarts die tijd, dien Harold eens den ?waren Tijd ha'd genoemd. Niet sneller en niet trager, immer met dienzelfden "tred, dien de tikkende klokken hoor baar maakten, en de mijlpalen voorbij trekkend bij het slaan der uren. - Maar 't was niet meer als vroeger, toen de klokkenmaker zich verJmeuterde in het samen slaan van al zijn klokken. Op dat concert lette hij niet meer. En zoo sloeg dan de eene en dan de andere zijn uur, naarmate ?.ze elkaar voor- of achterliepen. Kdoch, alles zou anders worden ! 'n Schaduw kroop langzaam over ?de zonnige vreugde der liefde, die in <lat huis met de vele klokken woonde. De schaduw, die het .nadei eude, nood lot voor zich uitwierp. Het noodlot, ?dat aan komt sluipen in de ver momming van de ziekte, die niet wijken wil, de ziekte, die ondermijnt, die de levenskrachten verlamt, meer en meer, totdat zij, die aangegrepen is. ter neder ligt met droeve oogen in het bleeke gelaat, hijgend naar adem in den strijd, dien zij voert met den dood. Met 'n hart vol droefheid zit Harold aan het ziekbed, doch onvermurwbaar ?schrijdt de Tijd voorwaarts, 't Wordt nacht; de zieke slaapt, maar do wan hoop woelt door het gemoed van den klokkemaker, zoodat hij rusteloos door het huis doolt. Eindelijk zinkt hij in zijn werkplaats neer op 'n kruk, recht tegenover den klok, die hem ongemerkt tot zich heeft getrokken. 'n. Diepe stilte, waarin de angst rondwaart, hult het huis in haar donkeren mantel. Enkel de klokken laten zich hooren met hun verward gerucht van korte, bitse tikken. Ze zijn als krijgers, die hun hoofdman volgen op het oorlogspad, als 'n on geordende bende. Geer» ander geluid dringt door in de werkplaats, waar enkel de man met zijn wanhoopsaiigst zit. Voort trekt hoofdman Tijd met zijn onverbiddelijke horde. Dan op eenmaal sluit de grim mige aanvoerder het vizier van zijn helm, zwaait hoog het zwaard, en allen- zijn-knechten hernemen tezamen den gelijken pas. K n nauwelijks hebben zij de on overwinnelijke phalanx gevormd, of zij laten tegelijkertijd hun uurslag hooren. r', twee, drie, tot twaalf maieri slaan zij met den strijdhamer op hun schilden, zoodat de metaal klank machtig door de werkplaats galmt. Eri als de laatste slag geslagen. is, staan zij stil, onbewegelijk stil. Niet n tik meer wordt gegeven, door geen enkelen der klokken. Stil stand van alle, met de beide wijzers roerloos en recht omhoog wijzende naar den hemel, en de slingers mach teloos aardwaarts hangende. Ontzet bleef Harold op zijn kruk zitten. In de ijzige stilte, die was de stilstand van den Tijd zelven, kwam het begrijpen in hem op met onver murwbare zekerheid: de ziel van haar, die daarboven lag. was uit het lichaam gevloden, haar aardsohe tijd stond stil. Verpletterd door de zwaarte van het begrijpen zonk zijn hoofd op zijn borst. Maar wat ziet hij plotseling? Licht glanst om hem heen. Verbaasd heft hij het hoofd op. Vanwaar komt het? J .'aar hoort hij '11 stem tot hem spreken met 'n hemelsche reinheid van klank. ..Harold" zegt ze eu iu uiterste verbazing wendt hij het hoofd om. In stralenden lichtschiju zweeft op hem toe de geliefde vrouw, die hij weet, dat boven op haar doodsbed ligt. Ze is schoon als op don eersten dag van hun liefde. Ze nadert hem en niet 'n blik vol minne, ziet ze hem aan. ,.Harold, gij weet het immers reeds: mijn aardsche tijd is voorbij. Thans is liet oogeixbük gekomen, dat onze klok zijn loop moet aanvangen. Vrijelijk mocht hij stilstaan op het middaguur, toen ik nog als levende bij je was, want onze liefde was gelijk een tijdeloos oogenblik. Maar thans is het leven der herinnering voor je a.;uigebrok'/ri en zijn uren zal oii/.e klok je voortaan aanwijzen. Daartoe /.'il ik aan dun klok de drijfkracht schenken, die hem dien wonderen loop vermag te geven. -Mijn. hart, mijn eigen hart, dat enkel klopte voor jou, mijn ge liefde, zal ik in hem brongen !'' 'n Schitterend licht verblindde den tot in zijn diepste binnenste ont roerden man, zoodat hij niet ont waarde, hoe zij haar hart aan den klok gaf. Maar toen de verblinding was geweken, was ook de verschijning verdwenen. Het wonder echter was geschied. De klok tikte, zijn wijzers bewogen zich; maar' t was met den regelloozen tik van een hart, waar een storm van aandoeningen door heen gevaren is. Een hart, dat nog siddert van angst en beeft van vreugde; dat zucht van weemoed en weent van droefheid en. geluk. Dan wankelend, dan vast, zoo schreden de gouden wijzers over de paarlmoeren plaat, die glansde; met de hemelkleuren eener deinende zee. De engelen schenen de armen smeekend ten hemel op te heffen en. 'n zingende bede opwaarts te zenden. 'n Wilde schaar van herinneringen voer door hoofd en hart van Harold, totdat zij samen kwamen op n punt. En toen galmde de eerste uur.slag van den klok met 'n klank zoo diep als de oceaan en zoo zuiver als had een hamer op den kristallen hemeldom geslagen. Nauwelijks was de nagalm van dien uurroep weggedeind, of de andere klokken hernamen hun loop. Verder weer schreed de Tijd der wereld. Ook Harold moest zijn leven vorder leven. Langzaam hief hij, die eerst als geknakt door de zwaarte van het verdriet ter aarde nederlag, zich weder op. Langzaam err moeilijk. Vaak vallend, maar eindelijk zich toch her stellend. Al bleef hij gebukt, toch stond hij weer. En. dreigde hij opnieuw neer te zinken onder den last van smartelijke herinneringen, dan klonk door de stilte \ an do werkplaats de diepe, reine uurstom van den klok, en 't was als een. troostwoord, dat hem do steunende hand gaf, zoodat hij staande kon blijven. ..Moester" had de verbaasde; leer ling tot hem gezegd de klok loopt. . " maar zulk een dreigenden blik had hij van Harold gekregen, dat hij als 'n geslagen hond was weggekropen en geen woord moer had durven te vragen. Zwijgende had hij dus daarna. den klok waargenomen 011 zich blijven verbazen. over /.ijn woiidervroeriidoii loop, die nimmer den tijd dor andere klokken volgde, ja zelfs, do wijzer* soms terug dood loopen. En 's avonds iri de herberg vertelde hij het aan zijn vrienden. Zij waren het er over eens, dat die klok behekst moest zijn. Met den Duivel had meestor Harold 'n verbond gesloten. In den avond echter was de klokke maker alleen in zijn huis, en oiibespied zette hij zich voor den klok neer. Hij opende de kastdeur, zoodat de beeltenis dor geliefde doode in al haar jeugdige schoonheid hem toelachte. Uren lang zat hij dan in de verrukking van dien aanblik en 'n stoet van her inneringen trok door zijn hoofd. Dan tikte de klok in 'n wonderlijk rhythme, nu snel, dan langzaam, rennend soms, stokkend daarop. Gril lig bewogen zich de wijzers langs de gouden cijfers in hot paarlmoor, dat glansde mot de klenrenweelde van ontelbare regenbogen. Met bronzon slagen riep hij de uren af en Harold bemerkte niet, dat geen dor andere klokken durfde zijn tik te laten hooren noch zijn uur te slaan. Niettemin hernamen zij telkens hun gang on schreden verder voorwaarts mot den Tijd, mot onveranderlijke!! stap, stipt, maar gevoelloos. Zoo verliep het eenzame leven vari Hiirohl, tot de avond kwam, dat de vrienden van deri leerling, die eindelijk zekerheid wildon hebben of de klokke maker werkelijk met don Uoozo heulde, zijn woning naderden. De oude man zat voor den klok ; do deur had hij geopend eii in zalige herinnering staarde hij naar de boel

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl