De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 28 januari pagina 4

28 januari 1928 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 28 JANUARI 1928 No. 2645 Het koloniale vraagstuk door Prof. Dr. G. J. NOLST TRENIT Mr. M. W. F. Treub: Het gist in Indië". Haarlem, H. D. Tjeerik Willink en Zoon, 1827*] I"~\ E.. huidige koloniale kwestie is, naar het juiste '^v woord aan het slot van de hierboven vermelde brochure, voor-ons geheele vaderland'het vraag stuk-bij uitnemendheid geworden." Daarom doen ook zij, die in den regel met koloniale aangelegenhe-den zich niet of nauweh'jks inlaten, goed om van dit boekje kennis te nemen, dat in een goede tachtigVruün gedrukte bladzijden, zoo bondig en helder eni' onpartijdig als men maar wenschen kan, het vraagstuk zelf uiteenzet en het alles overheerschende gewicht dezer landszaak" den lezer klaar voor «ogen .stelt. Niet ten onrechte beweert de Bcnrijver, dat hier te lande de meer ontwikkelden veel te weinig beseffen, hoezeer de verdediging van Indiëtegen revolutionnaire acties een plicht is tegenover de kolonie zelve en een levenskwestie voor. het moederland" (blz. 75). De belangstelling in de publieke zaak onder deze meer ontwikkelden is er met de opkomst van de democratie over het algemeen niet op vooruitgegaan. Bedenkelijk talrijk is in ons goede vader land* de schare dier intellectueelen, die uit hartgrondigen afkeer van alle politiek" in non-co peraiion hun heil zoeken, niet beseffend hoe dien tengevolge de behartiging van de gewichtigste lands belangen voor een goed deel wordt overgelaten aan.... de anderen, die daartoe nu juist niet het geschikst te achten zijn. Het onderhavige geschrift van den oud-minister Treub schijnt bij uitstek doeltreffend om zulke afkeerige intellectueelen tot inkeer te brengen. In een vijftal hoofdstukjes communisme, na tionalisme, islamisme, internationale beteekenis der beweging en het Chiiieezen-vraagstuk voor afgegaan door eene inleiding en gevolgd door een samenvatting, wordt eene volledige uiteenzetting gegeven, en dit op zeldzaam objectieve wijze, "van wat er onder de verschillende inheemsche volken van onzen archipel thans gaande is; wordt voorts aangetoond tot welken chaos dat alles leiden moet, fataal n voor het moederland n voor de bevol king zelve, zoo niet een principieel en vast beleid de op zich zelf sympathieke nationalistische bewe ging in de goede richting stuurt, zoo niet het lands bestuur waakt zoowel tegen overhaasting, die alleen onrust en ellende brengen kan, als tegen vermenging met andere in doel en strekking schade lijke elementen" (blz. 41) als het communisme en het fanatieke islamisme. Men doet het beste om over een geschrift als dit, dat om zoo te zeggen geen woord te veel of te weinig bevat, niet veel te praten, maar zich te bepalen tot eene opwekking het zelf te lezen. In dien zin zou ik dan ook het verzoek der redactie om dit boekje te bespreken, willen opvatten. Want telkens blijkt, dat men zin en strekking van dit betoog bezwaarlijk beter dan in de eigen woorden kan aangeven. Het volgende zou ik er echter nog van willen zeggen, naar aanleiding van hetgesn bij de behandeliiag van de Indische begrooting in de Tweede Kamer: .>?< \ .'*> boekje is opgemerkt. Prof. Treub is er de man niet naar om zich in lyrische ontboezemingen te uiten. Bondig en zake lijk zijn in elk der onderdeelen schr's beschouwingen. Helder is zijn inleiding met als stevig uitgangspunt de onmisbaarheid van ons door de eeuwen bevestigd - koloniaal gezag, in welke onmisbaarheid het tevens zijn rechtvaardiging vindt; gevolgd door een klaar overzicht van de verschillende bewegingen, welke elkander onder de inheemsche en de Chineesche Uw Haar wordt gezond on sterk hot krijgt mooier glans het wordt vrij van roos het blijft beter zitten h at valt niet meer uit indien gij des morgens een weinig PUROL tusschen de handen wrijft en dit door de haren uitstrijkt, 't Voldoet iedereen. bevolking doorkruisen. Scherp is de schets, welke daarna van elke dier bewegingen wordt gegeven; overtuigend het betoog hoe communisme, natio nalisme en panislamisme in elkander grijpen en elkander aanvullen. De lectuur van heel dit koel logisch en beheerscht exposéis op zich zelf een intellectueel genot. Doch nu treft te meer, in de inleiding en elders, de vooral milde kenschetsing van de onderscheiden volken, welke onzen archipel bewonen. Niet n kwetsend woord voor de inheemsche bevolking vloeit er uit de pen van dezen vertegenwoordiger van het kapitaal", dien men als zoodanig telkens in den hoek der partijdigheid tracht te duwen. Met name toont Mr. Treub ten volle waardeering voor het gezonde, bezadigde nationalisme zooals hij dat op blz. 56?58 omschrijft en scherp onderscheidt van de, voor moederland en kolonie beide, verder felijke extreme Indonesische" actie. Ik vestig op deze zijde van schrijver's beschou wingen de bijzondere aandacht, omdat zooals ik zeide, bij de behandeling der Indische begrooting, de bejegening van den inlander in Treub's jong ste brochure niet minder dan schandelijk" is ge noemd ! Ja zelfs verzocht een afgevaardigde zoo men de Kamerverslagen in de bladen gelooven mag den Minister om deze brochure in Indiëte ver bieden op grond van de passage op blz. 59 over de regenten ! Op deze bladzijde 59 betoogt Prof. Treub in aansluiting bij het zooeven weergegevene, dat, met betrekking tot het gezonde en het ongezonde natio nalisme, de scheiding gemakkelijker op het papier is te maken, dan zij in de practijk is door te voeren". Want, zoo gaat schrijver voort: hoewel de groote meerderheid der regenten en hoofden nationalis tisch zijn in den hier bedoelden alleszins verklaarbaren en toelaatbaren zin, zijn er onder hen toch ook, die, uiterlijk loyaal, innerlijk met de extremis tische beweging sympathiseeren. Van dezulken kan niet worden verwacht, dat zij die beweging zullen helpen onderdrukken, zooals het hun plicht is te doen". Maar. ..." om den lezer zelf te laten oordeelen, schrijf ik even deze blz. 59 verder af het is hoogst moeilijk tusschen dergelijke regenten, die nog gevaarlijker en onbetrouwbaarder zijn dan openlijke extremisten, en hun werkelijk loyale collega's een onderscheid te maken. Een dubbelhartige Javaan is nog moeilijker te ontmaskeren dan een dubbelhartige Europeaan. En ook hier weer zijn er schakeeringen tusschen beide uitersten, waarachter het insiders niet moeilijk zal vallen namen te plaatsen. Deze moeilijkheid mag er echter niet van terughouden, aan de goede elementen ver trouwen te schenken en deze naar zich toe te trek ken, ? daarnaast de dubbelhartigen en twijfelachtigen ter dege in het oog houdend". Hiermede is de fameuse bladzijde 59 ten einde. Lezer, ik vraag u, kan men woord voor woord, juister, stringenter, meer beheerscht zeggen, wat hier te zeggen viel ? Is er n beleedigend woord bij voor de regenten? Zal iemand van de groote meer derheid der regenten en hoofden", die volgens Mr. Treub loyaal zijn en vertrouwen verdienen, ook maar het geringste bezwaar hebben tegen deze pagina ? Wel moet men door de politiek" beneveld zijn om hier kapitalistische of anti-indonesische boos heid te speuren l Mi-. Treub was aan het woord, alors j'ai vu rouge, is het bij de heeren geweest. Het spreekt wel van zelf, dat de Minister op het in elk opzicht malle voorstel om de brochure in Indiëte verbieden niet inging, maar toch liet deze zich door de volmaakt ongemotiveerde boutades van die paar geachte afgevaardigden verleiden tot de uitspraak, dat hij de passage over enkele regen ten in Treub's overigens zoo lezenswaardige" boekje betreurde ! Men moet maar overvragen ! Er wordt dan aan de overzijde, al is het maar beleefdheidshalve, allicht iets toegegeven. Maar nu genoeg. De niet-verpolitiekte lezers van welke richting ook, die nog belang kunnen stellen in wat er gezegd wordt zonder vooraf te vragen wie het zegt, mogen zich door dit voortreffelijk onpartijdige boekje laten inlichten over een koloni aal vraagstuk, dat in den letterlijken zin voor ons heele vaderland niet minder dan het vraagstuk bij uitnemendheid" is geworden. DE BEREIDINGSWIJZE STAAT OP IEDERE FLESCH SpeenhofFs portretten door WYBO MEYER Veilingzaal Mate f~\ NGEVEER 14 jaar geleden zag ik eens bij ^"^ een verzamelaar te Haarlem een paar kleinezwart-wit teekeningen welke mij bijzonder troffen» om de subtiliteit van lijn en om de kleur-verdeelingZóó subtiel waren zij, dat men zelfs spreken kon van neiging naar het decadente en, op een mij gestelde vraag, schreef ik ze toe aan Aubrey Beardsley. Hoeverraste het mij toen te hooren dat ze van Speeiihoff waren. De levendige herinnering hieraan is mij altijd bijgebleven als die aan een geheel onver wachte en daarom des te sterkere schoonheidsontroering. Daarom ook was de tentoonstelling: bij Mak mij zoo'n teleurstelling. Op enkele uitzonderingen na zijn de portretten die hier hangen geteekend naar bestaande foto's. Van de koppen van Burgemeester de VluKt.Wibaut> Kleerekooper, Trotski en Johan de Meester o.a. weet ik dit zeker omdat de foto's in quaestie mij bekend zijn. Er is nog een tweede portret-chargevan den burgemeester waarvan ik dit niet zeker weet maar die in ieder geval vél beter is en als een wezenlijk mooie teekening genoemd dient teworden. In den kop van Mr. Smeenge zit wel iets van zijn goedige jovialiteit, maar door de kleur kreeg hij te veel het type vaneen gezapigendrinkebrocr ! Wat al deze teekeningen wel toonen, dat is do technische vaardigheid van hun maker zoowel als groote bedrevenheid in liet styleercn. De lijn van alle is vast en zonder aarzeling. Den echten geest van Speenhoff vindt men in dt ? drie reclame-prenten voor Jamin twee juffrou wen en een ooievaar met wijd geopende monden, waarin een zoetigheidje zichtbaar is. Den lach» ontlokten zij door de bijschriften: Jamin slik in, Jamin, pik in ! Jamin, Kedin !" Ook in hun stijl zijn deze teekeningen veel karakteristieker voor den teekenaar Speenhoff, zooals wij dien kennen uit de prentjes in zijn bundels. Zij hebben dezelfde eigenaardige afge ronde vormen en dezelfde soepelheid van lijn, alsof ze met een penseel geteekend zijn. Hier is werkelijk een persoonlijk element aanwezig, in tegenstelling met het hiervoor genoemde werk. Nog meer komt dit uit in een prent als Opa kegelt" en in Dron ken boer", omdat de afmetingen kleiner zijn dan van de Jamin-ontwerpen. In deze beide prenten vindt men ook volkomen de mentaliteit van den dichter-zanger terug, het tragi-komische en het. licht-sentimenteele waardoor hij het Hollandsche hart zoo wist te pakken. VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR DE REDACTIE* IN TE ZENDEN AAN HET SECRETARIAAT VAN DE GROENE AMSTERDAMMER" KEIZERS GRACHT 333, AMSTERDAM.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl