De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 4 februari pagina 10

4 februari 1928 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 4 FEBRUARI 1928 No. 2644 Muziek in de hoofdstad door CONSTANT VAN WESSEM Bruno Walter ; Maria Ivogün BUNO WALTER dirigeerde de beide concerten tusschen Monteux's vertrek en Mengelberg's terugkomst in het Concertgebouw. Het werden twee concerten, waarvan vooral het laatste, dat van Zondagmiddag, onvergetelijk zal zijn. Het was een Weensch programma. Zulk een Weensch programma, gedirigeerd door Walter hadden wij twee jaar geleden ook. Maar dit stelde dit vrosgere nog in de schaduw. Het werd een mid dag, waarbij men als het ware in muziekgenot ver dronk", waarbij men deinde en dreef in zaligheden, in schoonheden, in de echte geluksroes der muziek. Het concert opende mst Mozart,de klassieke schoon heid, maar, mijn hem al, wat maakte Walter die allen levenden weelde igenmuziek-geest van Weenen, ook uit deze noten haalde, van deze g-moll-symphonie l Weg met klassieke, d.w.z. traditioneele opvatting en verstarde tempo-voorschriften. Het allegro molto van de eerste satz werd teedere, melancholieke, even terughoudende gevoeligheid, menschelijkontroerend, werk,van een solist op het orkest", ongetwijfeld, maa? van een, die zijn geest souverein over den stof weet te laten heerschen. Het andante zette deze begin-opvatting voort, om eerst in het menuetto de speelsche fierheid, met teedere, coquette bijgeluiden te laten opleven en in de finale een snelle heerlijk-vrije loop te nemen. Eenmenschelijke conceptie van dit werk, maar een nieuwe en ontroerende ! Bloeiend werd de muziek ook van de gezongen scène uit Idomeneo", gezongen door Maria Ivogün, intiem en in innige aansluiting op de viool door Louis Zirnmorman begeleid. Dan Schubert! Een andere Schubert dan van de Unvollendete" van Donderdag, de echte Schubert van het Biedermeier-Weenen, melancholiek en vol lied-melodie, vol gratie en glimlachende overgave aan den geest van zijn tijd. Bruno Walter dirigeerde de Rosamunde-muziek; ouverture, entre-acte en ballet. Zoo heeft deze muziek, die anders in de entreacte wel wat lang valt, nog nooit geboeid. Daarna Johann Strauss, de walsenkoning. De teedere, gedifferentieerde orkestklank hield op, maar de melodie spande zich tot hartstocht, gloed en geestdrift. Men zag het orkest letterlijk opveeren in dezen aanval op de Spielfreudigkeit" ! De violen begonnen te strijken, met warmen, feilen gloed barstte de zingende, verlangend-levende muziek los, de wals-roes van Weenen werd on middellij kheid en doortrok al het stoffelijke, dat zich op de cadans liet meeslepen. Danszalen gingen open, het feestgedruisch woei door de geopende deuren, men naderde het hart van Weenen zelf. Na Wiener Blut" een kunstwerk onder de aan voering van Walter's dirigeerstok, An der schonen blauen Donau", waarinMaria Ivogün een voudig on hartstochtelijk als een echte Wienerin haar weekverrukte stem liet klinken, een beetje coloratuurschablone-achtig hier en daar, meteen dolle virtuosi teit van koptoontjes in zangvogeltjes-imitatie. In den snellen en feestelijken tourbillon van Strauss' Fledermaus"-ouverture eindigde dit onvergetelijk concert. In de corridors liepen de menschen elkaar wat verdwaasd tegen het lijf; hun oogen en monden zeiden: dat was muziek l" Van Donderdagavond valt nog te memoreeren Walter's directie van Mahler's 1ste symphonie. Men had dit werk eenige jaren geleden reeds van Walter gehoord en kende diens opvatting er van, een opvatting, die zér wezenlijk verschilt van dien van Mengelberg. Afgescheiden van preferentie: deze opvatting van Walter lijkt mij geloofwaardiger volgens Mahler's geest. Stadsbestedelingen door P. DEN HOLLANDER Directeur der Inrichting v. Stadsbestedelingen DIT Greatest Artists MERK Finest Recording 18 EEN WAARBORG VOOR ONOVERTROFFËN REPRODUCTIE EN ONGEËVENAARDE AFWERKING. RV. DUTCH GRAMOPHONE COMPANY. AMSTERD. VEERKADE 22A DEN HAAO Int. Muziek tentoonstelling Genève 1927 Hoogste onderscheiding. T~\ E voorgeschiedenis van de Inrichting van Stadsbestedelingen is in 1916 door mijn voor ganger den heer W. F. van Voorst in De Groene Amsterdammer" verteld. In dat jaar werd n.l. herdacht, dat het 250 jaar geleden was, dat het Aalmoezeniersweeshuis (het tegenwoordige Paleis van Justitie) in gebruik werd genomen. Bij Casparis Commelin kan men lezen, dat tot gestichtsverpleging werd overgegaan, omdat de gezinsverpleging onoverkomelijke bezwaren bleek te bieden. In dit opstel hoop ik te vertellen, hoe na veel strijd de tegenwoordige wijze van kinderverzorging (n.l. in gezinnen na een zoo kort mogelijk verblijf in het gesticht) is gegroeid. Het Aalmoozeniersweeshuis was op 800 kinde ren berekend; het herbergde er in 1683 reeds 1300 en in het begin der 19de eeuw behoorden er omstreeks 4000 kinderen toe, die deels in het huis, deels bij minnemoeders in de stad verbleven. In 1811 werd de toestand onhoudbaar, doordat toen de voornaamste rechten en inkomsten van het Aalmoezeniersweeshuis ophielden. Op aandrang van De Celles is toen de uitbesteding ten platten lande begonnen. Langzamerhand werd de financiëele basis weer wat hersteld, toen het werk een zeer ernstige ombuiging kreeg door het bekende Kon. besluit van O November 1822, dat niet alleen bede laars en vrije kolonisten maar ook alle vondelingen, verlatenen en weezen voor de koloniën der Maat schappij van Weldadigheid opeischte. Bij Kon. besluit van 10 Juli 1824 werd het eerste nog ver scherpt, waardoor de regenten zich terugtrokken. De invalide verpleegden werden bij de gasthuisminnen uitbesteed en het groote gebouw kwam leeg te staan. Bij Kon. besluit van 19 Augustus 1827 werden ook die kinderen naar Veenhuizen verwezen. Nu namen ook de regentessen haar ontslag en hiel den Burgemeester en Wethouders de zaken gaande tot 31 Januari 1828. Die uitzending naar Veenhuizen had de sympa thie der burgerij niet. Telkens lezen wij dan ook van verzoeken van pleegmoeders en. werkgevers om kinderen bij zich te mogen houden, ten einde hun die opzending te besparen. En voor dien afkeer was waarlijk reden. Het blijft de onsterfelijke verdienste van Frans Beudeker, directeur van 1850?1896, op de mis standen in Veenhuizen te hebben gewezen, de nood lottige gevolgen van dat systeem te hebben aan getoond en na veel strijd een nieuwen vorm van kinderverzorging te hebben ingevoerd. Do kinderen worden in afwachting van hun uit zending voor kortoren of langeren tijd in gezinnen hier ter stedo geplaatst. Tor wille van de reinheid, de voeding en de opvoeding achtte Beudeker een doorgangshuis noodig. Hij kreeg dat in 1865, toen de vleugel in de Lange Leidschedwarsstraat gereed kwam. Door uitbreiding in 1901 en 1915 kreeg de Inrichting voor Stadsbestedelingen aan do Prinsen gracht hoek Leidschegracht te Amsterdam haar tegenwoordigen vorm. Het volk heeft getoond do zaak goed te vooion: tot op den huidigen dag hoort men even vaak spre ken over ,,de ,kinderen van Beudeker als van die der Inrichting voor Stadsbestedelingen". De Armenwet van 1912 bracht zoo goed als geen wijziging in de positie der Inrichting. Meer invloed hadden de Kinderwetten van 1901. Deze maakten door haar indiening oen in gang zijn den strijd over do vraag, of vrouwen in de commissie konden worden benoemd, overbodig. Hot eerste vrouwlijke lid, mejuffrouw G. M. li. Boot, nam in 1900 zitting. De vraag, of de Inrichting zou gaan funpeeren als rijkssubsidie genietende voogdij voreeniging, word in ontkennendeii zin beantwoord. Met mijn voorganger meen ik, dat dit mot het oog op de be langen, der kinderen oen goed besluit is. In n opzicht hebben de Kinderwetten groot ei1 invloed geoefend. De Inrichting neemt- steeds op alle kinderen, wier beide ouders tijdelijk of definitief niet voor hen Toegepaste kunst door OTTO VAN TUSSENBROEK Tentoonstelling Bij den Dom" te Utrecht. Lily Steiner uit Weenon laat aquarellen zien: voor een vrouw opmerkelijk forsch on flink on. vol enthousiasme gegeven; landschappon, zooge zichten en een enkele dierfiguur (zware Zeeuwschepaarden) vol spontaniteit en tcekendrift, maaiondanks al deze prijzenswaardige eigenschappen. wat onrustig en hier en daar zolfs wat rammelend gebleven. Men spreekt wel eens van Wiener Blut", wel dit zit in al wat men hier onder oogen krijgt ale resultaat van een verblijf in Holland. Er is een losse, vrije, vlotte behandeling der druipende waterverfkleuren, een met het penseel direct neer schrijven der teekeriing in kleur zonder vooraf gaand schetsen in potlood of houtskool, waardoor' alles levend blijft, maar wat do Franschen noemen l'abus de l'osquisse" is in al dit werk niet ver meden: het mocht mér geven dan bewegelijkheid van doen .... Van J. H. Pennings kan men gerust getuigen dat hij een tegenvoeter van de Wconsche artiste is. Waar deze laatste een en al overmoed toont, is; Ponnings een en al bedachtzaamheid. Beider werk verhoudt zich tot elkander als luidruchtigheid en stilte. In deze laatste is de Utrechtenaar haast al te broos, soms even fijn als zwak, waarbij de Weensche een ware wildebras wordt. Als Pennings (te sterk) aan Thijs Maris her innert, wordt hij zelfs zoetelijk en (voor onzen tijd zeer zeker!) al te romantisch, maar plotseling blijkt hij volkomen zichzelf gevonden te hebbon in een rag-teêr teekeningetje van een put, met een ronsel on een zwengel en het ziet er uit (zooals ook niet het sublieme vogelnestje het geval is) alsof hij bij het maken den adem heeft ingehouden om toch maar vooral iets van het groote wonder aan te raken dat om de dingen zweeft. 't Is vreemd, maar hier heeft men weer eons te doen mot iemand die naast veel dilettantistisch. plotseling iets mag maken dat den meester^vorraadt ! zorgen kunnen of willen. Als de onwillige ouderszijn opgespoord, maar teruggeven dor kinderen den ondergang zou beteekenen, geven, de Kinderwet tori nu de aarigeweaen heilzame oplossing. De l'abondance du coeur la bouche parle" kan binnon de grenzen van dit opstel niet bewaarheid worden. Ik bedoelde hier alleen iets uit hot verloden te vertellen. Omtrent het heden moot ik naar de jaarverslagen verwijzen ; over de toekomst kan wellicht gesproken worden als verschillende hangende kwesties t-ei tafel komen; du bespreking van wenschelijke wijzi gingen in do verhoudingen tusschen do gemeenten. tusschen deze en hot Rijk, van de behandeling van onechte en verlaten kinderen, in bijzondere gevallen van echte kinderen zou artikelen eisehen. Geconstateerd worde, dat- Amsterdam 1) in zijn kinderzorg een lichtend beeld gaf en geeft van on bekrompen menschenmin on goedbegrepen eigen belang. 1) J n 1926 werd de u'ijziyhiy in de omstandif/heden van voldoende beteekenis ijeitchi om ecu nieuiceti bestuursvorm te kiezen. De Inrichting voor Ntddxbestedelinf/f.n kim in onder liet rctMtstreekm-h bestuur run liunjemeester en ]\'ct/iouders, die liiji/etilaan ii'orden door een Commissie vitn Toezicht. Kunstzaal VAN LIER ROKIN 126 AMSTERDAM Tentoonstelling van Schilderijen en Teekeningen door CHARLES EYCK tot 11 Februari a.s.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl