De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 4 februari pagina 4

4 februari 1928 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 4 FEBRUARI 1928 No. 2644 Nieuwe Nederlemdsche boeken door Prof. Dr. J. PRINSEN J.Lzn Stichtelyck ende vermaJcelyck proces tusschen dry edellieden (1658) uitgeg. door Dr. Maurits Sabbe voor de Seven Sinjoren door De Sïkkel", Antwerpen 1026. Dirk Coster, Verzameld proza, 2de bundel, U.M. Van Loghum Slaterus, Arnhem 1927. De Nederlandsche Poëzie in honderd verzen, bijeengebracht en toegelicht door Dirk Coster, U.M. Van Loghum fllaterus, Arnhem, 1927. Als Ridder Constantijn van N. zijn testament gaat maken, staat hij voor het feit dat alle drie zijn aoons een notabel gebrek aankleeft; Philips is de dronkelap, Carel de hoereerder, Maximiliaen de speler. Hij bepaalt nu, dat de twee zoons waarvan blijken zal, dat ze de ergste gebreken hebben, hun aandeel zullen moeten afstaan aan den broeder wiens gebrek het onschuldigst blijkt. Vandaar na het overlijden van den snuggeren Constantijn een proces, waarbij ieder van de broeders gelegenheid krijgt om zijn gebrek als de onschuldigste lief hebberij te verdedigen. Dit verheerlijken van de wereldsche wellusten kon zijn gevaarlijken kant hebben, edoch het spreekt wel van zelf, dat iedere broeder na de lofrede op eigen zwakheid een feilen aanval doet op de gebreken van zijn beide broeders. Tegenover iedere pro staan dus twee contra's; j zoo wordt alles behoorlijk in het gelijk gebreid en zfln de goede zeden buiten ernstig gevaar. Dit Vlaamsche boekske uit het midden der 17de eeuw laat zich wel genoegelijk lezen. Zoo vindt Oarel, dat zijn zwak voor de meisjes een natuerlycke sake is, komende uyt natuerlycke liefde, ende niet vermenght met eenige ambitie, gierigheit, hiaet of nijdt; dat oock het gebruyck en de conver satie van' gherieffelycke ende accommodabile Vrouwen is een poinct van Policye, ten aen-sien dat d'eerbare gebouwde vrouwen daerdoor te minder tentatie lyden om haer eerbaerheyt te kort te geschieden". & "??-.-??»-.'tutfMfgr^ De drukker Jan Mommaert, een Brusselaar, is tevens de schrijver; hij gaat terug op een soort gelijke Latijnsche verhandeling van Philippus Bèroaldus van 1499, maar heeft er heel wat van zijn eigen makelij aan toegevoegd. Behalve als vermakelijke lectuur kan dit boekje thans zijn nut hebben als bron voor den philoloog. Het is lang niet onmogelijk, dat sommige raadselen uit onze 17de eeuwsche schrijvers uit materiaal, hier aanwezig, kunnen verklaard worden. Zoo vindt men hier o.a. vele namen van wijn- en biersoorten, namen van, en eigenaardigheden bij vele spelen met de kaart en met dobbelsteenen. Zeer sprekend ?wordt o.a. de uitdrukking het haar van den hond ergens op leggen" toegepast. De Sikkel kondigt aan een volledige kritische uitgave der werken van den zoo kunstrijken FranschenVlaming Michiel deSwaen,waaraan o.a. ook zal ? meewerken de Belgische Minister van Kunsten en Wetenschappen O. Huysmans, die in de De Swaenstudie zijn sporen reeds heeft verdiend. Inderdaad eéu verblijdend bericht. * * * Het wordt wel eens tijd, dat de beteekenis van Dirk Coster voor onze moderne kritiek uitvoerig wordt beredeneerd en vastgesteld; hij blij kt steeds meer een der leidende geesten van thans. Welk een verschil met dien anderen groote uit een veel vroegere periode; bij Huet een geestig intellectueel spel, een ten toon spreiden van eigen geest ten koste van anderen vaak, al hadden die anderen het dan ook meestal dubbel en dwars verdiend. Hier een zuiver zien in schoonheid en menschelijkheid met een grondige, schoone kennis tot stevigen ondergrond. Welk een verschil ook met Kloos. MODERNE KLOKKEN In speciale uitvoering A* D. SPILLNER Vijzelstraat 83 AMSTERDAM Maar er is hier geen ruimte om daarop in te gaan. Als bewijs van mijn groote belangstelling vestig ik enkel even de aandacht op het laatste opstel in dezen bundel, dat zoo voortreffelijk den geest der huidige generatie aangeeft. Coster wijst op een strooming, waarbij strijd of vrede, doel en richting den kunstenaar onver schillig is. Men tracht alleen het leven als oer-gloed en blindheid te ondergaan. Wat de dichter-derovergave van de menschheid te eischen schijnt, dat is de overgave aan, de erkenning van het horizontale rhytbme des levens, het horizontale overzwaaien als 't ware van goed naar kwaad, vrede en strijd, beide op hetzelfde plan levend en wer kend, beide eeuwige momenten van het rhythme der natuur". Coster ziet de stemmingen der Roman tiek van 1830 terugkeeren in naar de tijdsomstan digheden gewijzigde vormen, een Romantiek die zakelijk werd in een zakelijke eeuw, maar die eender bleef in wezen: een methode van zelf ont vluchting, die in de 19de eeuw zich tot waarlijk duizelingwekkende techniek verfijnde. De vlucht in de brute levenskramp, om niet meer te voelen, om niet meer te denken, om niet meer de last van zich zelf en de wereld te dragen, om niet meer verantwoordelijk te zijn". Hoor, hoe de moderne Pransche dichter De Montherlant het bekent: Alles wat bereikt wordt, is verwoest. Ik ga grijpend en tastend om, als in een blindemanspel, en alles wat ik vang in mijn armen is tegelijkertijd reeds buiten spel... ledere verhuizing" is voor mij een vlucht, een reeks van vluchten. Als in brand geslagen steden, ontvlucht ik de een na de ander alle plaatsen, waar ik nog niet genoeg gelukkig ben geweest. Ga, ga" zegt de begeerte, gelijk de dood, en steeds lost de zang van het afscheid alles op.... en niets." En inderdaad het geluk is geen eigenschap der dingen, evenmin als de schoonheid. De schoonheid zit niet inde boomen en luchten, in het varkenskot en in de f orsche berglijn, maar in de ziel die de dingen ziet en er door ontroerd wordt, zich zelf daardoor voedt en in vreugdig leven houdt. Coster adviseert De Montherlant de ziel haar kans te laten, haar gelegenheid te geven om dingen en menschen te doordringen, te begrijpen, ze in haar lichtend fluïdum te verdrinken. Ten opzichte der dingen heet het: aandacht. Ten opzichte der menschen heet het: liefde". Natuurlijk, dat is de weg, maar het is niet veel anders dan te zeggen tegen den zieke: ge moet gezond zijn, zondermeer. De man heeft nu eenmaal zijn gezonde beenen niet ter beschikking om dien weg in blij vertrouwen op te gaan. Of is het alles pose ? Zooals ook de Romantiek van voor honderd jaar pose was, maar dan toch een mooiere. Pose, die te zijner tijd wel weer ineenstort. Want waarom schrijven deze heeren dan? Toch zeker om zich als interessante wezens bewonderd te zien door men schen die wel ontvankelijk zijn. Ik kan mij niet voorstellen, dat zoo'n echte zieke ook maar n regel neerschrijft. In zijn opstel over Beginsel van litteratuur onderwijs doet Coster een aanval op de door traditie geheiligde bloemlezing van De Groot, Leopold en Rijkens. En inderdaad, na een halve eeuw prachtig voldaan te hebben, is ze misschien thans wel wat aan het verouderen. Men zou kunnen zeggen, beweert Coster: er zijn in onze litteratuur een aantal verzen, die door hun aard, door hun eeuwige, menschelijke directheid den mensch van nu, van morgen, den mensch van altijd zullen blijven ontroeren en treffen, buiten alle voorbereiding om, en deze verzen zijn als het ware de poorten, waardoor men met den leerling onmiddellijk tot in de kern der litteratuur kan treden". Accoord. En Coster heeft intusschen die verzen bij elkaar gebracht in een boek dat zeer zeker een schrijn met een kostelijken schat is geworden; maar voor algemeen gebruik sta ik toch liever met den ouden Leopold in de school dan met deze honderd verzen. Er is bij het litteratuuronderwijs nog heel wat anders te doen, dan een voortdurend opzwiepen tot ochoonheidsextase, en ik heb daarbij heel wat dingen noodig waarin lang geen opperste schoon heid is bereikt, ja, ik heb soms het leelijke noodig, het wansmakelijke, het gemaniëreerde. Mode en ontaarding zijn onmisbaar om het goede en ware in zijn vollen aard te doen kennen en ze zijn een spiegel van het karakter en de ontwikkeling van een volk. Trouwens, heeft Coster zijn honderd verzen wel voor de school bestemd? Do inleiding van 100 pagina's doet het mij betwijfelen. Dat is een voor treffelijk essai, dat ik zeer heb genoten, dat getuigt van rijpe kennis en nieuwe inzichten opent. Maar N. V.: J. S. MEUWSEN, Hofl. A'dam-R'dam-den Haag DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND» men moet eerst heel het rijk onzer kunst in allerle richtingen doorkruist hebben om aangegrepen te worden door de echtheid en zuiverheid van dit opstel. Wat kan men er in de school mee beginnen?' Moeten de leerlingen dat opstel op hun eigen houtje gaan lezen? Moet de leeraar het met hen lezen en het verklaren en toelichten? Maar dat doet geen. leeraar, die iets te beteekenen heeft; hij zal uit gaande van de litteraire stof, zelf onder de be handelingmet zijnleerlingenhet inzicht doen groeien. Hij moge het minder goed doen dan Coster, het zal echter enlevender, ook eenvoudiger zijn. Welkedocent die zich respecteert, wil een ander naast zich hebben in het boekje ! Voor goed taal- en litteratuuronder wijs zijn eigenlijk enkel maar teksten noodig. Deleeraar die meer noodig heeft, nog een anderen leeraar in het schoolboek, kan wel naar huis toe gaan. Wil men een boekje om den leerlingen een algemeen overzicht te geven en het geheugen te hulp te komen, dan zoo klein, zoo kort, zoo zakelijk, zoodor en droog mogelijk. De docent moet de levendeziel zijn, moet zoodanig onderwijs geven, dat diedorheid en zakelijkheid als levende poëzie er& waarheid tot de leerlingen spreekt. Eén zin trof me pijnlijk en ontstellend in Oosters Inleiding; hij spreekt er over, hoe aan het eind der middeleeuwen in de Hollandsche litteratuur degeestelijke glimlach, het onaardsche licht om menschenlippen kon uitdooven tot de doffe levenslach, dof-vleeschelijk en vlak, van de Romanistische kunst." Hoe nu, de geestelijke glimlach, het onaardsche licht zouden vreemd zijn aan de Romaansche wereld ? Deze zou slechts den doffen levenslach en hetdof-vleeschelijke en vlakke kennen ? Zijn onze middeleeuwen niet in hoofdzaak Romaansch van geest? Is niet steeds de bruteGermaansche kracht geadeld door de Romaanschcziel? Ik kan hier niet verder op ingaan. Kolom na, kolom zou kunnen volgen. Eén vraag slechts bij dien Romaanschen doffen levenslach: En deGothiek dan? en Dante? J. PRINSEN J.Lz. Tentoonstellingen Kunsttaal van Lier, Amsterdam. Schilderijen' enteekeningendoor Charles Eyck. Tot 11 Februari. Intern. Antiquariaat Menno Hertzberger. Hand schriften, wiegedrukken enz. Tot 12 Februari, Buffa & Zonen, Amsterdam. Schilderijen door W. de Terlikowski. Tot 15 Februari. Kunsthandel Boskamp en Zoon, OverveenSchilderijen van Belgische schilders. Tot 15 Febr. Galerij van Moderne Kunst, W. N. Hofstee Deelman, Amsterdam. Schilderijen van Toon Kelder. Tot 18 Februari. Amsterdamsche Ateliers voor Binnenhuiskunst, Amsterdam. Schilderijen van Leonid en Rimma-, Brailowsky. Tot l Maart. Kunstzaal Willem Brok, Hilversum. Schilderijen. teekeningen en lithos van M. Adamse. Tot l Maart. Stedelijk Museum, Amsterdam. Architectuur schilderkunst en beeldhouwkunst. ZONDER EENIGE VERPLICHTING KUNT U DOOR ONS EEN BEGROOTING LATEN MAKEN, DIE EVEN BETROUWBAAR IS ALS HtT FABRIKAAT XHDER g ZOMEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl