De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 11 februari pagina 4

11 februari 1928 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 11 FEBRUARI 1928 No. 2645 Schilderkunst door A. PLASSCHAERT Bij den zestigsten verjaardag van W. A. van Konijnenburg (11 Febr. 192S) Wanneer wij ons nu zetten tot het schrijven van het feestartikel voor den zestigjarigen Willem van Konijnenburg, en aesthetische en mensehelijke op merkingen zullen moeten zetten naast malkaar, zooals dat ook gebeurt in een ruiker, hebben wij maar n vrees, dat de jarige het aantal .bloemen, dat wij hem bieden, nooit genoeg zal vinden, want groot is zijn begeerigheid naar het lovend woord, en geen kransen lijken hem genoeg het eigen hoofd te smukken. Maar gij begrijpt dat wij alles zullen doen, wat wij doen moeten, en de kleuren zullen mengen naar d'ons eigen trant. Onmiddellijk zie ik dat het woord kleuren" een gevaarlijk begin is, want kleur" verdraagt de zestigjarige slecht; het is iets, dat zijn natuur oneigen blijkt; kleur ver teert hij niet; wel schakeeringen van n kleur waardeert hij, en van den welgebootsten, welgemodelleerden vorm geniet hij. Van Konijnenburg houdt van het arohitektonische; hij schept dat niet als Toorop op zijn achtergronden; hij berekent het, erkent het, en plaatst het overal. Hij is een wiskun dige, die het leven in wiskunde en naar wiskunde verklaart, en het was n mijner genoegens zulke van leven bevangen wiskunde te genieten in sommige der achtergronden of in zijn figuren; niet het minst was dat het geval bij d' Overgave (niet die van Hopman), waar de Man, sta mij toe het zoo uit te drukken, als een wachtende zuil is, en waar de vrouw zich naar keert, met die ge voelens, die wij bundelen in dat woord Overgave". Wanneer wij de Overgave van Willem van Ko nijnenburg wel begrijpen, zijn wij in staat een der hoogtepunten, een der toppen (niet n der af gronden) van zijn kunst te ervaren. Wij begrijpen dan, dat wij bij hem geen der afgronden zullen vinden, d'e naar der aarde centrum ons voeren, maar dat wij het bij hem zullen moeten zoeken er in de hoogte. Daar is het voor van Konijnenburg werkelijk, en wezentlijk; het liefste is hem het hoogste punt! Ge kunt daaraan nooit twijfelen, als ge hem kent zooals ik; het liefst zat hij schrijlings op den top der menschelijkheid. In ieder opzicht. Als auteur, als dandy, als kunstenaar. Wij weten niet, of zóó hooggezeten hem geen vrees zou bevangen, want hij zat daar nooit waarheen zijn wenschen reiken; misschien is het juister geformuleerd: hij zit daar niet meer, zelfs niet voor zijn bewonderaars, die geknield, hem niet toespreken, en gebukt, op hem wachten. Hij zit daar niet als auteur; bij Zeus, het Hollandsch van Willem van Konijnenburg ver werd tot iets anders; het is zoozeer persoonlijk, dat ge het van Konijnenburgsch moet heeten; het is een taal voor ingewijden, die de woordenboeken en gidsen bezitten, die Willem van Konijnenburg zelf bezit. Als dandy is hij beter aan te zien. Het is een genoegen dezen gepokten en gemazelden" Hagenaar door de Haagsche straten (zijn eigen dom!) te zien gaan, en dezen inderdaad j eugdigaandoenden zestigjarige zijn zwier in de ronde to zien dragen, en gaarne door anderen zich wenschend opgemerkt, zijn opmerkelijke persoonlijkheid te zien vertoonen. Het is een der genoegens, dat zeld zamer werd naarmate zijn roem wies, en de taxi's toenamen in aantal. Er is echter n kans ons gebleven hem in zijn statige praecisiteit, ik schreef bijna praecieusheid, tot verzadigens toe te kunnen waardeeren; in the house of Lords" vindt gij den dansminnaar, zooveel keer gij maar wilt, en ge ziet daar, om in zijn hermetischen stijl te schrijven, dat de moderne rhythmen der voetbe wegingen hem niet oneigen zijn gebleven, en dat step en tango, hoe verborgen zij anderen ook zijn, bij hem ontbloeien in een deftige langzaamheid, die hun het snelle, ons tijdsgewricht eigen, ontneemt, en ze zoo, ze dwingende, voert in het rijk vanden kunstenaar, waar deze is van nature souverein". Van Konijnenburg was vroeg beroemd als een langzaam wals3r oftewel valseur; hij wist toen reeds, hoe prophetisch! dat n der ware euvelen van onzen tijd het gezwinde zou wezen. Gij ze'gt wellicht, lezer, van dezen feestgroet, dat ik u den schilder nog niet voor oogen bracht, en dat daar zijn faam toch van meer belang voor u is. dan die als auteur of als danser. Gij kunt niet twijfelen, dat ik het met deze, uwe gewaande objectie eens ben; ge weet te wel, dat ik mij om den schilder en den schrijver meer bekommer, zelfs meer dan gij dat misschien zelven doet. Maar ik ben gewend met het eenvoudige te beginnen zooals van Ko nijnenburg, die een docentennatuur met het reeds geprezene vereenigt, om naar het nioeielijker zachtkens aan te geleiden. F.n, ik beken, ik zag geen redeii om mij zelven te veranderen; zelfs brieven zouden mij dat niet kunnen aandoen ! Wij moeten dan beginnen met te zeggen en dat is de grootste krans, dien wij kunnen reiken, dat wij Willem van Konijnenburg, al is hij geen colorist (maar wij erkennen gemakkelijker dan hij realisme en het romantische) een kunstenaar vinden, al is hij, ten tweede, niet de grootste schilder van allo perioden tesaam voor ons. Wij begroeten hem als kunstenaar, al is onze wijze van groeten eenvoudiger en normaler dan de zijne. Wij begroeten hem zoo, al behoorden wij nooit tot hen, die sprakeloos neer zitten bij zijn moeielijke coloratie en keelklank. Wij vinden hem een schilder, en n van de orde dei' modelleurs". Wij 'bedoelen daarmee, dat het modélézijn expressie is, dat het modélézijn be kentenis is; in verschillend licht en in verschillen den stand vooral die der mensehelijke figuur; zooals de oogen- verrukkende kleur dat is van andere schilders. Wij moeten, om geen papieren bloem te steken tusschen de levende bloemen, ons herinneren dat zoo goed als altijd, zoodra Willem van Konijnen burg tot zijn persoonlijkheid kwam (en dat was na veel invloeden) wij zelf s met een groot" portret als dat van Boutens moeite hadden met de coloratie, voor wij de psychische analyse van zulk portret gingen waardeeren. Want wij waardeeren dit portret ; meer dan dat van Boutens' vriend, van Herzeele, waar een verkeerd begrip van aristokratie Van Konijnenburg zijn parten speelde. Dat is echter te begrijpen. Van Konijnenburg's kunst door haar wiskundigen inslag, die, als hij tot zuiver werken niet geschikt is, wel eens tot uitslag wordt, voert hem vanzelf er toe, om in een der belichamingen van Konijnenburg's voorkeur, den aristokraat , den afgemetene te zien; iemand die steeds naar maat en op maat leeft, in plaats van bij zulk on een gratie t o scheppen, die vrij maakt, ciisoms luchtig, wat bij de deftigen" zwaar on afgemeten bleef. Het spreekt van zelve telkens, dat bij den individualist, die van. Konijnenburg met vele overwegingen zelfs in '/ijn kleedij is, do geprononcecrden, do individuen, do Koningen zou hij zoggen (zonder daarom onmiddolijk aan b. v. don vroegeren Koning van l 'ruisen to denken) do voorkeur van zijn kunst genieten, en dat hij wel en wis onderscheid maakt tusschen. de. traditioneolo leiders, do vorsten etc. en de geeste lijke, eveneens aristokratische leiders, de kunste naars, on wat daarnaast leeft, en geleid moet worden. Do schilder Willem van Konijnenburg eert de orde (ik meen niet de ridderorde) en is een mensch mot zin voor hiërarchie; de -Bouwmeester is zijn picturaal geworden symbool daarvan. Ik ben. niet overtuigd, dat hot woord hiërarchie; hem klaar is, maar ik vermoed toch van. wel. want hij is n dor velen die, wanneer zij zich afge zonderd hebben, zich ..priesters der kunst" niet ten onrechte wanen, en noemen. Die eerbied voor de hiërarchie (maatschappelijk maar ook geestelijk !) is een vastheidgevende eigenschap; zij is als een moerpaal, een stugge Ducdalf. De kunst- van Willem van Konijnenburg bestaat uit en door orde ; zij is vol van hiërarchie. De menseh heerscht over de natuur; de Ploeger, de Kgger, de Voorman, de Herder, do Bouwmeester zijn daarvan de getui genis afleggende figuren. Zij zijn met de onder geschikten, met hun ondergeschikten verbonden zooals de voet van den berg met den top van den berg is verbonden, maar zij zijn: do voet in de aarde, on de anderen zijn: de top in de lucht, de spring plank, die top, naar hot oneindige en vrije. Kn anders gesymboliseerd, als mensehelijke geest, springen zij van dien top weg, het eeuwige en oneindige; tegemoet (zie de;n Koritaur). De berg blijft daar te>e:h ejok nog aarelo: wat juist is! De zwierige vaart be;gint elaarbove-n. De ge-vaarli.jko vaart: te dicht gestege;n bij het vuur, eleinst tuimelenel als Pha<;ton, ele geest neerwaarts, (ie be speurt: het is e;e-n kunst vol symbolen, en niet allewaren die vroeger onbeïkond. Kn omdat elev.e kunst vol symbolen is. noemt Van Konijnenburg zich ele kunstenaar van elo lelee. we>lke- benaming, ge- weet hot, ia ] Iemand ee'ii ze;ldzaamhoiel is. e>u iets auteididaktisch heeft, en e.>e>k ie-ts. dat Duilschers meer IMPORTEUR AJSTIKKELJR ALKMAAB aandoet elan het ons elejet (de Idee; toch kan ontaarden tot het verhaal, wanneer zij niet zwe-11 van innerlijk leven). * * * Van Konijnenburg is dus de; bouwer van e-e-u schilderij, bij voorkeur be-staand door figuren en uit figuren, en die een gedachte te>t schilderkunst brongen. Hij was dat ejp een manier vol .warmte in vroeger jaren; hij is dat met kilte meestal in den laatsten tijd. Dat is niet zonder reden. Zijn cerebrale zinnelijkheid verliest haar sph eer-scheppen de kracht (dat verliest zij, normaal, altijd wanneer wij tot do zeventig naderen); het romantische, dat is het Al, doordrongen dejor n leven, zij 't met verschil lende intensiteit in de verschillende doelen, wordt in de voorstelling niet meer gevonden; 't werk is. niet meer door dat loven bezield en bewogen en gebonden; de Aanblazing, te Parijs vertoond, wasdaarvan een zeker voorbeeld. Het romantische was wel te vinden in de steedg. te prijzen Overgave (de man en de vrouw als twee statuën, vereenigd en vcrteedord door een lichtvlaag) evenals de redeloosheid der Natuur, gezien tegenover de rede der menschen, zijn grootsten. uitdruk vond in de Vechtende dieren, in de Mon sters, die uit enklen redoloozon vechtlust zich zeil trachten te vernielen, in plaats van. de>or wederzijdsch ontzien en weerkeerigen steun, scheppend te>werken. De Natuur en de; Mensch zijn voor Ke>nijnonburg groote tegenstellingen e-n al erkent hij de spontane mathesis, die toch niet ontstaat zoridci een bepaalde natuurlijkheid, hij lust" e;igentlijk ele natuur niet (als wezen oe>k begrepen!) Ze:ke>i doe;d hij dat vroeger niet. Maar er zijn ke;nteringeri,. zelfs in zulke kunst als de zijne, die graag' een vast kanton bewe>e>nelo. De me-nsch, ele he-erseher, is thans gewor<l<;n tot n eloe>r groot o, ge;heime; ki'iwht beheerschte.; een ')>!iilofi(>jiiiiN<-/i-reli(/ieiiK inzicht bij hem, ze>oals dat uit elo hiërarchie' als ruligie-uze ordemnaiitie exik kern ontstaan. Maai- Van Kemijnonburg is ze-stig: wij wel ei, wat wij aan he'iii hadden, en wij we-te'ii ge-wis w.'it wij aan. lu;m hebbe-n. ze-ll's al ve-.rstak hij zich e-n verste;' kt hij senmnige- eige;iisc:hjippon neig, elie alle'on ve>or zijn volgelingen emeluiele-lijk blijven. Hij is /.eist ig; liet is deelagdeT festoenen, en e lei- kranse-n: van ele toosprake'n, e-n van ele mneielijke neeleTighe;iel. Het is de> dag der erkenning eloe>r hen. elie tr laat zijn met die erke-nning. en elie v.ie:li gaarne1 e>penba]'en in woe>rde-n zemele'i' op(;nbaring. Wij zulle;ii eins daarbij niet aansluite-n. Onze; krans i> c;e-n van eigen vóe'ir e-n te-gen, ele- an.de; re kranse-n zijn ge-haalel bij ele;n bleje-mist. Wij zijn gcde-elte-lijk rüe't zonde.-r ironie: ele; anelen-n. zijn in ele eml>e>Tve!ene-erde Cuifstc-mmiiig". Kr is daar e;e-ri geu-elighe-id zondei basis, zemeler mathesis; elk obje'ct was daaraan. wanneer h<;t do zestig jaar be;re>.ikte;, even die-rbaar. Wij zijn kie'skeuiïge:r, e-n e>m ele; sche>e>iiheiel me-e-i be-ele-e-sel. Wij zejuden zelfs kie;ske-urigt;r we-zcn te'genover he-n elie- eins zeiuele'ii prijze-n, maa>r Van Konijnenburg is ze;stig jaar; zijn ee-rzucht. /.ijii ze-lfbe;wust he'iel me>e-t te>e'h ele>e>r a] eiie- e-1'keim.ingen worelen ge-stre-e-lel (ze>o ke-nnen wij he-m) laten wij elaai'eim ze-ggen, op langzamon maatgang e-n <>]> langzaam maatge-zaiig dat wij in lu-in den jriakei erkentU'ii van elo elemr eins geiien-mele- we;rkcn, e;ii daarbij van ele elansors. van ele Anatomischeti'e;ke;ninge;n, van ele; Herte-ii den sehilele;r, van n Berglandschap ele-n veille'digvn voltooie-r. MIJNHARDT's Hoofdpijn-Tabletten 60ct Laxeer-Tabletten.. 60ct Zenuw-Tabletten .75ct Staal-Tabletten..90ct Maag-Tabletten 75ct Bij Apoth. en Drogisten

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl