Historisch Archief 1877-1940
6
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 11 FEBRUARI 1928
No. 2645
Onze schrijfsters1)
door W. MARKUS POELS
"tUI EN is het er nu wel over eens,
geloof ik, dat bij lederen kun
stenaar, maar vooral bij den schrijver,
aiet zijn te scheiden de mensch en de
artist. De schrijver mag dan door zijn
verbeelding van allerlei kunnen schep
pen: levende wezens en doode dingen
en steden en landschappen en wat niet
al, toch zal hij steeds verbeelden met
zijn eigen geest en met zijn eigen
gevoel en elke verbeelding zal den
stempel dragen van de persoonlijkheid,
die hij is.
En is hij ook niet juist door zijn
geheele persoonlijkheid belangrijk voor
ons? Of wij willen of niet, demenschen,
die wij zijn worden toch altijd weer
aangetrokken of afgestooten door den
mensch, di« in elk kunstwerk ver
borgen is. Maar niet altijd is het
gemakkelijk dien mensch te vinden.
Aandacht, technische kennis en ge
duldige nasporingen zijn er noodig om
eenigszins het eigen wezen van den
schrijver te naderen, vooral als hij
een niet-lyricus, als hij een roman- of
tooneelschrijver is. Houden wij daar
om misschien zooveel van herinnerin
gen, dagboeken, brieven omdat deze
?ons, zonder dat het ons veel inspan
ning kost, dadelijk tot het wezen zelf
Van den kunstenaar brengen? Omdat
wij hem daarin voor ons zien nog wel
niet absoluut oprecht, maar toch
minder litterair verfraaid, minder
getransformeerd door zijn verbeelding,
dan in zijn andere werk?
Deze jeugdherinneringen zullen dan
ook gaarne gelezen worden: hier
spreken over zichzelf de vrouwen, die
?voor onze goede romanschrijfsters
gelden en die men, daar men haar
boeken waardeert, ook wel eens van
wat dichterbij wil leeren kennen.
Wat ons treft bij deze schrijfsters is
niet zoozeer het uitgesproken wel
behagen waarmede zij bijna alle liet
kind bekijken, dat zij zijn geweest;
ook niet het feit, dat vele van haar het
oude liedje zingen, dat al sinds eeuwen
en eeuwen gezongen wordt en waar
mee de elfde-eeuwsche JJYansche dich
ter zijn Chanson de Saint-Alexis begon:
Bons fut li siecles al tems ancienour,
maar wat ons treft bij de meeste is het
groote welbehagen, dat zij steeds
hebben in hun eigen persoonlijkheid:
hun zelftevredenheid, die veelal
zelftoewondering wordt. Hebben zij die
gekregen door het knusse, vrij gladde,
vrij effen leven in dikwijls kleine
steden van een klein land en door de
?gemakkelijke bekendheid, die men er
verwerft? Of hebben wij hier te doen
met de vooral-vrouwelijke eigenschap:
hét- zich snel verhoovaardigen op
intellectueele superioriteit? Misschien
n met het een n met het ander.
'MEUBELEN*
EN BETIMMERINGEN
IN DIVERSE
HOUTSOORTEN ONDER
VOORTDURENDE GARANTIE
ONTWERPe* BEGROOTING
ZONDER VERPLICHTING
A TOT KOOPEN
De minst bekende van deze schrijf
sters zijn de eenvoudigsten: Elisabeth
Zernike, Albertine Draayer-De HPIS,
Marie Schmitz. Zij komen er eerlijk
voor uit, dat zij zichzelf niet zoo erg
gewichtig vinden, zij nemen geen
houding aan. En dan is van alle
Elisabeth Zernike de nederigste, de
minst egocentrische en misschien de
oprechtste. Hier is geen schijn van
pose als zij ons in haar wat drogen, wat
korreligen, weinig sierlijken stijl ver
telt hoe zij een onopgemerkt, voor
onbelangrijk gehouden kiein meisje is
geweest.?Beppie is ons domme eendje"
zei haar vader aan tafel. Zij neemt het
hem niet kwalijk, zij zegt er niet bij,
dat haar vader zich vergiste. En hoe
zonder pretentie vertelt zij het
gevalletje van dien jongen, die haar
aanzoek" weigerde. Meende Flaubert
niet, dat ieder, die eenvoudig en oprecht
zijn leven zou vertellen een uitmun
tend werk zou schrijven? Tot het
maken van zulk een zeer goed werk
is Elisabeth Zernike zeker in staat.
Bij haar zijn wij wel ver af van de
schrijfsters, met wier herinneringen de
bundel opent, van Jo van
AmmersKüller en van Ina Boudier-Bakker,
die beide een veel hoogeren dunk van
zichzelf hebben. Uit de bladzijden van
Jo van Ammers-Küller vooral klinken
op: koele zekerheid en waardeering van
eigen intellect.
Veel aardiger dan Jo van
AmmcrsKüller, die altijd strak blijft, zijn
Carry van Bruggen en Top Naeff, die
telkens even een loopje met zichzelf
nemen en veel aardiger is Annie
Salomons, die weliswaar haar eigen
persoonlijkheid ook erg au scrieux
neemt, maar die dat doet zoo teeder
en lief, dat wij er zelf door vertecderd
worden. Zij zegt het niet hard en
direct, dat zij zich van haar groote
waarde bewust is. Zij duidt het, wat
veel minder hinderlijk is, slechts
even aan door een paar woorden, die
anderen zeggen Hoe meedoogenloos
hebt u het menschelijk hart door
grond" of ,,U, die de wereld kent."
Bij Annie Salomons is veel meer
diep gevoel dan bij Jo van
AmmersKüller, veel meer goedheid ook: de
behoefte om Hef en zacht voor haar
naasten te zijn. Maar de vriendelijke
genegenheid, die zij voor de menschen
heeft, heeft zij ook, in zeer hooge
mate, voor zichzelf. Zij vertroetelt
zichzelf een beetje, zij bekijkt zichzelf
met een zacht welgevallen, zooals zij
het een precieus bibelot zou doen en
zij heeft gaarne, dat anderen haar
eveneens met dit zachte welgevallen
bekijken. Deze behoefte aan
teederheid misleidt haar wel eens: daardoor
denkt zij, als zij schrijft, dikwijls te
veel aan haar publiek, daardoor
hunkert zij te veel naar zijn bijval.
Dat is jammer. Zij heeft zulk gespeel
met haar lezers niet noodig.
Een geheel ander soort mentaliteit
vinden wij bij Carry van Bruggen. Zij
is robuster, gezonder. Zij heeft ironie:
wij arme menschen moeten in dit snel
vliedende leven maar een beetje
spotten met onze eigen teerhartigheid.
Zij heeft met haar schranderen geest
zich te zeer verdiept in velerlei
philosophie om steeds vooral zichzelf
met bewondering te omringen. Zij
heeft meer dan de meeste dezer dames
van het leven der kleine luiden gezien
en zij is daardoor meer mensch ge
worden dan veel van die andere. Echt
is haar genegenheid voor do nederigon.
Ik geloof bijvoorbeeld niet zoo heel
veel van de vriendschap van Jo van
Ammers-Küller voor die oude burger
juffertjes in Delft en Annie Salomons
coquetteert maar een beetje met die
dienstbode met het vunze luchtje, die
zij na haar communie een zoen geeft:
een zoen-offer in dubbelen zin".
Maar bij Carry van Bruggen is ware
waardeeering en waar medegevoel.
Echt is ook haar liefde voor oude
dingen en oude gebruiken.
Van al deze vrouwen heeft zij
waarschijnlijk het scherpste verstand.
Zij heeft veel meer geestelijks in zich
opgenomen dan die andere en het
is niet gebleven bij opnemen alleen.
Zij doet mij wel eens denken aan
Taine, die ook a tort et a travers
het heele wisselende en levende leven
wilde opsluiten in een systeem. Carry
van Bruggen generaliseert ri in het
groot n in het klein; ook in deze
jeugdherinnering staat een zoo snelle
veralgemeeriing: over de waardeering
van den professor, van den leeraar,
van den onderwijzer.
Maar het feit, dat men de denk
wijze van deze vrouw kan vergelijken
met die van een Taine is, geloof ik,
een niet kleine lof.
Minder breed ontwikkeld dan Carry
van Bruggen, eenigszins aan haar
verwant door de ironie, die zij heeft,
maar de meerdere van alle in het
aanvoelen van zeer subtiele scha
keeringen is Top Naeff. Hier is fijnheid,
innigheid, een ingehouden teederheid,
een gevoeligheid, die zich nooit op
dringt. Hier is niet, als bij Jo van
Ammers-Küller, de trots over eigen
intellect, hier is niet, als bij Annie
Salomons, de zoete koestering van
zichzelf. Hier is de ietwat spottende en
weemoedige glimlach om de menschen
en hun gewichtig-doen en de glimlach
om eigen vreugde en om eigen leed.
Is zij niet do meest wijze van al deze
vrouwen, degene, die het meest het
relatieve van de dingen dezer wereld
heeft gezien?
Toen ik die aandoenlijke herinnering
aan haar grootvader las, moest ik er
telkens aan denken, dat hier dezelfde
schrijfster vertelde, die Letje schreef,
dat boek, dat gevoelige zielen koud",
dat ethische dames niet verheffend",
dat vele jonge on oude idealisten
zuur" en bitter" vinden en waarvan
de heer Nijhoff in De (iids de
ingobeten wrangheid" laakte. Wat lezen
wij toch slecht, wat raden wij moeilijk
den verborgen zin van wat wij lezen
en hoe weinig weten wij raad met
ironie ! Niet velen ou/.or hebbon
begrepen de toch wel innige sympathie
van de schrijfster voor hot jonge Lotje
en het medelijden met hot kleine, ver
starde leven als Lotje oon mevrouw is
geworden, even cliché-achtig als haar
moeder er een was. Is hier niet het
stille verdriet van eene, die een beetje
eenzaam, als eenig kind is opgegroeid,
een eenig kind is anders dan ieder
ander kind", en die de bekrompenheid
van het kleine-stadsleven maar al te
goed kent?
En als ik nu moest zeggen welke van
de vrouwen, die schreven in dezen
bundel, ik de belangrijkste menschen
vind, dan zou ik verkiezen Carry van
Bruggen, om haar klaar verstand, haar
geest, haar ironie en haar medegevoel,
Elisabeth Zernike, om haar afkeer van
'/.elfverheffing en om haar bescheiden
waarheidsliefde, maar mijn warmste
sympathie zou misschien toch wel
uitgaan naar Top 'Naef£,omhaar zuiver
begrip, haar gevolleerde teederheid,
om haar nooit sentlmenteele, nooit
uitbundige, onder oen glimlach ver
borgen uitingen van fraai genuan
ceerd innerlijk loven.
1) Onze Mei (Holland ia-Drukker ij
te Baarn, 1927)
VRAAGT
VAN
BIJSTEIÏELI'S
ADVOCAAT
A.VAN BIJSTERVELD
AMSTERDAM
EXPORT
EEN WOONBNEICHTINOI
VAN
\
TE O O/TE t bf E k
HEEfT CACHET
SIEICHTINOI
ioy|
MET OPSTAAMOEW
l n
HERSTELT OB^PLATVOETtt
O.A.MASSING ?
.Z.VOQRBUR6WAL 33.
^^ M,HET BINHENSASTMUIS)
Fijne Lingeries
I moeten steeds zorgvuldig
gewasschen worden;
DE PELIKAAN" te GOUDA
is daarvoor SPECIAAL ingericht;
GEGARANDEERD
onschadelijke behandeling.
Vraagt eens om onze prijs
courant No. 16
15 MAAR EEN
KAKEL I
Huize KLIM-OF
Rust- en Herstellingsoord
WASSENAAR
Prijs f 2.50 per dag-Tel. 125
Hoogtezen aanwezig
N. TIMMERS
Ged. Verpleegster
Spoor's
Mosterd
W. A. Spoor Jr.. Cutemborg: