De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 18 februari pagina 10

18 februari 1928 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERD/T Schilderkunst Tentoonstelling A.S.B, in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Het is goed van tij d tot tijd eennieuwe combinatit te vormen, een nieuwe samenstelling te verzinnen Mits deze combinatie in ieder harer leden levende is ,ea zóó maar goed verstaan wordt, dat gemeenlijk na een vijf jaar tesaamgaan die groep, zij hij nog, schijnbaar, zóó hecht teekenen van ver moeidheid begint te vertoonen, en uit malkaar moet gaan. Ook om des levens wil, terwille van. de spanning. De tentoonstelling vaa de A.S.B., van architektuur, schilderkunst en beeldhouwkunst heeft iets verrassends, iets qngewoons, is iets goeds, al weiger ik te schrijven, dat ieder die daar tentoon stelt inderdaad is een levende. Er is ook reeds hier het geheime Zeer, waaraan de groepen sterven; er zijn ook hier al fcentoonstellenden, die de vaart niet \ergrooten, zelfs niet behouden, maar v< tragen. Maar er zijn ook hier, wier werk als goed goud is. Zonder twijfel behoort John Raedecker daartoe. Zonder twijfel! Het is niets nieuws dit neer te schrijven, maar het is verkwikkend dat te herhalen. Raedecker geeft aan zijn beelden een teeder leven dikwijls. Dat teedere leven heeft niets uiterlijks; het is van binnen-uit bezield, en diep in de liefelijk heid boren de nimmer-dorrende wortels. Het werk, de vrouwelichamen, zijn stil en teeder, en staan altijd in een zachte en toch sterke spheer. En die spheer waarin zij staan, en waaruit zij ontstonden, heeft en geeft een geheimenis; we begrijpen deze beelden niet plotseling van eind tot eind; we herkennen noch erkennen deze wezens zoozeer, dat ze geen geheim meer voor ons over hebben; de beelden van Raedecker, beschroomd en toch over winnend, overreden langzaam tot het verstaan van hun zijn, zonder dat we daaruit naar buiten kunnen treden in het kille en openbare. Maar ik sprak pas over de lichamen; nog niet over de koppen, die deze lichamen dragen, als top en top punt. Ze zijn meer bevangen vaa het geheim dan het lichaam dat is. Zij zijn een voorbeeld van het broedende denken; bij de wowttiekoppen is daarboven nog in dit wezen een bepaalde wreedheid te vinden (wat logisch is!) Ze zijn voorbeelden vaa een groote primaire gedachte, zie den kop in beton; ze zijn gegeven als in een nacht van gedachten. De oogen zijn daar secundair; dat zijn de dingen, de instru menten, die tellen, meten en vergelijken wat door het bedenken en denken werd gevonden; hier zijn ze inderdaad secundair ten opzichte van wat de kop, de schedel bevat, die in een tweemaal groote golving zich beweegt naar boven. Maar naast deze koppen van mannsn en van vrouwen, die broedend denken en wreed zijn daarbij, vindt ge andere als het gepolychromeerde, waar een dwaze schalkschheid, die toch kantelt naar diepere beteekenis, wel d'oogen noodig had ter verduidelijking. . . . Deze kop, met al zijn ongewone bekoring, mist de grootheid der anderen, ook de grootheid van het goudbronzen paardje. Hij mist de levende huid van het naaktfiguurtje (met de amiennaar achter) het demonische van het Neandermannetje (No. 10); hij is een noodzakelijke Raedecker, maar niet een allereerste. Voelt ge bij Raedecker de volheid van een Aarde, met de mogelijkheid tot iedere dracht, welke ook; i bij Bendien, vooral in zijn composities, en daar het ', sterkst, ervaart ge een spiritueelen onwil tot de ' zoogeheeten gewone werklijkheid", en een ironie, die de werkelijkheid verplaatst, in dien zin, dat zij ?wat meestentijds het minder-werkelijke is, laat gelden als het meest werkelijke. Dat is bijv. in die ren en menschen" waar de dieren n zijn, en de menschen tweede. Er is geen enkele reden om zoo'n ommezetting, die niets ont-zettends heeft, niette genieten. Het geestelijk spel is altijd een genot, en ofschoon wij de Aarde (zóó is onze natuur) grooter vmden dan de toch maar van haar afgeleide sub tiliteit, zóó zijn wij van die subtiliteit nooit in het minst geweest afkeerig. Te eer zijn wij dat niet bij den heer J. Bendien, omdat hij, wat hij teekent, voltooit in een techniek, een teekentechniek, die al de charme bezit van wat wij terecht hier kunnen eischen. Een kopje als No. 71, dat in zijn fijne volle digheid en innerlijkheid even toch doet denken aan Raedecker's eigen kop (in brons), maar waaraan een subtieler geest de macht der Aarde zou hebben ontnomen en hem in verfijnden maar bleeker wezentlijkheid hebben herschapen, is steeds een genoegen te bezien. Iets minder is dat het vrouwenaakt No. 73, maar wij verkiezen het steeds boven dat andere vrouwenaakt, waar de barende functies EUASPIBONMB: BOEKBINDER KERKSTRAAT 55 AMSTE3RDAM OnderL GlasGEVESTIGD TE AMSTE Kantoor: KERKSTRA. Directie: Mr. K. F. Verzekeringen tegen vaste jaarlijk :-: :-: SPIEGELRUITEN, SI IJVERIGE VERTEGEN Th.FLWEILL Spec. Dameskleedermalur Barteljorisstraat 26-28 HAARLEM Nieuwe modellen en stoffen voor het voorjaar Tailor-mades

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl