De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 18 februari pagina 18

18 februari 1928 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

'18 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 18 FEBRUARI 1928 No. 2646 FEUILLETON DE RAT" door ANT. THIRK II Velen van die goei' burgers, niets anders gewoon dan het lochte, dagelijksche trant j e van de kleine stad, luisterden met groote ooren naar al <lie gepeperde historiekes uit de groote "wereld. En in plaats van nog met dien ?vent zijn kuren te lachen kregen ze er «en beetje respect voor en vonden dat Dukske gelijk had. Maar er waren er ook anderen die «r anders over dachten. Die zegden ?dat ze hem niet verder betrouwden <lan z'hem zagen, dat heel zijn doening ?en zijn vertelselkens comedie en berekening was en dat men nog andere toeren van zoo'n apostel kon ver wachten, 't Was een rat, zegden ze, ?een dobbele rat. 't Dukske maakte zich wel danig kwaad als hij zoo iets hoorde, Om ?dien naam fet" kon hij op zijn peerd springen, alsof 't om zijn eigen zaligJheid ging, en 't was ongelukkig voor hem, maar hoe duivelscher hij werd lioe meer dien bijnaam er in kwam. Verkeerd gekozen was hij echter niet, ?want 't bleek ten slotte toch dat ze juist hadden gezien. Het bleef niet bij vertelselkens over den hoogen-wereld, «ver Diest of Antwerpen of Brussel. Doch zoo stillekens aan, als er slechts «en luisteraar of twee, drie rond zijn tafelke zat, begon hij ook, al grinni kend, zoo met de hand nevens den mond, de eigen stad uit te kleeden. De eerste die er aan ging was de Baron. Niet-waar? de Baron was onge trouwd en had geen. familie? .... Ahaha ! laat ons lachen ! ... Niemand in heel de stad had zooveel familie als j ! .. . . Hij, meneer Jérome, kon liet niet goed weten, hij woonde hier nog maar pas. Maar zij-liêmoesten zich toch herinneren wat voor een meissens-duivenkot het kasteeltje ge weest was tot vóór een jaar of tien: alle zes-maanden nieuwe ! .. . . En ?waarom? .... waarom?? .... Ehwel, hij zou hun dat eens alles van naaldeke tot draadje vertellen ! . . . . Ahaha, dien Baron ! En hij vertelde hun ook wat last ?de Baron van zijn familie" begon te krijgen. Ze kwamen op zijnen portemonee kloppen. En 't bleef niet bij brieven maar er kwam ook bezoek". En hij dokte, meneeren ! 't Kostte hem zijn ooren van zijn lijf ! Ge zoudt het zien, eens op een keer zou hij weg zijn, ?en dan kon zijn familie" fluiten. Want ze plukten hem ten laatste nog zoo kaal als een biljardbal daar I En wat dachten ze van den zoon ?van Meneer Serjans? Dachten ze nu ?werkelijk dat die felle advokaat in Bordeaux zat, zooals verteld werd? ?Geen sprake daarvan ! In den Kongo ?zat die. Z'hadden hem laten kiezen: ?de doos in of naar den Kongo ! En wat was er gebeurd? Ahaha ! dat zijlièdat niet wisten! Hij zou hun ?dat eens vertellen. En van notaris D'hondt en zijn madameke, wisten ze daar ook al niets van? Zie, als die twee ruzie maakten, men zou er geld voor geven om zoo'n zottekesspel bij te wonen. Wat die malkander naar den kop gooiden ! En als madameke niots meer vond dan begon ze te bassen: wawawa! en dan wierd D'hondt lijk razend. Hij stampte, trok aan zijn haren en schoot heur achterna. Maar krijgen deed hij Jiaar nooit! ahaha ! Wat werd er dan gelachen en op de billen gekletst. En wat keken al die lachers en spuiters bewonderend op naar dien mijnheer Jérome, die dat allemaal wist uit te visschen ! En wat glorieerde de vent alsdan in zijn succes ! Hij wist er dan gewoon geenen weg mee, krochte en pimpeloogde en stak zijn kopke triomfan telijk omhoog en trok wol honderd keeren zijnen vaan-zakdoek uit zijn borstzakje om er zijn ontroering in uit te snoefen. Maar de anderen die hadden ge waarschuwd, staken nog hooger hun nen vinger omhoog, zegden vlakaf dat het crapuleus was om zich zoo overal binnen te foefelen en nadien alles op straat te dragen. En ze herhaalden nog dikwijls dat men de laatste kuren van dien sloeber nog niet had gezien. III En ze kregen gelijk ook ! 't Duurde niet lang of 't groot' volk dat eens zoo wittewie met hem was geweest begon hem te mijden. Ze bleven nog wel een woordeke zeggen en wat lachen als ze hem tegenkwamen, maar hun witte, dubbele deuren hielden ze toe en daarmee was het ook met schandaaltjes vertellen amen en uit. Doch de vent had daarop zijn troontje gebouwd en moest dus wel aan 't lameeren blijven. Iets ver zinnen kon hij niet en daarom deed hij een stapke naar beneden, naar de keukens en de slaapkamers van de gewone burgerij. Maar, och God, een beetje zeever over een afgesprongen vrijagie. over de gierigheid van den bakker-op-'t hoekske zijn vrouw, daar was zoo weinig mee te lachen. Mijnheer Jérome voelde het we!. Hij had de menschen doen lachen, hij had zelf mee gelachen en die lachpartij moest blijven voortduren, of hij waggelde van zijn troontje en kon hier zijn matten oprollen. Maar hoe? 't Was om 't vel van achter uw ooren te krabben ! Totdat hij 't goeiekoop idee kreeg om de menschen rond hem gaan af te spelen, om ze na te doen en hun zoo in gezelschap wat fijne steken onder water te geven. Gevonden, trouvé!" juichte hij. ,,'k Ben nog niet uitgeput, bijlange nog niet!" En 't moet gezegd, hij deed dat danig goed, 't leek wel of hij er zich in exerceerde, en stommerikken waren er steeds genoeg om te grinneken als hij zoo weer den eenen of anderen in 't oken nam. Doch een ding vergat hij, och arme ! En dat was dat er velen daar niet mee gediend waren, en dat er met tientallen rondliepen die een eerste gelegenheid afwachten om hem zijn gegrinnik be taald te zetten. En die gelegenheid kwam dan ook al gauw. 't Was na dien geweldigen brand van Jan Verhoeven zijn borstelfabriek, toen het geen haar schol of ook den nabijgelegen ,.'L'iebe.r", het hooge houtmagazijn op de Werf, was er mee aangegaan. Een nacht en een dag had het stedelijk pompierskorps ei1 aan gplabeurd om 't vuur er onder te krijgen en zoowat heel de stad had meegeholpen met water aanhalen en pompen. Lijk altijd bij zoo'n gevallen was er ondanks allen angst ook gelachen en 't meest nog wel met Gust uit Den Engel zijn ongeluk. Gust, een vent lijk een boom, maar een van de felste pompiers, eenen die voor niks terugdeinsde, was op zekeren moment op de binnenkoer van den Tieber met zijn spuit boven op een regenwatervat gaan staan om van daar het vuur te be stralen, doch het deksel kraakte en den heelen Gust was pardoes in 't vat verdwenen. Z'hadden er subiet een rijmke op gemaakt, iets van: Gust werd gebluscht, in het regenwater vat !" En ook nadien was het nog gezongen geworden. Gust, die zoo goed was als groot, had er zelf hartelijk om gelachen en als levers in een caf het liedje gezongen werd, zong hij luidkee's mee. Doch hij lachte niet toen op zekeren keer 't was in De Marmli te doen Mijnheer Jérome het in zijn kokerko kreeg om van uit de hoogte met het geval te spotten en temet te schimpen op het pompierskorps. Gust wierd kwaad lijk een huis en schoot met gebalde vuisten naar den vent toe om hem uit te dagen als hij dierf. Potverblomme I" siste Gust. Peinsde da'k me laat uitlachen door zoo'n rat als gij. Kom af als ge durft!" Mijnheer Jérome schoof verschietend eenige passen achteruit, snoof lijk een peerd, krochte, doch vermande zich algauw. ,,Zoo?.... bibberde zijn stem, is mijnheer geblesseerd? . ... 'k Wil hem geerne satisfactie geven, maar niet met de vuist.... foei.... Kies uw wapen. . .. vooruit !" Hij kroonhalsde, sloog uitdagend de armen over de borst, martiaal. ,,'k Pak aan !" siste Gust. Met den sabel ! 'k Kap zoo'n rat in frut. potverblommel Straks hebde mijn getuigen!" En hij liet er geen gras over groeien. De Tikke-uit-den-Trap en Mille Nagels die zijn getuigen warenjbrachten seffens heel de zaak volgens de regelen der eer in orde met twee onderofficieren van 't fort die mijnheer Jérome ter zijde stonden, en op een vroegen morgen zouden ze malkanderen ontmoeten op het verwilderd beemdeke achter liet Kerkhof buiten de Mechelsche poort. Dat was wat in de kleine stad ! .Ken duel ! En Gust nogal wel, de beste jongen van heel de wereld, die nog nooit in zijn leven met iemand ruzie had gehad. Nog nooit was er zoo gelachen als toen ! Dat zou wat worden! Hadden ze den dag en 't uur geweten waarop het zou plaats grijpen, met honderden waren ze er naar gaan zien! Maar dat was niet geweten, tenzij van eenigen en die zwegen als visschen om heel de klucht niet te bederven. Op den overeengekomen morgen, heel, heel vroeg, verschenen dus de twee kemphanen op 't kerkhofbeemdeke tegenover elkaar. Gust met zijn twee mannen. Mijnheer Jérome met zijn dikdoende walekoppen die fransch spraken en Cornelis van Dessel, die te Leuven in de medicijnen studeerde, was er ook met een kist vol medica menten, watten en windsels. De vechters speelden hun jassen en vesten uit, lieten hun bretels neer, de sabels werden gedesinfecteerd en toen stelden ze zich in postuur om op malkanderen los te ste ken: Mijnheer Jérome heelemaal volgens de regels der schermkunst ,,en position d'attaque" en Gust heel gewoon, precies of hij (Mm brandspuit in zijn hand had in plaats van een sabel. Een der onderofficieren stak zij n hand omhoog en 't gevecht kon beginnen. Doch op dienzelfden moment wierp Gust zijnen sabel weg, raapte van ievers uit het gers een straatkeerdersbezem op. hief hem omhoog en stortte op den verschrikt achteruitdeiir/.enden Jérome toe, die met zijn sabel den bezem wilde weren. MIJNHARDT'S ?tabletten n verstopping Doos 60ct. Bij Apotn.en Drogisten. Kom hier !" tierde hij. Da'k u af borstel ! Gij rat !" De onderofficieren wilden er tusschen komen, maar ze kregen een veeg dat ze achteroverrolden en eer ze waren rechtgekrabbeld had mijnheer Jérome hem al drie keeren op zijnen kop gekregen, zoodat hij eronder ineenkromp, aimij !" piepte en op den loop ging ! Temet schoten er als op een afge sproken teeken van achter den dood graver zijn huizeke dat daar vlak bij lag wel honderd juichende venten te voorschijn en ze renden samen met den Tikke en met Mille, die bijkans barst ten van 't lachen, al roepend en tierend achter den rap-beenenden mijnheer Jérome mee de vesten, over en de stad in. Borstel hem af ! Toe, Gust !" riepen ze. Gust draafde wat hij kon, maar de Kat was hem te dun en te rap en schoot lijk een haas naar huis. . , . Nooit niet meer hebben ze de Kat nog gezien. Ook zijn familie verdween in stilte eenige dagen later. Geen mensch wist waarheen. Een verhuiswagen uit Brussel kwam de kraminkelijke meubelen opladen en daarmee stond het huis weer leeg. Dukske Coremans heeft het toen. maar verkocht. Hij verloor er 2000 f r. aan en hij schreide bijkans als hij erover sprak. Op den jaarlij kschen revue dien ze dien winter in De Valk" opvoerden was de fameuse duel het hoogtepunt. Gust speelde zijnen rol zelf. liet werd drie keeren gebiseeerd. Menschen lachten zich ziek en moesten worden buitengedragen. Nu, vijf-en-twintig jaar later, wordt er nog over gesproken. 8WiT t DBÜET TIMTUR

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl