Historisch Archief 1877-1940
No. 2646
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 18 FEBRUARI 1928
Palmentuin te Paramaribo
Suriname en]Nederland
door G. J. STAAL,
oud-Gouverneur van Suriname
T~\ E opneming van 35000 vrij-verklaarden in de
gemeenschap beteekende de samenstelling van
een maatschappij, waarin 70 pCt. bestond uit
onmondigen, bezitloozen, immers ontbloot van alle
zakelijk bezit en intellectueele ontwikkeling, ter
wijl de overige 30 pCt. ook een groot aantal vóór
de opheffing vrijgelatenen telde, wier levensniveau
niet veel hooger lag.
Op dit wankele fundament moest nu de nieuwe
orde van zaken komen te rusten. En er was weinig
ter versterking aan te bieden. Twee beletse
len verhinderden de ontplooiing, ja zelfs
de voortzetting op do oude schaal, van
het plantagebedrijf. In de eerste plaats het
gebrek aan fondsen. De plantages waren
meest familiebezit, kapitaalreserves waren
niet gemaakt en de tien millioen der schade
loosstelling, die bij de opheffing van de
slavernij aan de slavenhouders werd toe
gekend, vonden hun weg buiten Suriname.
In de tweede plaats het ernstig tekort aan
arbeidskrachten. De vrijgemaakte slaven
wendden zich af van de vroegere
arbeidsterreinen, waaraan zooveel bittere her
innering verbonden was, en de bedacht
zame Nederlandsche Eegeering werd in haar
voorzienige poging om de beschikking te
verkrijgen over drie millioen voor den aan
voer van arbeiders van elders gedwarsboomd
door een in de Tweede Kamer aangenomen
amendement (1862). Wel werden o.a.
Cbineezen en Madeireezen voor den landbouw
arbeid aangenomen, doch hun aantal was te
gering voor het zevenmaal zoo groote aantal verloren
werkkrachten. In 1870 opende een verdrag met
Engeland de, sedert 1918 weer gesloten gelegenheid
om arbeiders in Britsch-Indiëaan te werven; toen
deze immigratie geregelden voortgang verkreeg
was het echter reeds te laat; talrijke plantages
waren inmiddels verlaten, wat in Suriname als
gevolg van de weelderige vruchtbaarheid van het
laagland en het indringen van brak water door
nietonderhouden dammen en sluizen, gelijk staat met
spoedige verwildering en bederf.
In 1894 begon de geregelde immigratie van
Javaansche arbeiders, die nog altijd doorgaat. Aan
deze beide arbeidsvoorzieningen is het in elk geval
te danken, dat het groot-landbouwbedrijf in Suri
name niet geheel teniet gegaan is.
Op de vrijgelaten slaven oefende de stad,
Paramaribo, een sterke aantrekking uit. Dat was
nu voor hen het volle leven"; evenwel een leven
zonder perspectief, want industrie had de stad
niet en de bestaansmogelijkheden waren er dus
gering. Niettemin hield de loop aan en aldus werd
ingezet de oneconomische wanverhouding in de
verspreiding van Suriname's bevolking, die nog
heden ten dage is waar te nemen in het feit, dat
40 pCt. van de bevolking van 123.000 zielen
(Indianen en Boschnegers, resp. 2400 en 18000,
niet meegeteld) samengepakt is in het aardige,
maar improductieve Paramaribo.
Andere vrijen vestigden zich als klein-landbou
wers op grondjes" in de districten, brokken van
verlaten plantages en domeinperceelen langs de
oevers van rivieren en kreken, en vonden er een
bestaan door de teelt van voedingsgewassen, groen
ten en cassaven en bananen, en bereikten zelfs
zekeren welstand door den aanplant van een
uitvoergewas, de cacao. Doch dit stadium is, evenals
de ramp van de cacao-ziekte, die de volkscultuur
ten val bracht, van later tijd.
Het zal, na de aanduiding van de ongunstige
factoren ,niet noodig zijn nog meer aan te voeren
ten bewijze, dat die aldus geconstrueerde, innerlijk
zoo zwakke nieuwe gemeenschap voor een buiten
gewoon moeilijke taak gesteld werd. Alles moest
nog worden opgebouwd, zelfs de kern van het maat
schappelijk leven, het gezin. In den slaventijd, die
toen werd afgesloten, waren huwelijken onder de
slaven verboden; gezinsvorming anders dan in los
verband was eenvoudig onmogelijk en het is
eigenlijk een wonder, dat die heel jonge maat
schappij, want wij mogen om hare jaren te tellen
niet verder teruggaan dan tot l Juli 1873, den
datum van ingang van de volledige emancipatie,
nog zoover is kunnen komen als zij gekomen is.
De Hooge Regeering gaf haar bij het
Regeeringsreglement van 1865, in aansluiting aan de wettelijke
afschaffing van de slavernij, een Staatsorde van
de eerste klasse, gegrondvest op dezelfde begin
selen als die van het Moederland zelf. Suriname
kreeg een eigen vertegenwoordigend lichaam, de
Koloniale Staten, met wetgevende bevoegdheid in
samenwerking met den Gouverneur; het ontving
de macht de eigen begrooting vast te stellen, slechts
beperkt voor zoover de opperste bemoeienis der
Kroon vorderde en de door Nederland aanvaarde
iiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiNiiiiiiiiiimiiiiiiNiiiig
J. B, BENNÈR 6 ZOON l
l PIANOHANDEL ^^^1 |
= DEN HAAG 97 NOORDEINDE =
Korpal en tentboot op de rivier
plicht om de gemeenschap geldelijk te steunen
eischte; het verkreeg een wetgeving op Neder
landsche leest, de instituten voor een deugdelijke;
verzorging van de maatschappelijke belangen; een
regeling van het onderwijs naar Nederlandse h
model, niet leerplicht en het Hollandsch als voer
taal. Dat was allemaal prachtig en schrijver de/es
zou niet gaarne iets willen afdingen op de loyaliteit,
daarmede aan het bevrijde; Suriname betoond.
Maar die schoone wetgeving en organisatie gaf
aan het zwakke kind geen brood, geen w M
voorziene economische uitrusting. Kigenlijk maak
ten zij het nog moeilijker om in evenwicht te
komen door de eenzijdige; belasting van de eeiie
schaal, terwijl de andere, die de economische ge
wichten, moest dragen, zoo leeg bleet! liet was
een muol georganiseerde gemeenschap, die hl
armoede aan zichzelf werd overgelaten, en wie zich
eens even scherp indenkt in dat zeer zwakke, zeer
moeielijke begin en daarbij vooral in de gedachte?].
houdt, dat Suriname zich niet iets heeft toe
geëigend, maar door Nederlands eigen, vrijen wil
begiftigd is met de kostelijke gaven, die het hieven
Houtexploitatie
op een ongekend hoog plan, en dat het dus wel
bewust gevormd is tot een stuk Nederland, met
de uit-het-gezaaide-gegroeide behoeften, in zeden,
in taal en in geest dit laatste dank zij het reeds
vóór de emancipatie door Zending en Missie aan
het slavenvolk volbracht geestelijk en onderwijzend
werk met Nederland saamgestrengeld; wie dat
alles overdenkt, die zal voorzichtig worden met het
vellen van een haastig oordeel en een verwijtend
vonnis over den tegenwoordigen staat van zaken.
III.
Suriname is een landbouwland. Landbouw is er
de overbekende kurk", die helaas kurkje" bleef.
Hiervoren is al met een enkel woord melding ge
maakt van de ziekte in do cacao, de zgn.
krullotenziekte, die omstreeks 1900 in feilen vorm
^ optrad en den opkomenderi middenstand
in den kleinen landbouw sloeg met harden
slag. Zij was oorzaak van een hernieuwde
ontvolking van het platte land en een
weer stijgende benauwing van de reeds
coiigestieve stad.
De aanvoer van .Britsch-Indiërs en
Javanen, met- werkcontracten. die hun
aanspraak gaven op landbouwperceeleu
na voltooide arbcidsverbiritenis voor de
plantages, gaf het aanzien aan nieuwe
groepen van klein-landbouwers, thans van
Oosterlingen. Tusschen de 80 en 00 pCt.
van deze immigranten, die in de sterkte
der bevolking vertegenwoordigd zijn met
ongeveer 35000 Britsch-lndiër.s en 25000
Javanen, hebben gebruik gemaakt van de
gelegenheid om, tegen genot van een premie
en een stuk grorids, afstand te doen van
hun recht op kostelooze terugreis naar
hunne landen van herkomst, en zich als
boeren gevestigd. Zij telen de reeds
genoemde volks-voedingsgewassen en rijst. De
rijstbouw heeft, vooral sedert de wereldoorlog een
beletsel legde in den vóórdien geregelden aanvoer
van rijst uit het buitenland, een hooge. vlucht
genomen en wanneer van n stand in Suriname
gezegd mag worden, dat er een naar omstandig
heden bevredigende toestand in heerscht, dan.
is het de stand van deze kleinlandbouwers.
(Wordt ren'olffd)
1
I^IIJF^T^
P£ 'V
v^ra^i <% x t
'^^-wftl ~.~.?J
& N -
*
^^^^^
MODERNE
KLOKKEN
in speciale uitvoering
A. D. SPILLNER
i Vijzelstraat 83
V AMSTERDAM