Historisch Archief 1877-1940
Fte Groene Amsterdammer
<t>c_/VVeeKbIad voor- Nederland
Sinds meer dan vj/ftig
jaar aan de spits der
?weekbladen . . . ."
ONDER HOOFDREDACTIE VAN G. W. KERNRAMP
Redacteuren: R BRUGMANS, M KANN EN TOP NAEFF
Secretarii der Redactie: C F. VAN DAM
Uttg. : R V. DE GROENE AMSTERDAMMER
KEIZERSGRACTTT 333
AMSTERDAM. C
"-Dun, tóch ijzersterk
OPGERICHT IN 1877
No. 2647
ZATERDAG 25 FEBRUARI 1928
De Loosdrechtsche
plassen mestvaalt
door F. M. WIBAUT
Dr. Jac. P. Thijsse schrijft in het nummer van
18 Februari onder den titel ,,De Plassen":
,,Op het oogenblik dreigt er gevaar dat de
Loenerveensche Plas zal dichtgegooid worden met stadsvuil. De steden
geven jaarlijks tonnen gouds uit om hun vuil kwijt te
raken en knappe ondernemers hebben uitgerekend, dat er
profijt bij te behalen is wanneer zij de steden dat vuil
?afnemen en het uitstrooien over de heiden of neerplempen
in de plassen."
De gedachte, dat eerst de Loenerveensche Plas,
?daarna de Loosdrechtsche Plassen, en dan ook nog
de Ankeveensche Plassen en de Plassen van Tien
hoven, zullen worden dichtgeplempt met stadsvuil
is niets minder dan ontzettend.
Dr. Jac. P. Thijsse schrijft verder:
Amsterdam zoowel als Utrecht mogen zich gelukkig
Tekenen die Plassen zoo in de buurt te hebben, Amsterdam
vooral. Daarom is het toch eigenlijk ondenkbaar, dat die
twee steden hun vuil zouden uitstorten over een zoo koste
lijk ontspanningsterrein".
Met hem achten wij het ..ondenkbaar", dat
Amsterdam ooit stadsvuil zou willen aanwenden
voor aanplemping van eenig deel dezer heerlijke
plassen !
Het is voor een sociaaldemocratisch Gemeente
raadslid, met name in Amsterdam, niet voorzichtig
naar eigen inzicht het oordeel des Gemeenteraads
.af te meten. Maar in dit geval durven wij het toch.
De Amsterdamsche Gemeenteraad heeft toch on
langs zich uitgesproken naar aanleiding van het
rapport der door de gemeente benoemde commissie
met Prof. van Loghem als Voorzitter, over de
beste wijze van vuil verwij dering voor de Gemeente
Amsterdam. De conclusies van dit rapport zijn als
volgt samen te vatten: uit hygiënisch oogpunt
gezien is voor een groote stad als Amsterdam
vuilverbranding de beste methode van
vuilverwijdering; gezien uit een oogpunt van het belang
om aan de ingezetenen door de vuilverwijdering
het kleinst mogelijke ongerief te veroorzaken, is
?eveneens vuilverbranding de beste methode. De
vuilverbranding veroorzaakte tot nu toe ongerief,
-de /..g. stofplaag, aan een groep van omwonenden.
Maar de technische mogelijkheid is ontstaan om dat
-ongerief op te heffen. Deze opheffing is dus thans
plicht voor de gemeente. Uit een financieel oogpunt
gezien bestaat er voor de gemeente Amsterdam
.geen enkel motief, om het aanvaarde stelsel van
vuilverbranding te vervangen door een ander
stelsel van vuilverwijdering.
De vraag of een deel van het Amsterdamsche
stadsvuil. voor zoover dit dienstig of onontbeerlijk
is voor de vruchtbaarmaking van onontgonnen
;gronden in zekere streken van Nederland, voor dit
?doel moet worden beschikbaar gehouden, werd bij
deze discussie van het rapport eveneens besproken.
Het standpunt, dat de gemeenteraad in zeer groote
meerderheid te dezen opzichte innam, kan aldus
worden samengevat: Indien een doel van het
Amsterdamsche stadsvuil noodig zou blijken voor
iiet vruchtbaar maken en vruchtbaar houden van
nog onontgonnen gronden, heeft de gemeente voor
<lit doel alle redelijke medewerking te ^verleenen. De
uitvoering van plannen, die deze vruchtbaarmaking
beoogen, is evenwel niet de taak der gemeente
Amsterdam. Deze uitvoering wordt gezien als
taak van het Rijk. Het is aan het Rijk deze plannen
te overwegen en de uitvoering daarvan te bevor
deren of te bewerkstelligen. Het Rijk kan van de
medewerking van Amsterdam, op redelijke grond
slagen, verzekerd zijn: Redelijke grondslagen
worden geacht te zijn de waarborgen, dat door
uitvoering van zulke plannen de hygiënische
belangen van de stadsbevolking niet zullen lijden;
geen aanmerkelijk grooter ongerief door dezen
anderen vorm van vuilverwijdering voor de Am
sterdamsche ingezetenen zal ontstaan; de kosten
verbonden aan het aanwenden van stadsvuil voor
de vruchtbaarmaking van onontgonnen gronden
zullen worden gedragen door het orgaan, dat die
vruchtbaarmaking als zijn taak aanvaardt, door
het Rijk.
Het Dagelijksch bestuur der gemeente sloot zich
in die discussie aan bij deze vrij algemeene op
vatting van den Raad. Het Dagelijksch bestuur
was in zijn uitingen voorzichtig. liet is voor een
dagelijksch bestuur altijd voorzichtig om voor
zichtig te zijn. Maar van werkelijke afwijkende
meening tusschen het dagelij ksche bestuur en het
overgroote deel van den Gemeenteraad bleek bij
deze jongste discussie in den Amsterdamschen
gemeenteraad niet.
Zoo lijkt het niet al te vermetel om te zeggen,
dat het inderdaad ondenkbaar" is, dat de ge
meente Amsterdam er toe over zou gaan om
stadsvuil aan te wenden voor demping van de
Loosdrechtsche plassen, of van een der plassen in
die heerlijke omgeving.
Hoe de gemeente utrecht over deze methode
van vuilverwijdering voor het stadsvuil zou denken,
ligt buiten onze beoordeeling. Maar veronderstellen
staat vrij. Wij durven veronderstellen, dat ook
Utrecht ten opzichte van zulke aanwending van
zijn stadsvuil afwijzend zou staan. Immers zoowel
van de zijde van Amsterdam als van die van
Utrecht zou het niets minder dan plat vandalisme
zijn om natuurmonumenten van zoo groote schoon
heid als het waterlandschap van het samenstel
van plassen dat wij gewoonlijk aanduiden met den
naam van Loosdrechtsche Plassen, te helpen ver
nietigen. Het waterlandschap met zijn rust en
zijn vergezicht is karakteristiek Nederlandsch.
Beide steden zullen zich rekenschap geven van
het ontzaggelijk belang, dat het wonderlijke stuk
landelijk schoon, dat dit complex van plassen
biedt, zal worden geëerbiedigd. Ook het groote
belang voor de volksgezondheid, voor de sport in
allerlei vorm: voor wandelaars, fietsers, roeiers,
zeilers, zwemmers. Het groote belang om een
zoo kostelijk ontspanningsterrein in de nabijheid
der gemeente onaangetast te laten.
Maar. Dr. Jac. P. Thijsse herinnert er terecht
aan, het zijn niet enkel de gemeentebesturen van
Utrecht en Amsterdam, die over het lot van de
Loosdrechtsche Plassen kunnen te beslissen hebben.
,,Er zijn, zegt Dr. Jac. l'. Thijsse, ..knappe" onder
nemers (die) hebben uitgerekend, dat er profijt bij
te behalen is, wanneer zij de steden dat vuil af
nemen en het uitstrooien over de heiden of
neerplempen in de plassen". Inderdaad voor het
geldbelang, dat ..knappe" ondernemers kunnen
hebben, zijn wij evenmin als Dr. Jac. P. Thijsse
blind. Wij staan met een voldoend aantal voeten op
den bodem der werkelijkheid om te beseffen, dat
indien er knappe ondernemers" zijn. die kans
zien uit de een of andere bemoeiing ..profijt te
behalen", het noodig is met dezen drang
rekeningte houden. Maar wij stellen de vraag of, waar onder
den drang van profijt te behalen" de vernietiging
van dit kostelijk natuurschoon en van dit kostbaar
ontspanningsoord dreigt, het oogenblik niet aan
gewezen zou zijn voor de Nederlandsche natie en.
haar organen, de Noderlandsche Staat en een
aantal Nederlaridsche Gemeenten,1 om zich te
De inhoud staat op pag. 20
T)e vulling van. fijn/
gewreven geroosterde
amandelen, en
hazdnaol qeeft deze Bonbon
een
aroma.
""////////"
BINGERS
weer te stellen? Te weer te stellen op een wijze,
die niet enkel dit gevaar van hot oogenblik af
wendt, maar die ook voor de iiaastbij liggende
toekomst soortgelijke gevaren kan afwenden?
De dagbladen vermelden, dat er ..een
werkcomité" is gevormd, dat alles zal doen om de
Plassen voor ondergang te behoeden. Een
werkconüté, waarin zijn vertegenwoordigd de Ned.
Jeugdborid voor Natuurstudie, het Utrechtsch
Provinciaal Comitétot Behoud van Natuurschoon,
de A.N.W.B., de Ned. Natuurhistorische
Voreeniging, en ook de Ned. Verg. tot Behoud van
Natuurmonumenten, en nog allerlei andere be
vorderaars van sport en minnaars van
natuurschoon.
De vraag rijst bij ons of het oogenblik er niet
zou zijn, dat aan de Vereeiiiging tot Behoud
van Natuurmonumenten" sterke uitbreiding van
werkzaamheid, en de vereischte kracht voor die
uitbreiding woi'dt gegeven?
Wij weten allen, dat de Vereoiiiging tot Behoud
van Natuurmonumenten" reeds veel voortreffelijk
werk heeft gedaan. Maar lang niet genoeg. En wij
vragen: is do tijd niet gekomen, dat de
Nederlandsche Staat, een aantal Nederlandscho ge
meenten, en een zeker aantal particuliere personen
deze voortreffelijke voreenigirig in staat stellen
om de leiding te nemen van voortzetting van haar
werk op veel breedere schaal? Voortzetting van
haar werk op zoo groote schaal, dat elke aanslag
op monumenten van natiuirsehoon. zooals de
Loosdrochlsche Plassen, kan worden afgeweerd?
Wij denken daarbij aan jaaiiijksche subsidies
van het Kijk en van gemeenten, in do eerste plaats
de groote, aan die vereenigLiig. Wij denken aan
garantie door het Kijk en dooi' de gemeenten van
leeningen van de Vereeniging tot Behoud van
Natuurmonumenten, veel grooter dan zij tot nu
toe tot stand kon brengen.
Wij werken de gedachte niet uit. Wij geven ze
slechts aan. Wij denken aan een gemengd bedrijf"
op dit bi/.ondere gebie.d voor ons niét verwer
pelijk - tusschen Hi.jk, Gemeenten on ..Vereeniging
tot Behoud van Natuurmonumenten" tot afdoend
behoud van algemeen erkend en belangrijk
natuurschoon. Afdoende afwering van gevaren, die nu en
dan zullen opkomen uit de verklaarbare neiging
tot het behalen van profijt" bij ..knappe onder
nemers".
Wij vra.gen aiui de Verei-mging tot Behoud van
Natuurmonumenten om zich op dit oogenblik in
beweging te stellen on niet te rusten voor op dit
punt een stevige eix kapitaalkrachtige organisatie
is tot stand gekomen !
Het is toch niet denkbaar" dat Nederland de
vereischte geestkracht 011 do vereischte
1-evmvskracht mist. om y.ulk een organisatie onverwijld
tot stand te brengen ! ''"'