Historisch Archief 1877-1940
Ne. 2947
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 25 FEBRUARI 1928
Tentoonstelling A.S.B.?John Raedecker
Toegepaste kunst
door OTTO VAN TUSSENBROEK
Tentoonstelling Indanthren-Huis,
Leidschestraat, Amsterdam
Toen twee jaar geleden, ter gelegenheid van de
opening van het Idanthren-Huis te Amsterdam, iu
deze rubriek een en ander is gezegd over de nieuwe
vinding van het onverschietbaar verven, werd door
mij de opmerking gemaakt (als aanmerking be
doeld) dat het te betreuren viel, dat geen fraaier en
oorspronkelijker dessins" aanwezig waren, te
meer waar zoowel voor het bedrukken van katoen,
linnen, als kunstzijde, evenals voor het weven van
deze materialen (zoowel afzonderlijk als in ge
combineerde toepassingen) de medewerking van
kttnstenaren toch zeker onmisbaar mocht heeten.
Het verblijdende is nu, dat verschillende fabri
kanten in Nederland het overwegend belang hebben
ingezien van de toepassing der Indanthren-kleuren
op door moderne kunstnij veren ontworpen stoffen
en zoo is kort geleden op de tentoonstelling van
Behang en gordijn" in het Stedelijk Museum te
Amsterdam en thans in het Indanthren-Huis zelf,
het prijzenswaardig resultaat van deze in den geest
des tijds liggende samenwerking te toetsen. De
volijverige directeur, de heer Born, heeft door zijn
volhardend pogen wel dit zeer merkwaardig gevolg
verkregen, dat waar in 1926 slechts 2 pCt.
Nederlandsche en 08 pCt. buitenlandsche (d.w.z. Duitsche)
fabrikaten konden worden beschikbaar f/esteld, t hans
er ongeveer 70 pCt. daarvan in Nederland is gefa
briceerd !
Dat men zich daarbij met raad en daad door
kunstenaren doet bijstaan verdient allen lof en
het kan niet anders dan tot een verbetering leiden
van het aesthetisch uiterlijk van het product.
Wat Gidding, van der Plas, Hamaker e.a. gaven
kan onderling zeer verschillen; zelfs zal n en
dezelfde kunstenaar in een bepaald ontwerp
gelukkiger geslaagd zijn dan in een ander, hoofd
zaak is en blijft de geboden kans de meegekregen
talenten dienstbaar te maken aan het algemeen
belang en wie verlangt er niet naar het schoone
en.... het duurzame. . . . ?
Want wat baat alle kunstzin, wat baat het
aesthetisch uiterlijk van een textiel-product zoo
dit onherroepelijk binnen kort tijdsverloop door de
inwerking van het licht aan kleur en gloed moet
inboeten ?
Welk een zee van werk, tijd, materiaal en energie
is er niet al de jaren lang jammerlijk verloren
gegaan vóórdat men tot de groote vondst van het
lichtecht verven kwam, waarbij het alleen nog maar
te betreuren valt dat wol van deze behandeling
vooralsnog blijft uitgesloten.
Men begint meer en meer het overwegend belang,
de noodzaak in te zien van het toepassen der uit
vinding bij het verven en bedrukken van papier,
(de behangsel-industrie heeft zich inmiddels daar
van met groot succes bediend), bij het vervaardigen
van gordijn-, meubel- en bespanningsstoffen en
ook voor de kleeding waarbij -wederom door het
ontwerpen van origineele cretonne-stoffen 's kun
stenaars medewerking werd ingeroepen. Men kan
hierbij spreken van een ommekeer welker draag
wijdte ongemeen verstrekkend is.
Men moet zelf met dit
Indanthren-kleurenmateriaal gewerkt hebben (een bekend batikster
als Raghnild d'Ailly gebruikt niet anders) om het
enthousiasme te kunnen voelen van allen die
eertijds (behalve dan in de beperking van enkele
Indische plantaardige kleurstoffen waarop men
kon vertrouwen) gedoemd waren dingen te maken
van welke men eigenlijk al vooraf berekenen kan
dat zij in dag- en kunstlicht verschieten, dus
verkleuren, deze ten ondergang doemen. Men
schiep aldus kunstwerken welke bij de geboorte
de kiem voor een vroegtijdig sterven als het
ware meekregen.
Dat alles is anders geworden en het komt n de
industiie (zoo goed als den handel> n de
nijverheidskunst ten goede.
Schilderkunst
door A. PLASSCHAERT
Raedecker op de A. S. B. Tentoonstelling
te Amsterdam
Op het aanplakbillet voor ,,De Brug" toekende
Raedecker een naaktfiguur, een vrouw. Het merk
waardige daarvan is de trilling der figuur. Deze
trilling, vibratie is geen oppervlakkige dat
is hier niet en nooit het geval bij Itaedecker. De
trilling is niet die van het licht tegen de huid van
het lichaam, maar zij komt van uit het leven zelf; zij
is bewijs en symbool van het leven, van den adem,
van het bestaan van het lichaam zelf; hoewel zij
erkend wordt, in het beeld, aan het leven van het
oppervlak bovenal. Dat is natuurlijk. En dat is n
der wonderen van deze sterke en in haar kracht soms
zoo beschroomde kunst. Haar kracht schetste iku in
het voorgaand artikel; ge vindt die in den betonnen
kop en in het Mannetje (het Neandertype);
haar vreemdsoortigheid ervaart ge in den
gekleurden kop van een vrouw; ik sprak u
van de zinnelijke wreedheid in andere hoof
den van vrouwen, maar ik weet niet, of ik u
wel met voldoenden nadruk die vibratie deed
gevoelen, dat geheime leven in en onder het opper
vlak van een beeld als in dat van het meisje met de
armen naar achter.Dat niet te doen nu, zou eenon vol
komenheid zijn in het betoog over zulke zeldzame
kunst. En dit trillen van lijn leven vaart over een
oppervlak, dat niet ruig is, of moedwillig niet hoog
en laag aangelegd om het licht te schakeeren, te
vangen en los te laten dat fijn leven vaart ovor
een effen-gewerkte huid. Het is een innerlijke
Tentoonstelling A.S.B.?John Raedecker
trilling, die de huid als levend maakt, de hvid die
degrens van het volumen is, de uiterste icand van het
levende vulumen. Er is dus stelligheid in de bepaling
van den vorm. en tot aan de grens van dien vorm
drong het leven door, dat de Beeldhouwer erkende.
en ervoer bij het maken dezer schoont; beelden..
Mcj. L. Guyot, bij Kleikamp
Ik was benieuwd geworden naar het werk; het
scheen een star, nieuw, aan den hemel ! Maar dit
sterre-alarm was overdreven, en kan der schilderes
geen baat brengen. Zóó ge toegeven wilt, dat hier
en daar wat kleur is. al is de/e niet nieuw, niet
onbekend, en niet van buitengewone hoedanigheid;
7.óó is er, anderszins, een pijnlijk te-kort iu d' uit
drukking der volumina, en dat in een kunst, waar
deze niet gemist kan worden. Kr ontstaan
daardooiop de schilderijen een aantal fouten, die iedereen
met zin voor de werkelijkheid moet afhouden van
/Ailk sterre-alarm. Een kunst rnet zulk tekort is.
zeker geen nieuw hemelteeken !
B. Essers, bij Kleykamp, den Haag
ledereen kent den stijl van vele der te waardeereu
houtsneden van Essers: archaïseereiid, littérair j
met de vele verdiensten van zulken stijl: met de
groote gevaren daarin. Ik heb dezen stijl meer dan
eens waardeerend beschreven; ik kan dit nu dus.
nalaten. Maar er zijn op deze tentoonstelling een
aantal houtsneden, die niet binnen deze beschrij
ving passen en die een eigenschap vertooiien, die
tegen de gevaren ingaat, liet styleeren wordt licht
eentonig; we weten dat allen; herhalingen
zonderspanning treden dan op; al gebruikte schemata
treden in de plaats der ontroeringen. Verl'ris-sching
is daarom eindeloos noodig ! Deze vrrfrissching
vind ik in Kssers in de houtsneden naar land
schappen, (ie zoudt kunnen schrijven: uit de be
slotenheid van den stijl heeft hij zich gekeerd naar
de openheid van de natuur. En dat is een
juistebeweging bij hem.
Indanthren-huis. Ontwerp van Jaap Giddiny
Indanthren-huis. Ontwerp van Van der