Historisch Archief 1877-1940
No. 2647
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 25 FEBRUARI 1928
13
Tikblaadjes
door Dr. R. FEENSTRA
Dessert
"W^ U ben ik weer terug uit het witte
Bünderland, dat mij in nauwe
lijks ^veertien dagen zoo bruin ge
roosterd heeft als een
Grahambroodje. -^m^
Terug in den lauwen mist en de
slagende duisternis. Maar ik heb uit
de bergen den winterprijs gehaald. Ik
had désneeuw. Ik had zonnig spoor
en voortdurend de felle schittering om
mij die uit millioenen kleine venster
tjes weerspiegelde. En ik zat alweer
in den nachttrein, toen de dooiende
?Föhn daarboven het winterplezier
bedierf en pap maakte van mijn weg
?die gemaakt leek uit flonkerend staal
en magnesium.
Ik had er van te voren, een zwaar
hoofd in, toen ik, sporende langs de
Wallensee, tot op dertien en
veertienhonderd meter de bronzen winter
weiden ontbloot zag, met hier en daar
een armzalig winterbleekje. Als in
Chur geen sneeuw ligt dan is het
maar zoo-zoo boven. Maar ik was
nog niet boven: of op de vijftig centi
meter oud dek viel een nieuw laken.
Het was of der bergen winterbed voor
mij werd opgespreid.
Ik kon anders moeilijk de illuzie heb
ben ginder alleen te zijn.Hetwas stamp
vol begin Februari in Graubünden. De
liötels malen niet om een gast meer of
minder. Badkamers zijn evenzeer
bezetj?als particuliere kamers boven
winkels vis-a-vis. En al is in de afme
tingen van een wijden skikom een
caravaan niat meer dan een snoertje kralen
verloren op een stadsplein en al is
een toerist, die bij druppelstootjes
naar beneden schiet, niet meer dan
een spatje op een kerkdak men
heeft binnen het engere toergebied
van gaandeweg alle Bunder winter
sportplaatsen niet meer zoo volkomen
de illusie alleen op de wereld te zijn,
als bijv. nog tien jaren geleden.
In de Kursaalen, in de grand hotels
is het een drukte en een jazz lawaai
geworden, zoodat overal over uit
breiding wordt gepiekerd. Met de
quantiteit heeft echter de kwaliteit
geen pas gehouden. Ik herinner me
voor vijftien jaar het groote Kurhaus
van jLenzerheide of .Belvédère uit
Davos. Destijds zag men society; zag
men plaatjes van menschen en familie
groepjes zooals men ze in l jonden,
in het eigen land niet als outsider te
zien krijgt. Dat was groote wereld.
makkelijk van bewegen, gecultiveerd
ras toen zag je. ... beauty's. Het
winterdak van Europa is evenals alle
levensluxe door broedere lagen ver
overd. Hoewel wintervacanties nog
niet het privilege van iedereen" zijn
is het publiek heel veel anders,
sterker gemengd, geworden. En de
Zwitsers uit de dalsteden komen ook
meer naar boven om even uit te blazen
van het stadswerk en de longen te
reinigen, of het haemoglobinegehalte
van hun bloed te verbeteren.
Met de duizenden betaalkrachtige
langs en over de bergen verder te ko
men.
Ook de sport aan de springschansen
heeft er onder geleden, dat men zoozeer
op vertesprongen uit was. De aanleg
van deze springschansen is ingenieurs
kunst geworden, die hot hoogste bal
listisch effect zoekt. De springer is
drie kwart een afgeschoten projectiel;
en nog maar voor een kwart zelf
afzethurker en neerkorner. Zoo is men van
dertig en veertig meter sprongverte op
boven de zeventig gekomen; maar
noch de sport zelf noch het beeld
daarvan werd in dezelfde
verhoudingvoornamer.
De dagen in de bergen zijn gou
den schalen gevuld met licht en niet
om leeg te drinken, zoo lang is van
ochtendwaak tot schcmerdoezeling de,
toeristieke dag.
Laten we er samen n consumeeren.
Of eigenlijk: laten we den avond er
voor reeds beginnen. Daar is zilveren
maneschijn over het land. Het vriest
dat het kraakt. De mantels, die van
de bergen neerhangen
phosphoresbezoekers, die wat zien willen, is de
ijsbaansport, dank zij het professio
nalisme, ver-circus-t. Steltrijders
schaatsen in de zon; springen over
tafels en stoelen. De muziek zwijgt bij
het groote nummer. Apache dansen;
Kussische dansen; Volendammer dan
sen op het ijs you can get whatever
you like ! Op de tricots van de acro
baten zijn zonnen van pailletten ge
stikt. Het circus veroverde de
hooggelegen ijsbanen.
Veroverde ook de krabbelaar, de
kickturner, de hellingen en hangen?
Stellig kan men tegenwoordig in drie
lessen skiloopen loeren en in de
..Kindergartens", zooals de oefen
terreinen gewoonlijk heeten ziet
men buikige heeren en heupige tantes
allerlei voet- en
evenwichtsverplaatsingen uitvoeren, die samen
..telemarkens" worden genoemd. Het ski
loopen wordt gepopulariseerd, ver
eenvoudigd; in tempo verlangzaamd.
Toch, wie in de hooggelogen hutten
tegen lunchtijd waarneemt wat er
samen dringt: die moet erkennen, dat
hier aan vrije buitensport, aan licha
melijke scholing werd gewonnen. Te
gen vroeger slechts jonge kerels, die in
vaart den Quersprung vertoonden of
den telemark stuif, of die in bliksem
vaart naar het dal stoven, is nu de
middelmatige hoogte veroverd door
tal van vacantiegangers die de zon
en de hoogte meer zoeken dan de
skisport; maar voor wie de latten het
toeristieke middel zijn geworden om
ceeren, zien groen en zoo klaar is
het als over dag.
Op de stoep van het sporthotel
wordt uitgekeken naar het weer. In de
hall wordt over kaarten gebogen
een dag program gestippeld.
's Morgens in donker gestommel.
Op een klein stationetje volgt geklep
per van lange skiplanken. Kn met het
eerste grauwe waken achter grauwe
hoogo muren begint het opschuiven
van een kleinen karavaan. Je adem is
i'ook. Debosschen zien fronsend; haast
zwart; de bergen blauw grijs; en de
inspanning is nog noodig om tempera
tuur te houden. Nu komt over een
kartelrand in zwavelgecl het eerste
verguld. Iteeds nader je de
boomgrens. Ieder boompje is een kleine
kerst-versiering vol kiezelglimmer. Over
de snoouwvelden begint het te fonke
len. Uit millioenen veiisterscberven
flitst wit de dag. Het wordt warm.
De pet verdwijnt in den zak. Het
lichaam begint aangenaam te zweeten.
Een smalle voor in een ongerepte
akker, die kilometers ver reikt, is weg
en wereld voor je geworden;
toorprograrn en arbeidsprestatie. De borst
voelt ruimer dan de wereld, die het
oog aanschouwt. Dat gaat 7,00 uren
tot de overgang, de hoogte, gehaald is;
en daarmee. . . . do eerste rust.
Nu laait de dag. In een groot
spiogolstelsel hangt oen magnosiumfakkel
en spat en lekt licht. Je kijkt in twee
of drie zijdalen waar slechts een
eenzame bergkraai krast neer op
het lagere bontzoom van de bosschen.
De vellen afgegespt. Nog pikt het
metaal aan je vingers van het
vriezen; en met begrijpende deernis
wik je het lot van den boerenjongen
uitjhet bergdorp, waarvan men je
gisteravond in de hotelhall vertelde,
die stomdronken op den huisweg zijn
wang tegen een ijzeren lantaarn koos
de bij twee en twintig graden vorst
met het gevolg, dat hij er aan vast
pikte, en meer dan dat: vroor. En nu
eerst over een stukje zuiderhelling
afloopen, die de zon reeds had. Het is
of je over broeikasramen heen vliegt;
en. achter je slechts scherven laat
tikkelen. Nu kom je op een Oosthelling
je vliegt er over; en iedere seconde is
er het nieuwe nemen de veerende
glee door sneeuw, die naar iedere
spier van je kuiten, van je dijen, van
je rompt luistert. Uit de scherpe
kraterwallen kom je in de zachte
plastiek van ondersneeuwde
alpweiruggen. Uit de vlakte zonder spoor op
breedbesleede afvaartwegen en op
eens ligt daar het nieuwe dal, het
gestelde doel.
Een deur uit een Sennhut van de
scharnieren gelicht; een laatste rust
in de zon, vóór de hemel bonte
parelmoervlammen en het doeldorp zijn
lichtjes gaat vertoonen. En als dan
eindelijk beneden je bord Suppe
lepelt met een hand. die nog
beverig is en je drinkt, het simpele glas
Dézaley -- dan heb je het gevoel
of nooit een glas zóó boordevol was,
als dat van licht en lucht van dezen
dag; of nooit je wangen sterker tin
telden.
l II1H11 llilltl
TIMTUR