Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 25 FEBRUARI 1928
No. 2647
cherts ee ernst ie de re
door Mr. E. VAN BOLHUIS
T N zijn bekende werk Scherz und Ernst in der
Jurisprudenz" zegt von Jehring ongeveer het
volgende 1):
Men herinnert zich wellicht, dat de oude
Romeinen, naar Gaius mededeelt, het veroveren op
den vijand (tegenwoordig noemen wij dat
annexeeren) voor de beste manier van eigendomsverkrijging
hielden, en ik heb dit steeds als een eigenaardige
Bomeinsche zienswijze beschouwd. Nu kom ik
toevallig, terwijl ik het woord krijgen" in ver
band met de occupatie bellica neerschrijf, tot de
ontdekking, dat onze voorvaderen net zoo dachten
als de oude Romeinen, wij hebben hier waar
schijnlijk met een oorspronkelijke opvatting van
de indogermaansche volkeren te doen. Krijgen"
in den zin van capere, nancisci, hangt etymolo
gisch samen met krijg", bellum, oorlog; krijgen
is dus oorspronkelijk door oorlog verwerven (bello
capere), het is de occupatio bellica der Romeinen
in n woord in plaats van in twee. De
oorlogsvormen zijn in den loop der tijden verfijnd (sic !
E. v. B.); in de plaats van het open veld zijn de
besloten lokaliteiten: beurzen, zakenhuizen, win
kels, enz., gekomen, in de plaats van het
strijdzwaard onzer vaderen do pen. Ten slotte is ook
't begrip vijand" ruimer geworden. Vijand is
iedereen, die wat heeft en van wien men iets krijgen
kan. Zoo is ons modern krijgsrecht".
Von Jehring schreef deze regelen reeds bijna
vijftig jaren geleden, doch ongetwijfeld zou de
Göttingsche hoogleeraar zijn Occupationsrecht an
herrenlosen Sachen einst und jetzt, eine
romanistische Elegie", dat vol van humor is, ook nog op
onzen tijd toepasselijk achten, ja zelfs misschien
nog meer. En ware dit mogelijk allicht zou
hij met vreugde kennis nemen van het vonnis van
de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van
19 Januari 1926 (Weekblad van het Hecht van
16 Maart 1927, No. 11627), dat een beslissing geeft
over de beteekenis van de scherts in het
rechtsleven.
* *
*
Het voorval, waar het om ging, speelde zich
10 November 1924 omstreeks 11 uur v .m. in het
gebouw van de groote koopmansbeurs te Rotter
dam af, alwaar gewoonlijk lederen Maandag
ochtend de zakkenhandelaren voor het drijven van
hun handel bijeenkomen.
Jansen gaf daarvan de volgende lezing: ik deelde
ter beurze aan Pietersen mede, dat ik zoo juist
van iemand een partij Cubazakken had gekocht;
hierop offreerde Pietersen mij 50.000 Cubazakken
a 33£ cent per stuk, levering Nov. f.o.b. Rotter
dam; ik antwoordde toen, dat ik dit aanbod accep
teerde. Terstond daarna zeide Pietersen, dat hij
nog 50.000 zakken te offreeren had tegen 32 3/4 cent
per stuk; ik antwoordde, dat ik mij voldoende ge
dekt had en dus van deze offerte geen gebruik
wenschte te maken. Vervolgens noteerde Pietersen
in mijn bijzijn de zoo juist tot stand gekomen
transactie betreffende de 50.000 zakken a 33 J cent
in zijn beursboekje en las hardop levering Nov.
1925", waarop ik opmerkte, dat afgesproken was
levering Nov. en dat dit volgens het bestendig
gebruik in den zakkenhandel niet anders
beteekende dan levering deze maand (t.w. dus Nov. 1924).
Pietersen, die klaarblijkelijk berouw had over zijn
offerte en de acceptatie daarvan door mij, wilde er
kennelijk een wending aan geven, alsof hij de af faire
niet in ernst bedoeld had en zei, dat hij niet anders
noteerde dan Nov. 1925. Ik, die als serieus zaken
man reeds jarenlang wekelijks naar Rotterdam
reis om aldaar ter Beurze zaken te doen, zei Pieter
sen nog, dat ik uitvoering der koopovereenkomst
zou verlangen, terwijl ik vervolgens voor de goede
orde, van mijn kantoor uit, den koop schriftelijk
bevestigde. In strijd met de goede trouw antwoord
de Pietersen, dat hem van dien koop niets bekend
was. Ik sommeerde hem om uiterlijk 30 Nov. 1924
de zakken te leveren.... zonder gevolg.
Pietersen zei, dat de zaak zoo stond:
OEBESTEVARIHA5
Ik ontmoette Jansen op de Beurs, dien ik daar
iedere week als bevriend collega pleeg te spreken,
zonder dat er in de laatste jaren anders dan bij
hooge uitzondering zaken tusschen ons tot stand
kwamen, een gevolg van het feit, dat wij, als koop
lieden van gelijke orde, elkaar nooit iets hebben af
te geven. De conversatie» tusschen ons bestond dan
ook altijd uit mededeelirigen van vertrouwelijker!
of vriendschappelijkeri aard, en meestentijds ook
uit het vertellen dooi' Jansen van de nieuwste
Amsterdamsche grappen, /oo lanceerde hij ook
ditmaal eenige ..gijritjes'', die bij mij veel succes
hadden. Ik zeide daarop collegiaal: l n zaken
niets te doen, hè, en met Cuba's is 't heeleniaal
afgeloopen". Jansen antwoordde daarop lachend:
Och, wat weet jullie van /.aken, jullie zijn zoo'n
klein finna'tje, jullie kunt nooit iets. Ik heb juist
nog 50.000 Cuba's van \Voutersen gekocht Nov.
levering; die kun je krijgen, als ze goed zijn, voor
34 cent; ik moet ze vanmiddag nog gaan zien".
Daar de prijs op dat moment minstens 351 cent
was, begreep ik, dat dit een schertsende plagerij
was, omdat, naar Jansen wist, Woutersen een
van mijn scherpste concurrenten is. Ik nam de
scherts over en antwoordde: ,.goed, dan wil ik
ze wel hebben; dan hoor ik het bepaald wel van
middag; maar als jij die voor 34 kunt leveren,
dan wil ik jou 50.000 stuks Nov. levering geven
voor 33J cent".
Jansen zeide daarop: ,.Dan neem ik ze", waarop
ik, nog steeds op de scherts doorgaande, zei: goed
hoor, ik zal ze al vast in mijn boekje zetten.
Nov. 1925". Hij zei toen: Noen, ik maak geen
gijntjes, Nov. levering is Nov. 1924". Daarop zei
ik: ,,O, is 't geen gijn, wil je dan soms ook nog
50.000 stuks hebben voor 33 en ook nog 50.000
voor 32?" Jansen antwoordde toen: ..Neen, ik
heb 50.000 van je gekocht", waarop ik: ..Houd
toch op met je flauwiteiten; er is geen kwestie van
koop". En zoo gingen wij uit elkaar.
Ik, die trouwens ook geen oogenblik anders ver
onderstelde, omdat alles in scherts was besproken,
hoorde niets van de partij Cuba's. die ik dan, zooals
Jansen bij het gesprek gezegd had, als zij goed
waren, voor 34 van hem kon krijgen, maar ontving
dien dag wel tot mijn stomme verbazing een
koopbevestiging van hem over de 50.000 voor 33J,
welke bevestiging ik retourneerde met do bemerking
dat mij van een koop niets bekend was.
Men voelt al, waar het om draait, n.l. of er werke
lijk een koopovereenkomst tot stand was gekomen.
Jansen nam dit standpunt in en vorderde daar
om op grond van wanprestatie van Pietersen ont
binding van de koopovereenkomst met vergoeding
van de geleden schade ad ?1750.?. Voor v on
Jehring eigenlijk een geval om van te watertanden.
Ten processe kwam vast te staan, dat op het
aanbod van Pietersen van de 50.000 Cuba's Nov.
levering voor 33J na de aanneming door Jansen
terstond een bod tegen lageren prijs volgde en diens
opmerking: Nov. levering 1925". Jansen begreep
toen, dat Pietersen zijn aanbod als niet ernstig
gemeend wcnschte te zien opgevat en de geheele
onderhandeling als scherts wou beschouwen. Bo
vendien erkende hij, dat hij aan Pietersen enkele
oogenblikken voor diens offerte had medegedeeld,
dat hij dien dag van een andere firma 40.000
Cubazakken, levering Nov. tegen 34J cent had
gekocht.
Naar het oordeel van de rechtbank leidden de
door den eischer gestelde feiten tot de gevolg
trekking, dat er tusschen partijen geen overeen
komst is tot stand gekomen.... immers na de
mededeeling van Jansen, dat hij voor 34| cent
had gekocht, moet hem de offerte van Pietersen,
dat deze 50.000 te koop aanbood voor 33| cent,
zonderling hebben toegeschenen;
Jansen, die van geen scherts wilde weten, moet
toch hebben gedacht, dat Pietersen min of meer in
de war was, dat hij 50.000 zakken te koop aanbood,
een cent per stuk (dat maakt samen ? 500.?)
goedkooper dan Jansen te kennen gaf even te voren te
hebben besteed;
desniettemin zou Pietersen gebonden zijn aan
zijn aanbod, indien hij, op de acceptatie van Jan
sen, gezwegen had of een tijdlang gezwegen had;
Pietersen gaf evenwel, terstond op de acceptatie
door Jansen, te kennen, dat hij slechts in scherts
had gesproken;
Jansen vernam alzoo, zonder verwijl in het
voortPOL ROGER&Ci
IE CHAMPAGNE EN VOGUE
JAGER-GERLINGS HAARLEM
gaande gesprek, van de wederpartij, dat diens /on
derling aanbod niet was geweest de verklaring
van diens wil om aan te bieden, maar een uiting
van scherts;
de uit deze feiten te trekken slotsom, is. dat er
een enkel oogenblik een misverstand tusschen
partijen heeft geheersclit. welk inisveistand aan
den dag kwam terstond nadat het was gerezen.
Resultaat: .lansen werd zijn vordering ont/egd
met veroordeeling in de kosten van liet geding.
Von Jehring hield zich. zooals wij gezien hclilicn.
bezig met de scherts en den ernst in de
jurisprudcn<ie. Of zijn uiteenzetting van de beteekenis van Int
woord krijgen" en het moderne ..krijgsrecht" in
sehi'-r's of iu ernst neergeschreven is. moet de li 71
Tzelf maar uitmaken. In ieder geval zal niemand ons
wel betwisten, dat het vonnis van de
Kotteidamsche rechtbank van l!) Januari 1!)2(> in de zaak
Jansen?Pietersen eigenlijk bet eekent, dat de
scherts in casu geen rechtsgevolgen had.
De rechtbank motiveerde niet volder waan m ;
de feiten leidden volgens haar tot de gevolgtrekking.
dat er tusschen de partijen geen overeenkomst tot
stand was gekomen, omdat, Pietersen's zonderling
aanbod niet ernstig bedoeld is geweest.
Men zal vragen, wanneer komt er dan wei <M i,
overeenkomst, tot, stand l' Artikel 1356 van Int
burgerlijk wetboek leert ons en daarop koml
het hier aan , dat de allereerste vooiwaaide tM
de bestaanbaarheid van eene overeenkomst is de
toestemming van degenen, die zich verbinden.
Logisch is dan ook, dat de wet zelve terstond in
artikel 1357 zegt. dat geene toestemming van
waarde is. indien dezelve door dwaling is gegeven.
door geweld afgeperst of door bedrog verkregen.
7oo heel eenvoudig is dit alles echter niet. (leen
wonder dan ook, dat er een tweetal theorieën be
staan met betrekking tot deze quaestie. De eene.
de z.g. wiisthcorie, leert dat voor coiitractueele ver
plichtingen vereischl is zoowel dat men blijk u/il"
haar te willen als dat men haar iiiiiertltiitd wilde:
dus wilsovereenstemming. De verklarings- of
vertrouwenstheorie acht voldoende het uuur Imilit,
blijken van den wil: duidelijk is het. dat dan. al
komt een overeenkomst juridisch tot stand,
algcheele wilsovereenstemming nog kan ontbreken.
De verklarings- of vertrouwensleer vindt bij de
rechtspraak het beste onthaal: immers men kan
nooit zeker weten wat de medecontractant wil en
moet redelijkerwijze in het onderling verkeer kun
nen afgaan op wat naar buiten blijkt.
Wat de zaak Jansen?Pietersen betreft, ujl de
feiten, welke vast kwamen te staan, bleek, dat er
van de zijde van Pietersen een zeer goed merkbaie
scherts in het spel was. Bij Jansen kon dus niet
het vertrouwen opgewekt zijn. dat Pietersen de
overeenkomst werkelijk wilde aangaan. Integen
deel, het zou in strijd zijn met laatstgenoemde
theorie, als Jansen te zijnen profijte van 1'ietersenV
scherts gebruik had kunnen maken. Terecht
beslistte de Rotterdamsche rechtbank dan ook. dat
er geen overeenkomst tusschen de beide partijen
tot stand was gekomen.
Men ziet dus, dat de jurisprudentie nog wei
middelen te haren dienste heeft om het moderne
krijgsrecht" van von Jehring in zijn ongunstige
beteekenis te weerstaan en het onderscheid tusschen
scherts en ernst in het rechtsleven tot uitdrukking
te brengen.
1) Leipzig, 1912, pag. 129 en 130.
Kon. Meubeltransport-Maatschappij
DE GRUYTER 6 Co.
»«?«?* DEN HAAG <*» ? <?
AMSTERDAM - ARNHEM
Verhuizingen per Auto-Trein