De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 3 maart pagina 2

3 maart 1928 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 3 MAART 1928 No. 2648Standbeeld van H. M. de Koningin op het Gouverncmentspliin te Paramaribo Suriname en Nederland door G, J. STAAL, oud-Gouverneur van Suriname Het jongste bedrijf is de ontginning van bauxiet, het erts van aluminium, door een Amorikaansche maatschappij, een kind van de reusachtige Republic Mining te Philadelphia, op grootscheepsche wijze ondernomen op een punt aan de Cottica, Moengo. Het is zonder twijfel de belangrijkste industrie in Suriname naast den landbouw en wat de organisatie en inrichting betreft een daar te lande eenig voorbeeld van een groot-kapitaalsche onderneming. Hoewel natuurlijk niet te versmaden uit fiscaal oogpunt en als arbeidsgelegenheden in het indus trieel doodarme Suriname, spreekt het voor zichzelf, dat takken van nijverheid van dezen aard nooit die beteekenis voor de toekomst kunnen hebben als de landbouw, die steeds meer verrijkt, ter wijl de winningsindustrieën op den duur verarmen. Zij mochten in deze beschouwingen niet voorbij gegaan worden, want zij hebben toch ook haar invloed op de economie van het land; doch zelfs indien zij tienmaal talrijker waren, dan nog 7.ou het hoofdobject voor het Landswelzijn de land bouw moeten blijven. V. In de Augustus-aflevering van den vierden jaar gang van De West-Indische Gids (1922) verscheen van de hand van schrijver dezes een artikel, dat hij genoemd had: Wat dorre cijfers. Toch een beeld van leven". Er waren statistische gegevens in opgenomen over de jaren 1900, 1910 en 1920, die in onderling verband bezien, aantoonden, dat, al mocht niet gezegd worden, dat Suriname het beeld van een bloeiend land te aanschouwen gaf, toch de algemeene toestand aan het beteren was en de hoop gekoesterd mocht worden, dat er wel degelijk in de zaken van het verarmde, ja, in de publieke opinie voor zoover zij zich er althans mee inliet eigenlijk al opgegeven Nederlandse!! gewest gang was te brengen, indien er maar krachtig werd aangepakt. Er zijn nu weer vijf jaren verloopen sedert dit geschreven werd en. ... aangepakt is er niet, want onder aanpakken werd bedoeld de openbaring van Nederlandschen ondernemingsgeest, het geldt immers een Nederlandsen gebied ! de toevloeiïng van Nederlandsch kapitaal, de toewijding van Nederlandsche kracht en kennis en Nederlandsche energie, al die stuwende machten, die in Oost-Indiëgetraind en gesterkt zijn en het bedrijfs leven daar hebben opgedreven tot de hoogte waarop het thans staat. Zóó aangepakt is er niet; Nederland heeft niets gedaan voor de bedrijfs ontwikkeling van Suriname. Wat er voor nieuws en van belang tot stand gebracht werd, het boven vermeld bauxietbedrijf, is het werk geweest van Noord-Amerikanen, gelukkig nog met technischen en lauderen bijstand van Nederlanders in hunnen dienst. Voor een krachtigen opbloei van den land bouw door vestiging van nieuwe, stevige onder nemingen deed Nederland niets. Hoe heeft Suriname zich gehouden onder Neder lands onthouding? Het antwoord ligt voor de hand. Suriname was reeds zwak, hoe had het dan sterker kunnen worden zonder toediening van het versterkend economisch voedsel, waarvan het gemis de zwakte had ver oorzaakt? Integendeel; er moest verdere ver zwakking verwacht worden en er zijn inderdaad symptonen, die daarop wijzen! Dit natuurlijk gevolg wordt niet verzacht door een gunstig verschijnseltje hier en daar. Het stemt wel altijd weer tot een stille voldoening als bij een ernstig zieke een vleugje van beterschap mag worden waar genomen, maar het gaat om de kwaal en die wordt niet genezen door een glimlach van blijde ontroe ring en bemoedigend zelfbedrog. Die kunnen voor den zieke zelfs zeer gevaarlijk zijn, als zij, in plaats van op te wekken tot energieke behandeling, de waakzaamheid verslappen. Zoo staat het met Suriname; nog eens: er zijn ook wel gunstige ver schijnselen, en het is goed die in gedachten te houden om hoopvol gestemd te blijven voor de mogelijkheid van herstel en krachtige opleving als maar flink wordt aangepakt, doch dit laatste is beslist noodzakelijk, anders ontglipt de zwakke door zijn voortgaande verzwakking.. De voorzitter van de Kamer van Koophandel te Amsterdam, heeft het in zijne Nieuwjaarsrede zoo juist gezegd: Suriname geeft in bescheiden mate eenige licht punten- te zien; om echter dit land duurzaam te verheffen, is het werken volgens een practisch schema noodig, dat tot vermeerdering van een economisch zelfstandige bevolking leidt ".Werkelijk, de economische toestand is heel bedenkelijk; het is alsof die lichtende punten juist de donkere plekken beter doen uitkomen. Men zie eens naar 1925 en 1926; het eerste een voor de zwakke economische verhoudingen van Suriname bevre digend financieel jaar, het tweede door de nawer king van de in 1925 ingetreden droogte zoo ge drukt, dat de daaruit blijkende uiterste gevoelig heid de zwakheid van de constitutie bevestigt. Zwak is de vermogenstoestand, van de gemeen schap en van de individuen, /.wak en verzwakkende! Ter toelichting van deze bewering moge even de aandacht gevraagd worden voor den loop van de koloniale middelen en wel in het bijzonder voor dien van eenige voorname middelen, die recht streeks verband houden met den bevolkingswelstand, namelijk: de inkomstenbelasting, de huurwaardebelasting, de accijnzen en de invoer rechten, waarvan de opbrengst door uitbreiding van de belastingplicht igheid, door omzetting van buitengewone heffingen in organieke belastingverhoogingen, door heffing van opcenten. dus door allerlei opzettelijke vi rsterkirigen, alleen maar op peil gehouden is kunnen worden. Natuurlijk accres ontbreekt, en dat niet alleen, maar de lijn wijst naar omlaag en dat duidt op achteruit gang van den vermogenstoestand van de bevolking, die trouwens ook is af te leiden uit de gestadige daling van de inlagen in de Postspaarbank, per hoofd der bevolking omgerekend, en nog uit andere verschijnselen. Dat de Surinaamsclie gemeenschap de kosten van hare organisatie niet kan dragen, is al zoo dikwijls aangetoond en besproken, elk jaar bij de behandeling van de begiiioting ! dat hier volstaan zij met de vermelding, dat iri het Minis terieel ontwerp van de Surinaamschc begrooting voor 1928 wederom gerekend is op een bijslag uit de Bijksschatkist van ? 2.9 millioen om het ge raamde nadeelig verschil tusschen de gewone (huishoudelijke) uitgaven ad ?7.5 millioen en de gewone inkomsten ten bedrage van ? 4.0 millioen, waaruit die uitgaven moeten worden bekostigd, te dekken. Met andere woorden: op do koloniale huishoudelijke middelen zal 0:i pCt. moeten worden bijgepast, of ? 23 per hoofd der bevolking, als haar vermoedelijke aanwas in 1028 door geboorte overschot en immigratie in aanmerking wordt genomen. Die jaar op jaar terugkeeren.dc ongunstige stand van do Surinaamsche begrooting geeft natuurlijk dikwijls aanleiding tot de vraag of de huishouding er dan te weelderig is en of er niet bezuinigd kan worden, ja zelfs móet worden. Welnu, er is, zooals het tegenwoordig heet, versoberd". Blijkens een staatje in de Memorie van Antwoord van den Minister op het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer over de begrooting van het loopende jaar, zijn de huishoudelijke uitgaven sedert 1921 terug gebracht van ? 8.6 millioon tot ? 7.5 millioen. Dat is heel veel op zoo'n klein budget maar wat voor wezenlijke beteekenis heeft het voor de toekomst van Suriname? Wat beduidt het voor de oplossing. van het groote, economische vraagstuk, waar het om gaat ? Immers niets ! Gesteld al, dat het moge lijk mocht blijken verder op den weg der versobe ring voort te gaan, dan zou op zijn best alleen bereikt worden, dat het subsidiebedrag eenigermate naar beneden ging. Wegwerken van de Bij ksbij drage op die manier is uitgesloten en daartegenover staat het zeer groot gevaar voor destructieve maatregelen, zooals er nu reeds genomen zijn door de opheffing van den wetenschappelijken dienst van het boschwezen (de bosschen zijn een stuk groot-kapitaal van Suriname), de uiteenrafeling van het Departe ment van Landbouw, Nijverheid en Handel en de onderwijsvorsobering. In bloote versobering zit voor Suriname geen enkel perspectief; men komt er toe onder den indruk en den drang van den onbevredigenden financiëelen toestand, maar het verval wordt er volstrekt niet door gestuit om van verheffing heelemaal niet te spreken ! Ver sobering brengt op zich zelf de oplossing geen stap nader. VI. Na de hierboven geleverde beschouwingen zal het niet noodig zijn de wanverhoudingen, waarvan in het eerste artikel werd gesproken, nog nader tot te lichten. Eén echter die tusschen arbeids vermogen en arbeidsgelegenheid zal misschien wat wonderlijk aandoen, omdat immers in Suri name arbeiders van buiten ingevoerd moeten worden om in de behoeften te voorzien. Dat is ook zoo: voor den landbouw moet het. Maar voor het intellect, voor de technische vaardigheid in am bacht en andere nijverheid dan de landbouw. biedt Suriname geen voldoende arbeidsgelegenheid aan; het sprekend bewijs daarvoor levert het feit dat honderden jongelieden uittrekken om elderh een bestaan te vinden. Men kan hiertegen aan voeren en dat wordt ook gedaan dat die jongelui dan maar in den landbouw moeten gaan werken, en dan krijgt het onderwijs, met een overdreven voorstelling van het kweeken van geleerden", er de schuld van dat het niet gebeurt. terwijl de dieper liggende oorzaken, die deels in di. landshistorie haar ooi-sprong hebben, deels schuilen in nog niet overwonnen ras-eigenaardigheden en neigingen en voor een ander deel weer samen hangen met onaantrekkelijke economische fac toren, worden voorbij gegaan. Aantrekkelijk is voor alle jongelingschap in alk landen datgene, dat een bestaan naar de behoefte» oplevert en uitzicht op vooruitgang opent-. De Surinaamsche jongelingschap is niet. imders en wanneer het klein-bedrijf tot zoodanige ontwikke ling kan komen, dat diuuuit een. middenstandsbedrijf groeit, dan zal de arbeid zich ook wel meel dan nu, neigen naar den kant van den. landbouw. Maar ook voor die ontwikkeling is de vestiging van grootbedi'i.jf op breedcn, hechten grondslag eerst noodig. Dat moet het gansche niveau opbeur(!7i, eu gelukt het, dan zal het tevens vom eigen verdere expansie de beste reclame zijn. Want beter middel van .aantrekking is niet te bedenken, dan het levend bewijs van een bloeien.'l bedrijf. SLOT. Het is langs deze lijn van de lotgevallen, dat ik gekomen ben tot de conclusie in mijn eerste artikel: Suriname heeft dtiiigend behoefte aan spoedige versterking van het fundament, versterking van het bedrijfsleven, met name van het groot-land bouwbedrijf. En gekomen tot mijn raad, om als het groot-kapitaal blijft aarzelen, te trachten het over de aarzeling heen te brengen, door een rente garantie. Suriname heeft dringend behoefte aan een tltiad Ken daad van Nederland. De opbouw is Nedei land's taak. Wil Nederland er aan? Het is tijd voor ja of neen ! Dat het dan ja ! moge zijn, om der wille van Suriname en ter eere van Nederland ! BERGT UWEN INBOEDEL BIJ VOOBGENOMEN VESTIGING IN DEN HAAG OF IN HET BUITENLAND BIJ DE FIRMA BATENBÜBG & FOLMER TE 'S-GRAVENHAGE,HuiJGENSPABK22 TELEFOON 11030 EIGEN GEBOUWEN. Bespreking kosteloos 8PBC. BlNNENL. EN INTERN. TRANSPORTEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl