Historisch Archief 1877-1940
No. 2649
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 10 MAART 1928
19
UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE
n z e o r a n
door MELIS STOKE
VX7E hebben een brand gehad.
Ben echte, met rook en een lad
derwagen.
Het ofl'icieele rapport heeft, naar
ik meen te weten, het feit vermeld als:
Kleine binnenbrand".
Maar verder is onze brand door de
pers doodgezwegen.
We hebben eenige, dagen vruchte
loos gezocht naar eenig bericht om
trent de gebeurtenis die voor ons
onvergetelijk zal blijven, maar ei- is
niet de minste belangstelling aan ge
wijd, en daarom heb ik besloten ge
volg te geven aan den aandrang van
mijne Mathilde om zelf naar de pen
te grijpen en in het openbaar
verslagte geven van onze brand".
Onze brand brak uit op Zondag
morgen omstreeks kwart vóór tien.
Ze kwam, zooals alle groote gebeur
tenissen en ervaringen in ons leven,
volkomen onaangekondigd. Deze
mededeeling doe ik niet uit vrees voor
de assurantie, die er ons misschien van
verdenkt den boel aangestoken" to
hebben, maar om U aanstonds in de
stemming te brengen om mijn ver
haal te kunnen volgen.
Welaan dan, plotseling drong de
bevelende stem van mijne Mathilde
tot mij door van de bovengelegen
tage.
Snel overwoog ik dat de kinder
juffrouw naar de kerk was en dat de
andere helft van den bediendenstoet
beneden in de keuken bezig was,
zoodat ik met eene aan zekerheid gren
zende waarschijnlijkheid mocht aan
nemen dat mijn hulp werd ingeroepen
voor het aankleeden der kinderen die
met ons in optocht zouden uitgaan.
Ik hield mij dus doof en vervolgde
mijn lectuur.
De kreet werd echter, ditmaal drin
gender herhaald en een geruisch van
rokken in de gang verraadde mij dat
de helft van het personeel naar boven
snelde. De kreten, werden thans 7.00
veelvuldig 011 luid, en ik meende /.<io
stellig' klanken van ontzetting
tusschen die van ongeduld te bespeuren,
dat ik mijn weekblad tezamen vouwde
en een deur opende.
Ken prikkelende geur .sloeg mij te
gemoet, alsof er toast werd geroosteni.
Naar boven snellende ontdekte ik
dat, in stede van toast, het behang
van de kinderkamer en eenig hout
werk smeulde. Toen begreep ik dat
onmiddellijke hulp gewenscht was.
Voor de bewonderende blikken van
de keukenmeid en de kinderen, en
onder het critisch oog van Mathilde
bluschte ik onzen brand met een d riet al
welgemikto glazen water. Hot siste
echt en het behang droop.
De kinderen juichten, do keuken
meid schoot te hulp met een natte
stofdoek. Mathilde stelde vast dat de
kinderjufi'rouw een electrisch strijk
ijzer in het contact had laten staan,
en hiermede zou onze brand tot het
verleden behoord hebben indien niet
mijn. zwager Archibald, die dien nacht
op de zolderétage gehuisvest was ge
weest, was komen rapporteeren dat
die verdieping blauw van den rook
stond. Aangezien onze brand gewoed
had boven den schoonsteenmantel,
rees aanstonds bij ons allen het ver
moeden dat binnen in den schoorsteen,
het vernielend vuur wachtte op een
gelegenheid om met nieuwe woede los
te breken.
Begrijpend dat mijn
blusschingswerk slechts oppervlakkig was ge
weest, vertrouwde ik mijn zwager de
bewaking van de zolderétage toe. In
pijamas, gehurkt naast een gat, liet
ik hem achter, en belde de brand
weer op.
Ik had dat nog nooit gedaan en ver
wachtte een man die in de uiterste
.spanning naai' mijn adres zou
informecren, om dan dadelijk drie. vier
luidbeHen.de wagens vol brandweer
mannen op mij al' te sturen.
Dit nu \\ilde ik tot eiken prijs ver
mijden, aangezien de brand geblusehl
was, en ik geen figuur wilde; slaan
tegellover de buren, op een
/oiidagmorgeii nog wel. Tut mijn verba/ing
kwam er een vriendelijke juffrouw.-.
Juffrouw, zeide ik. er is brand bij
ons. teil minste hoogst \va-ai selii jidijk.
Het is geen uitsla.andc l.rand (volmle
het verhaal van het strijkijzer), maar
het smeult nnssehien in den schoor
steen. . . . /oudt u mij nu niet n a
twee brandweermannen in een taxi
kunnen «turen om eens exen te kij
ken "
De juffrouw si eltie mij vooi- de kt u/e :
óf niets of wat /.ij noemde ..de heele
brandweer''.
,.Hoeveel wagens is dat...'
ik wiji'elend.
Minstens n spuit en
wagen," /eide de juffrouw, .,d<
merischeii vinden liet akelig. .
Hebt u niet n hél
BISCUITS
ladder*
meeste
kleine
spuit....!'" vroeg ik nog met een
restje van hoop.
.Nee. . . . allemaal dezelfde'', zei
de juffrouw. . . .
Ik zei dat het goed was. en bleet
met kloppend hart wachten.
Nauwelijks drie minuten later na
derde liet bekende schrille geluid en
het gebel en ratelen van wielen.
Excuses stamelende opende ik de
voordeur, maar zeven, acht enorme
kerels, met trossen touwen, bijlen,
haken en helmen reeds gereed
de deur in te hakken drongen mij
terzijde. Eén bleef er op den wagen
achter. Mij quasi-geestdriftig maar
met de dood in het hart aan het
hoofd van de mannen stellende, rende
ik de trappen op, en, het bonkende en
snuivende gezelschap achter mij, de
kinderkamer binnen. Sprakeloos wees
ik op het brandgat naast den schoor
steenmantel. De zeven mannen keken
er naar.
Mathilde en de kinderen, bij de tafel
gezeten, staarden naar de deur waar
door maai' steeds meer gi-helmden
schenen binnen te dringen. Reeds
vreesde i!-: stekelige' opmerkingen
van mijne op h"t stuk van branden
zoo geblaseerde be/.oeker-., toen een
hunner mijne toestemming verzocht
om dooi' on/e telefoon een kleine
binnenbrand' te luo^vn melden. Het
klonk mij als nni/.ielv in d-1 ooreii.
Het was dus toch, naar .je opinie van
de/e (,.clinici, een brand.
Hoewel er natuurlijk geen werk was
voor alle acht bra.tulgasf en. ver
deelden '/.<? het toch op bewonderens
waardige wij/e: twee posteerden zich
aan weerszijden van. mijn x.wager en
keken niet hem door het rookende gat.
Een haalde een 7.iüig, een een zakmes.
een vijfde een stoffer en. blik, terwijl
de overigen /ich in een indrukwek
kende en massale groen opstelden
naast de speelgoedkast. Alles ging snel
en ordelijk. Het behang werd van
/warte randen ontdaan, eenig
latwerk afgezaagd, de snippers
opgeveeg'd en de schoorsteen van binnen
geobserveerd. Op dat oogenblik kwam
de kinderjui'1'roiiw uit de kerk. r/,\] was
doodsbleek, want er was een oploopje
voor onze deur bij de brandweerwagen.
Mijn vijfjarige zoon zeide: ..jij gaat
in de gevangenis", en mijn driejarige
dochter, zooeven nog vol trots door
het ontdekken van eenige bekende
kinderen in hef oploopje, (?die thuis
lekker gén brand hadden ) gilde
wanhopig: ..maar waarom heb je het
dan ook gedaan....?"
Dit deed het gemoed va,n de juf
frouw in een tranenvloed overgaan.
De overigens zoo koelbloedige brand
wachten wendden zich bescheiden
terzijde, en keken allen toe hoe n
hunner een latje doorzaagde.
Even later dreunden de mannen
de trappen af.