De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 10 maart pagina 4

10 maart 1928 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 10 MAART 1928 No. 2649 Een stem uit het Noorden door Dr. P. H. RITTER Jr. TV/T ET alle waardeering die ik koester voor Merijntje Gijzen", zou ik mijn landgenooten toch willen vragen, of het nu niet tijd wordt dat wij ook eens iets anders gaan lezen? En of wij, nadat we met een hartstocht die zijn weerga niet kent enkele vaderlandsche boeken hebben ver slonden, terwijl wij andere vaderlandsche en buitenlandsche boeken, die hetzelfde lot ver dienden, lieten beschimmelen op de zolders der uit gevers, niet weer eens een tikje Europeesch mogen gaan worden in onze literaire voorkeur. Men hoeft er niet eens vreemde talen voor te kennen, want ondernemende uitgevers zorgen er voor, dat het beste dat over de grenzen verschijnt op verdien stelijke wijze in onze moedertaal wordt overgezet. Met al deze vragen op de lippen, zet ik mij neer, om te schrijven over Jacob Paludan's Vogels om den Vuurtoren" 1), dat frisscbe en ondanks de sombere bladzijden die er naast tintelenden humor in voorkomen, zoo verkwikkende boek. Wat is de vuurtoren, en wie zijn de vogels daar omheen? De vuurtoren, dat is de groofce lichtbaak, bij het vergeten Jutlandsche visschersplaatsje Sandhavn". En de vogels er om heen, dat zijn de onafzienbare gevederde legioenen, die bij het wisselen der jaargetijden van Noord naar Zuid trekken of van Zuid naar Noord, en die bij eiken nieuwen overtocht ettelijke slachtoffers achter laten op de kust, hunkerend verlangenden, die worden aangelokt door het verblindende licht, en die zich dan stuk vliegen tegen den steenen romp. Beneden loert de visschersbevolking, en verzamelt de vogellijken, scalpeert de verminkten en maakt een zoete winst van den donzigen buit. De oude menschinstincten, behoefte om hard te zijn tegen hulpeloosheid, roeren zich in haar. Wanneer de mannen en jongens gaan slapen, dan ligt men lang met opgetrokken bovenlip uit driftigen hartstocht en denkt aan weeklachten en ontzetting en tik kende harten. En hoort., heel hoog, als een greep over een wazige harp, het afscheid der vrije vogels aan de door het noodlot getroffenen. Maar dit natuur-legioen is maar eene voorhoede Tan andere zwervers, die zich om den toren be wegen, even genadeloos door het wreede leven verstrooid en vernield. Dat zijn de bewoners van Sandhavn, en van het nabij gelegen tweeling-stadje Nordby. Het innerlijk motief, waarvan het buitenmotief de symbolische voorstelling vormt, leidt ons langs eenige van die menschenlevens heen, welke zich eveneens groepeeren om een centraal gegeven. Dat gegeven is: de poging om de vergeten visschersplaats Sandhavn in een machtige haven te herscheppen. In Kopenhagen heeft men het uit gevonden: wanneer Sandhavn een haven kan worden voor het groote scheepvaartverkeer, dan gaat heel Jutland gouden dagen tegemoet, en zal allereerst de kleine plaats zelf op ongelooflijke wijze stijgen in beteekenis. En zoo wordt Sandhavn kunstmatig cmhoog gebracht. Er komen ingenieurs, er komen arbeiders, die dammen moeten werpen in de zee, er wordt een spoorlijn aangelegd van Nordby naar Sandhavn om het voor beroemdheid voorbestemde gat te verbinden aan het Deensche spoorwegnet. Bij die haven zijn, omdat zij de tragedie van Sandhavn zelf is, eigenlijk alle levens die ons in dit boek verschijnen, betrokken. Wij ontmoeten natuurlijk de grondspeculanten, -?er moet veel terrein worden verkaveld en ont eigend, wij zien een gedeelte der bevolking, kroeghouders, die de ooren spitsen, advocaten dio rijk willen worden in n slag, meegesleurd in het nieuw bedrijf. Maar wij zien, daartegenover, den steilen, hardnekkigen Jutlandschen boer, het aartsvaderlij k type, voor wien de eigendom van den grond een evangelie is, omdat hij dien eigen grond met bloed en tranen heeft verworven en vruchtbaar gemaakt, in don ouden boer Ilunby. Het wordt zijn noodlot, want als de regeeringsgedelegeerden komen om over den onteigening-sprijs te onderhandelen, en hij weigert hardnekkig de gunstigste schadeloosstelling, en zij beduiden hem eindelijk, dat de grond, dio noodig is voor het nieuwe spoorwegstation onteigend zal worden in ieder geval, dan loopt hij zijn tuin in, zoekt oen voorwerp om zijn wraak aan te koelen, en schiet den eersten den besten neer, dien hij op zijn weg ontmoet, den veldwachter. Dat gebeurt alles op een van die zwoel-weemoedige avonden, welke de Deensche romankunst als geen andere ter wereld vermag te beschrijven. Het is de avond, waarin het tusschen zijn dochter Bodil, na den dood van zijn vrouw zijn eenige toeverlaat, en Johan, den zoon van den lichtwachter, bijna tot een liefdes verklaring komt, die door de plotselinge katastrophe wordt gestuit. En nu komt Bodil, wanneer haar vader door de marechaussees is weggevoerd, een lange gevangenschap tegemoet, voortdurend aan den einder van onze belangstelling. Haar blanke, ongerepte gestalte, die als de gestalte van een princesse lointaine" is, blijft steeds aan den horizont van het verhaal. Zij is het immer in de ziel gedragene, maar nimmer bereikbare ideaal van vele mannenharten. Om haar heen bewogen zich Arne, Johans cynische vriend, dien wij later terug zien als medicus te Kopenhagen, Johan zelf, en de wonderlijke figuur van den adcovaat Nagel, uit Nordby. Nagel is een vermoeide levensgenieter, die zijn narcisme kan uitleven omdat hij door een cynisch en in kibbelpartijen voorbijgaand huwlijk met een schatrijke vrouw zijn tijd in ledigheid kan verslijten. Nagel verschijnt als trooster, later als minnaar van de blanke Bodil. Hij, kenner der vrouwen, stiekeme marodeur, wordt als een schooljongen op de blanke Bodil verliefd. Als eindelijk zijn vrouw gestorven is, en tegelijkertijd zijn vermogen zoo goed als uitgeput, wordt Bodil zijn groote levenstragedie. Hij leert de liefde kennen, wanneer zijn leven in waardeloosheid is verteerd. Hij is een verloren man geworden, die zijn ouwelijke gelaatstrekken nauwlijks in -den spiegel durft bekijken, en als deze late liefde hem aan zichzelf ontmaskert, als hij een liefdesverkla ring doet, die als een zelf verbrijzeling is, heeft al de dood zijn graf gegraven. Hij hangt zich op, bezweken aan deze passie die als een vagevuur is. * * * Intusschen is Johan, dos lichtwachters zoon, na een korten, beklemuvmden proeftijd tusschen enge, conservatieve manscheti, in df.ze apothekerij te Kopenhagen, naar Am ;rika verdwenen. Daar wordt hij man, daar leert hij datgene wat m-;n pleegt te noemen, de veel-gebruikte beeldspraak bezigend die fijner aanleg verdoemt, ,.m;t zijn voeten op den grond te staan." Niettemin voert heimwee hem als agent van automobielen in het vaderland terug. Als zoovele malen leidt het grillige lot hom af van Bodil, die bleef leven op don bodem van zijn hart. Maar langs een omweg komt hij toch in Denemarken en in Sandhavn terug. Van het groote drama dat daar heeft plaats gehad, ziet hij alleen de; scherven. Op den dag der feestelijke inwijding van Sandhavns haven,welk festijn ons in al zijn burgerlijken, paradeachtigon opsmuk geteekend wordt, komt lluuby, de onverzettelijke boer, wien do ,,roof" van zijn land in de jaren van gedwongen eenzaamheid tot een verpletterende obsessie is geworden, uit zijn gevangenschap terug. En hij neemt aanstonds wraak. In don wildon stormnacht besluipt hij don havendam, en rijdt dien met een van do kranen die daar nog aanwezig zijn, stuk. De Oceaan herneemt zijn rechten, en heel het werk dat Sandhavns grootheid moest verzekeren, valt in puin. Aan het eind van het boek zien wij Johan zoekend naar Bodil, dio onderwijzeres geworden is in Sandhavn, maar deze daad van verlangen is het vraagteeken, waar dit boek in besluit. Om de ziel der Skandinavische literatuur t-e kennen, kan men niet boter doen dan dit boek lezen. Al de personen die er in verschijnen zijn bezeten van oen onoindigheidsdorst, van een nooit vervulbaar verlangen. Zij worden voortgedreven door de stroomen van hot lot, zooals de vogels werden aangedragen naar don vuurtoren, zooals do golven werden opgeheven om den dam te vernielen die Sandhavns grootheid wilde verzekeren in ijdolen overmoed. Po conflicten, dio er zich in ontwikkolen zijn geen conflicten van karakters. maar de verwezenlijking van lotsbestemmingen. Deze schrijver laat de m;nschen dansen op de golven van liet levert. Maar tegelijkertijd neemt hij zo waar m :t oen ironische nauwkeurigheid, zóó dat zo nimmer verdwijnen uit on/.e herinnering. Het Leven, hot Lot. voel m-'or dan do begeerte bij den schrijver, do verhoudingen tusschon zijn personen dramatisch af te ronden, schijnt do OUYMPIADE. Sportlui beveiligt Uw oogen; gebruikt onbreekbare brillenglazen. JOS. HARTOG. Hoofdsteeg 17 tel. 3343 Rotterdam.. Nobelstraat 28 tel. 110&3 Utrecht. Suriname en Nederland door G. J. STAAL Naschrift 'T* OEN ik het denkbeeld aanbeval om door het verleenen van eono rentegarantie hot Nedorlandsch kapitaal op te wekken om deel te marien aan den opbouw van het landbouwbedrijf iu Suriname, stond mij voor den geest de rentegarantie,. welke de Regeering in 18(>3 toestond aan de Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij en die den aanleg van de eerste spoorwegverbinding op Java ten gevolge had. Mijne aandacht is thans gevestigd op een, mij tot dusver onbekend, artikel van den heer Mr. Dr. H. II. A. van Gijbland Oosterhoff in No. 020van de Economisch-Statistisehe Berichten (1(5 November 1927), getiteld: De Surinaamsehe begrooting voor 1928, waarin hetzelfde denkbeeld is aanbevolen, naar het voorbeeld van de British North JBorneo Company, een zgn. Chartered Company, die ter economische ontwikkeling van Britsch Noord Borneo gronden heeft uitge geven met een reiitogarantie van 5 pOt. op het kapitaal van den concessie-houder. Do heer van Gijbland Oosterhoff schrijft: ,,Indien Nederland zulks zou doen ten opzichte van Suriname, 7,011 dit niet zijn goed geld naar slecht geld gooien, doch omgekeerd, omdat daar door groote kans zou ontstaan, dat do jaarlijkscht subsidie1 van ? 3.000.000 zou verminderen en op don langen duur ophouden". Nu dit te mijner kennis is gekomen, stel ik ei prijs op hot hier te vermelden, ter verklaring van de rillen waarom ik er geen melding van gemaakt heb. Misschien kan het ook nog bijdragen tot ver sterking van de gedachte, nu die van twee kanten onafhankelijk van elkander, is voorgebracht. creatieve factor te zijn in deze Skandinavischf literatuur. Dramatisch zijn de gebeurtenissen, meer dan de mensehen. Maar daarom juist blijft ai de aandacht van den kunstenaar samengetrokken op hun psychologie, die hij geeft met een onover troffen geraffirieerdheid. Men zou zoo zeggen, aan zijn geschiedenis t< oordeelen, dat dit boek van Paludan somber is. J Iet verhaal heeft inderdaad zijn sombere aspecten, maar toch blijft het voortleven in onze nagedachte als een licht en tintelend geheel. Omdat het zoo weergaloos raak en geestig geschreven is. Omdat het een Oceaan van aforismen bevat, die, ieder voor zich, voldoende zijn om ons een hooien dag aan hot denken to houden. Omdat het overal leeft, en overal boeit, on overal sprankelt. Geforceerd ! zal een bedachtzaam kritikus zoggen. Maar geniaal, antwoord ik hem. Voor wie behoefte aan humot heeft, is het oen reeks van festijnen.. Ik hoop niet alleen dat dit nieuwe werk vanl'aludan. dat, voor zoover wij konden nagaan, voortreffelijk vertaald is door A. en K. llubnei', veel zal gele/en worden, maar ook dat het een onderworp zal worden vari gesprok ! De vraagstukken spuiten er uit omhoog. Men oordoolo zelf. 1) Uiti/cr/ercti door de Uili/ecermnij. .,h'lncrier''' ie A insterdu m.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl