De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 24 maart pagina 17

24 maart 1928 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

No.2651 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 24 MAART 1928 17 WITSNAVELIGE NEUSHOORNVOGEL In de Rotterdamsche Diergaarde door Dr. K. KUIPER (Met teekmingen voor ,,de Groene Amsterdammer" door H. Verstijnen) jg1 II. Neushoornvogels Tp IGENLIJK in verschillende opzichten meer eigenaardige dan mooie vogels. Heelemaal niet bevallig in hun bewegingen, eer plomp, met een weiaig opvallend, gewoonlijk zwart en wit, veder kleed voorzien, zouden ze al weinig aanleiding geven om het eerste te worden uitgekozen onder onze talrijke tropische vogels voor een praatje bij een plaatje, als ze dien merkwaardigen snavel niet hadden en niet zoo'n vreemdsoortige broedverpleging er op na hielden. Het eerste valt vanzelf ieder toeschouwer op en als hij zich den tijd gunt om deze vogels wat meer op zijn gemak te bekijken, dan zal hij nog wel van allerlei opmerken dat met dien snavel samenhangt. Het tweede echter, die zorg voor het kroost, daar van merkt ge bij gevangen vogels niet licht wat en daarvoor moeten we dus varen op het compas van die vele nauwgezette waarnemers die onze ge vederde Rhino's in hun natuurstaat gadesloegen. De teekeningen van vriend Verstijnen ontheffen me van de altijd wat ondankbare taak om TJ een gedetailleerde beschrijving van den Neushoorn vogel te geven. Stelt u zich hen maar voor, voorzoover ge ze onverhoopt nooit gezien mocht hebben, maar zie dan vooral dit gebrek in uw opvoeding ten spoedigste te boven te komen. Denk u een vogel ongeveer van de afmetingen van onzen Aalscholver, geen zwemvogel natuurlijk, maar een echte boom bewoner met daarbij behoorende pooten. Kort den hals, in gedachten wat in, maak den staart wat forscher, vervang het kleine venijnige vischroovershoofdje met den scherppuntigen haaksnavel door een meer imposant kopstuk, aan den kin en om de oogen voorzien van helder gekleurde kale plekken huid, en met een snavel die ons doet uitroepen met Oyrano: C'est un roe !.... c'est un pic ! c'est un cap ! Dan hebt ge zoo in 't algemeen het beeld van den Neushoornvogel voor u. Zie, daar komt juist de oppasser aan met een omvangrijken maal tijd voor dezen holle-bolle-gijs: gekookte rijst, stukjes rauw vleesch en schijfjes pisang vormen de hoofdbestanddeelen. Niet zoo gauw heeft hij den schotel neergezet en zijn rug gewend of onze gast springt van stok of tak naar beneden en valt er op aan. Hij is lang niet de eenige vogel voor wien het pakken met den snavel beteekeut het grijpen van iets wat aan de peripherie van het gezichtsveld van beide oogen ligt. Maar door de bijzondere afme tingen van zijn bek valt het sterker op dan bij andere vogels, hoe hij eerst den kop zijwaarts draait, zijn voer met n oog aankijkt o n dan bliksemsnel den kop terug te wenden en met den punt van den snavel precies raak te pakken,altijd eerst do stukjes banaan. Er moet wel een langdurig proces van trial and error vooraf gaan, voor zoo'n vogel die behendigheid heeft verkregen om juist dat stukje te pikken, terwijl het een ondeelbaar oogenblik te voren van het centrum van het gezichtsveld heolemaal naar den omtrek is verhuisd en dus ver moedelijk niet meer scherp gezien wordt. We weten van dit monoculaire zien der vogels nog niet veel af, maar stellen bij onzen Neushoornvogel vast dat X hij in minder dan geen tijd zijn bijzondere lievelingsvoedsel er uit heeft gepikt en naar binnen gewerkt. Dat naar binnen werken gaat bij hem weer heel anders dan b.v. bij langsnavelige vischvogels. Terwijl deze laatstenden visch net zoo lang met den punt van hun snavel verpakken tot ze hem met den kop naar voren geleidelijk aan omhoog kunnen werken in hun bek, gooit de Neushoornvogel zijn hapje gewoonlijk in de lucht en vangt het dan in zijn bek op. Deze gewoonte was jaren geleden, zoo herinner ik me, het behoud van een Neushoorn vogel in Artis. Deze had, op welke wijze dan ook, de voorste helft van zijn bovensriavel verspeeld. Natuurlijk was hij daardoor wel gehandicapt tegenover zijn volwaardige soorts- en kooigenooten. Maar als die zich te goed gedaan hadden kwam hij naar den etensbak, schepte volhardend 'n stukje rijst of vleesch op zijn ondersnavel, gooide het in de lucht en ving het op. Had deze voedingswijze niet tot de ingeboren gewoonten van het dier behoord, dan zou het, daaraan valt haast niet te twijfelen, die methode niet als een aanpassing aan zijn invaliden toestand hebben gevonden en jam merlijk hebben moeten verhongeren. De Neushoornvogels hebben lang niet allemaal een even geweldigen snavel en een even hoogen hoorn". De vormen die ge afgebeeld vindt, zijn in dat opzicht zelfs heel bescheiden. De Jaarvogel (Bhytidoceros undulatus), die op den snavel een aantal evenwijdige dwarse groeven vertoont, draagt dien naam omdat deze groeven met het klimmen der jaren geleidelijk toenemen en dus min of meer voor een leei'tijdsbeppling kunnen dienen. Negen groeven schijnt wel het maximum te zijn. Mannetje en wijfje zijn duidelijk verschillend. Hij heeft een roodbruinen kuif en een grootendeels gelen keelzak, zij mist deze kuifkleur, die zwart >s en heeft een effen blauwen keelzak. De Jaarvogels komen in drie soorten in onzen Indischen Archipel voor. Onze vorm bewoont de groote bergwouden der groote Soenda-eilanden, waar hij in paren of kleine groepjes zeer schuw leeft on zich vooral met vijgen voedt. Do andere vorm Anthracoceros convoxus is de Kangkareng der Soendaneezen, eon naam die aardig hot typische krijschendo geluid dier vogels nabootst. In de natuur heet hij minder kieskeurig op zijn voedsel. Er wordt zelfs beweerd dat de aan do zoo lovende exemplaren visch eton. Dit lijkt me zoer wel mogelijk, want wij hadden voor enkoio jaren een exemplaar dat daarop verzot was. Alleen.... hij verslond alleen de ingewanden. Op on handige manier schudde hij do kleine vischjos met zijn snavel zoolang aan den kop hoon on weer dat deze bij de kieuwen losliet; dan gingen, zooals zij weten die wel eens Noorseho ansjovis hebben schoon gemaakt, de ingewanden mee met den kop. Dat scheen zoo do bedoeling ! Want dio werdon dan door meneer opgegeten, terwijl hij deri kop zelf, mitsgaders het afgeschudde verdere lichaam, onaan geroerd liet. WITSNA VEHGE N EUSlIOOItNVOG EL JAARVOGEL Maak u vooral niet ongerust dat de snavel te zwaar zou zijn voor het dier. Hij is met den hoorn incluis volkomen spongieus van bouw on weegt bijna niets. Ge hebt trouwens vermoedelijk wel eens zoo'n kop in handen gehad. Ze wordon in drogen, toestand bij massa's uit Indiëmeegebracht. Als ge zoo'n echtpaar Neushoornvogels uit Indi krijgt, betreurt ge dadelijk dat de kooi waarin ge zehxüsvest, niet veel ruimer is en dat ge er geen flinkeiï. hollen boom in kunt hebben. Want als ge do dieren eens aan het nestelen kon krijgen, zooals b.v. parkieten en loeris, die in nostkastjes gaarne daar toe overgaan, dan zoudt ge eerst recht een bio logische merkwaardigheid kunnen vortoonen. Bij alle soorten n.l. behalve do grondbewonende Hoornraven uit Afrika, habben do mannetjes de gewoonte het wijfje als 't in eon hollen boom haar eieren gelegd hoeft, volkomen in te metselen. Men. leest ook wol dat het wijfje van binnon uit zichzelf inmetselt. Het houdt slechts door eon kleine opening verbinding met do buitenwereld en wordt door hot mannetje volkomen gevoed. Later, als de jongen uitgekomen zijn, ontvangen ook dozo van don vader hot voer tot zo klaar zijn om uit te vliegen. Gedurende dien tijd ruit hot wijfje en is zoodoende zelfs een poosje tot vliegen niot in staat. Iteeds Wallace gaf ons, schoon riiot als oerste, in zijn boeiend reu-verhaal: The Malay Archipelago, een aardige episode over do waarneming en vangstvan een broedenden Neushoornvogel. Go vindt ditverhaal weergegeven, o.a. in Portieljo's Artisboak; maar in don latoron tijd zijn natuurlijk nog vele en nauwkeurige waarnemingen gedaan, waarvan die van Hoge, die lang in Herawak (N. Borneo) verblijf hield, wol mede van do interessantste zijn. Wat hij beschreef zag hij van den grooten Dubbelhoorigen. Neushoornvogel, Uuceros rhinoceros. Hot wijfje wordt met voedselballen, bestaande uit vruchten, zaden, insecten en dooien van reptielen, omgeven door een huidje, govoed. Telkens bij iedere voedsring krijgt het wijfje twee tot vier van dio ballen in den open snavel. Door het kauwen vallen zaden omlaag, kiemen daar, en aan do grootte dier kiemen zien do inboorlingen hoc lang het wijfje al broedt. Na een vierweokschou broedtijd breekt het de opening los, maar metselt dio voor de jongen weer toe en helpt dan het mannetje vooderen. Toen Hoso eens een voederend mannetje had goschoton, namen oen aantal jonge mannetjes als om strijd de verzorging der weduwe op zich l Zou die waarnoming volkomen juist zijn? Wordt zo bevestigd, dan is dit zeker een merkwaardig verschijnsel. Voor kort las ik dat in do diergaarde to Frank fort a/il coii paar Tokko's, kleinere verwante vogels iiit Afrika, met minder enorme snavels, die soortgelijke broedgewoont.cn vertoonoii, jongen haddon grootgebracht. Dit zal zeker wol voor 't eerst zijn geweest in gevangen staat. De lulatiüers houden vaak Neushoornvogols in gevangenschap. Als zo jong gevangen zijn, worden zo vaak aardig mak. Jammer maar dat ze niet hooi sterk zijn. Nog niet lang geleden stierf in do Dier gaarde oen uiterlijk volkomen gezond dier aan een hartverlamming. Terwijl ik op korten afstand stond. hoorde ik plots drie heesclie kroten. De Neushoornvogel trachtte op te vliegen van zijn stok. maar viel zóó morsdood neer. Deze ervaring hebben velen. Ook Westenenk ! Men zie zijn laatste boek. Wilt ge nog weten wio do naaste verwant der Neushoornvogels is ondor onze inlandsen» vogels? Do Hop ! /o bohooroi) tot dezelfde fanrlie: Upufidao. Had go dat gedacht;' Die elegante; fiorgekuifde Hop met zijn langen, fijnen, snavel !

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl