De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 7 april pagina 20

7 april 1928 – pagina 20

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER VAN 7 AT^ÏL'1828' Mof 2653 l STEUNZOLENt HIT OPSTAANDE!» ByfTENRAND HERSTELT DE/PLATVOET \\ O.A.MESSING. V MJR6WAL 334. tfOM M HET BINtl EN6ASTHUISI . \ Volle Garantie geven wij, dat Uw wasch op be slist onschadelijke wijze wordt behandeld! Onze meer dan 100jarige reputatie is U een waarborg! STOOMWASSCHERIJ DE PELIKAAN" GOUDA Vraagt eens om onze prijs courant No. 16 Huize KLIM-OF ( Rost- en Herstellingsoord WASSENAAR Prijs f 2.50 per dag-Tel. 125 Hoogtezon aanwezig N. TIMMERS Ged. Verpleegster EEN WOONINRICHTINQ VAN |OV 005TEBBEZK VEBHOOaiDE HUISELUKHEID CATAUKJUS DESKUNDIG ADVIES f N DEQBOOIINtiKOSinOOS VRAAGT VAN BIISTEIÏEID'S ADVOCAAT A.VAN BIJSTERVELD AMSTERDAM EXPORT FEUILLETON: DE VONDST door V. BLASCO IBANEZ (Uit het Spaansch vertaald door A. Musch-Benavente) T K, meneer" zei Magdalena. de ?) trompetter van de gevangenis, ,,ik ben heeleniaal geen heilig boontje; ik ben verscheiden keeren voor beroovingen veroordeeld; soms had ik wat op mijn kerfstok, ook wel eens als ik een schoon boekje had. Verge leken bij u, die een meneer bent en stukjes in, kranten schrijft, ben ik een vent van niks. . . . Maar gelooft u me, dezen keer zit ik hier zonder dat ik het verdiend heb." En terwijl hij de eene hand op zijn borst legde en zijn hoofd met zekeren trots oprichtte, voegde hij er aan toe: ,,Kleine diefstalletjes, anders niet .... Ik ben. niet moedig: ik heb geen druppel bloed vergoten." Zóó als de dag aanbrak klonk de trompet van Magdalena op de groote binnenplaats, zijn wek-deuntje opge sierd met loopjes en trillertjes. Den geheelen dag liep hij met zijn krijgstrompet aan zijn hals hangend, of hij wreef het instrument liefkoozend met een punt van zijn blouse om er den aanslag af te wrijven, die er door de vochtigheid van de gevangenis op kwam, hij ging het heele gebouw door, een voormalig klooster, in welks eetzalen, korenbergplaatsen en dak kamers nu ongeveer duizend mannen in door zweet bezwangerde ruimten aanwezig waren. Hij was het uurwerk, dat den tijd aangaf voor deze massa mannenvleesch, die zonder ophouden ver vloekingen uitbraakte. Hij liep langs de omheining om met sonore trompetstooten de binnenkomst van meneer de directeur" aan te kondigen of het bezoek van de autoriteiten; hij raadde door het voortgaan van de zonnestralen op de witte muren van de binnenplaats dat de uren, bestemd voor het gemeen schappelijk samenzijn, de beste van den dag, op komst waren, en met de tong langs zijn lippen likkend, wachtte hij ongeduldig op het bevel om dan in een vroolijk schetterend tatarata uit te barsten, waarop de gevangenen als een kudde de trap kwamen afdraven en vol verlangen naar de spreekkamers liepen, waar een zwerm erbarmelijke vrouwen en kin deren zich verdrongen; zijn niet te stillen honger deed hem veel op en neer loopen in de nabijheid van de oude keuken, waarin de eetketels stonden te pruttelen in een walgelijken etenswalm, en hij beklaagde zich over de onverschilligheid van den chef, die altijd talmde met voor het eten te laten blazen. De gevangenen van Woed-misdaden, de helden van den kerker, zij, die uit bravoure gemoord hadden of uit minne-nijd en die een aristocratie vormden, welke minachtend op de eenvoudige boeven neerkeek, be schouwden den trompetter als een geduldig stuk speelgoed voor hun oogenblikken van verveling. ,,Blaas op !" werd hem kortweg door een of anderen groven vent bevolen, n die trotsch was op zijn misdaden en zijn moed. En Magdalena ging stram in de militaire houding staan, sloot den mond en blies de wangen op, wachtend tot twee muilpeeren, die met beidt; handen tegelijkertijd toegediend wer den, niet veel lawaai den rooden bol, die zijn gezicht was, deden leegloopen. Op andere oogenblikken probeerden de gevaarlijke sujetten de kracht van hun armen op den schedel van Magdalena, die kaal was door weerzinwekkende ziekten, en zij lachten om de pijn, die hun vingers op de uitsteeksels van het harde been ondervonden. De trompetter leende zich tot de marte lingen met de onderworpenheid van een armen hond, en hij dacht zich te wreken als hij daarna de woorden herhaalde, die voor hem een troost beteekenden: Ik ben een goeie vent: ik ben niet moedig. Diefstalletjes, anders niet. . . . maar bloed, geen druppel." Op de bezoek-uren kwam zijn vrouw zich aanmelden, de fameuze Peluchona, een reuzen-wijf, dat heni groote vrees inboezemde. Zij was de minnares van n van de gevaarlijkste bandieten uit de ge vangenis. Dien bracht zij dagelijks eten, iets waardoor zij verplicht was allerhande vuile werkjes op te knappen. Als de trompetter haar zag, ging hij de spreekkamer uit, bevreesd voor de onhebbelijkheden van dien booswicht, die graag van de gelegenheid gebruik maakte om hem met een vuistslag te vernederen in tegenwoordigheid van zijn vroegere gezellin. Dikwijl", werd zijn vrees overwonnen door een gevoel van nieuwsgierigheid en teederheid, en hij kwam bedeesd dichterbij, terwijl hij door de dichte tralies zocht naar een kind, dat met la Peluchona was meegekomen. ,.üit is m'jn zoon, meneer" zei hij nederig. ..Mijn Tonico, die kent mij niet meer en die herinnert zich ook niets van mij. Ze zeggen, dat hij niet op mij lijkt. Misschien is hij ook niet van m'j. . . . ! Ziet u, met het leven. dat zijn moeder geleid heeft, altijd in de buurt van de kazernes gewoond en voor de soldaten gewasschen !. . . . Maar hij is bij mij thuis geboren: ik had hem in mijn armen als hij ziek was, en dat bindt net zoo goed als het bloed." Hij ging weer angstig in de buurt van de spreekkamer ronddwalen, alsof hij n van zijn diefstallen wilde uitvoeren, om zijn Tonico te zien, en als hij hem een oogenblik kon bekijken zakte de woede, die hij als razendgeworden lam voelde bij de onver holen vrijerijen waarmee het gemeene wijf haar minnaar begunstigde. Magdalena vatte zijn heele bestaan samen in twee feiten: hij had gestolen en hij had veel gereisd. De diefstallen waren van weinig beteekenis: waschgoed of geld, op straat geroofd, voor belangrijker ondernemingen bezat hij geen lust. Zijn reizen waren gedwongen geweest, altijd te voet, langs de wegen van Spanje, stappend in een keten van gevangenen, tusschen de gelakte of witte steken, die het transport be waakten. Xadat hij in de opleiding" was geweest bij een muziekcorps hoorn blazers van een regiment, had hij zich in dit leven gestort van doorloopende opsluiting, met korte periodes van vrijheid, in welke hij zich gedesoriën teerd voelde, niet wetend wat te doen, en wenschend maar weer zoo gauw mogelijk naar de gevangenis terug te keeren. liet was de ketting /.onder einde, maar, zooals hij zeide. ..bij stukjes en beetjes gemaakt." De politie kon niet een klopjacht organiseeren op gevaarlijke lieden of onder hen behoorde Mai/tliilena, n van de ergste belhamels, wiens naam V. Blnsco Ibanez door de couranten werd genoemd als behoorend aan een van de gevaar lijkste misdadigers. Zij voegden hem. bij de transporten van. verdachte vagebonden, die geen bepaald mis drijf op hun geweten hadden, en die door de autoriteiten van provincie naar provincie gestuurd werden, in de hoop, dat ze onderweg van ver moeidheid zouden bezwijken, m op. deze wijze was hij te voet het heele schiereiland afgewandeld. van (Yuliz. tot Santander, van Valencia tot La» ('oruna. Met welk een geestdrift kon hij aan zijn reizen denken! i lij sprak. er van, alsuf het vroolijke onder nemingen geweest waren, op dezelfde manier als een bedel-student van zijn vroegere voettochten, en hij maakte zijn verhalen tot schilderachtige cur sussen in de aardrijkskunde. Hij herdacht met hongerig welbehagen deovervloedige melk van (ialieia. hetroode mozaïek van Kstramadura. het C'astilliaansclie brood, do Baskische appels, de wijnen en de ciders van de landen, die hij doorgetrokken was. de beddenzak op den rug. K-deren dag' van bewakers wisselend, sommigen goedaardig of onverschillig, anderen slecht gehumeurd of wreed, die voort durend in angst deden zitten voor vier schoten, inderhaast afgevuurd uit de greppel naast den weg. en daarna. het papier, dat als doodsoorzaak opgaf een veronderstelde poging tot ont vluchten. Hij riep met een zeker heimwee het beeld der met sneeuw bedekte bergen weer in zijn her innering op. of dat van rotsen, rood achtig en gebarsten door de zon: den tragen marsen o ver den wit t en landweg,. die zich als een eindeloos lint in dei» horizon verloor: de haltes, onder de booinen, op de brandendste uren. van den dag; den tegenspoed, die ze soms. plotseling onderweg overviel; over stroomde wegen, die verplichtten om. in de open lucht te kampeeron; de aankomst midden in den nacht in zekere dorpsgevangenissen, oude kloos ters of verlaten kerken, waar iederzoo goed mogelijk een droog plekje opzocht, zonder frissche lucht, om ei' de slaapmat uit te rollen; de eiridelooze reis. met de kalmte van een tocht zonder doel; het lange opont houd in de kleine plaatsjes, «'aar het leven eentonig was. waar detegenwoordigheid der kettinggaiigers een evenement beteeken.de. en waai de jongens bij de tralies kwamen staan om met hen te praten, onderwijl de kleine meisjes op korten afstand heen en weer wandelden, in onge zonde nieuwsgierigheid om hun liedjes en gemeene woorden te kunnen hooreii. Dat waren heel pleizierigi meneer", ging de dief voort : maar goed gezond waren en

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl