De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 7 april pagina 25

7 april 1928 – pagina 25

Dit is een ingescande tekst.

No. 2653 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 7 APRIL 1928 25 J3ata7cwoniny. Rijstschuur op Sumatra. Volksverhalen uit Oost'lndi door Mr. H. G. KOSTER l~"\ OOK Dr. Jan de Vries werd eenigen tijd ge leden een bundel volksverhalen, uit den OostIndischen archipel in het licht gegeven, l) Thans is van dien bundel het tweede deel verschenen: de verzameling is nu compleet. Het is een eerbied waardig stuk arbeid: honderd negentig vertelsels. zooals die vooral onder den orang ketjü" van geslacht op geslacht zijn overgeleverd, vertaald in het zuiverste Nederlandsen. Ken schat van folkloristische kennis; een stuk inlander-psychologie van ongemeene beteekenis ! Diepzinnig zijn deze geschiedenissen niet; zelfs niet (in hoogeren zin) dichterlijk. Maar zij ademen dien frisschen, kinder lijken, geest, die den onbedorven archipelbewoners eigen is. Om er van te genieten moeten wij zelf weer kinderen of. ... een beetje inlander worden. De meeste dezer fabels zijn dier-fabels. De mooie rol speelt in den regel de kantjil, d.i. het dwerghert. Dit slimme diertje is de Vos Reinaarde en de Uilenspiegel van het verre Oosten. Broos van lichaam is hij allen woudduren de baas door zijn vlug verstand en weergalooze brutaliteit. Als de kantjil jagen gaat met andere dieren en een te klein, aandeel in den buit verwacht, plakt hij zijn makkers onverwacht de oogen dicht met vischschubben. Als de kantjil gevangen wordt, houdt hij zich dood en als hij in de weitasch gestopt is, eet hij lekker allen mondvoorraad op. Wanrver hij in een kuil gevallen is, weet de rakker zich te redden door andere dieren in den kuil te lokken en over hun ruggen weg te klauteren. Door rechtschapen heid munt de kantjil niet uit. Mair dair hij nu eenmaal de zwakkere partij is, wordt hem dit gemis door den in\ander gaarne vergeven. Bovendien is hij OLYMPIADE. Sportlui beveiligt Uw oogen; gebruikt onbreekbare br ill englaze n. JOS. HARTOG. Hoofdsteeg 17 tel. 3343 Rotterdam. Nobelstraat 28 tel. 11063 Utrecht. niet ontbloot van medelijden en zijn, hulpvaardig heid is groot: hij helpt dikwijls zwakkere dieren. wanneer zij door sterke soortgenooten of door meuschen in den nood gekomen zijn. Keu enkelen keer legt de kantjil het wel eens af en niets schenkt het inlandsch gehoor guller pret dan te vernemen, hoe die pientere kantjil op zijn beurt bij den neus genomen wordt. Bruid uit de Padangsche bovenlanden. (Gedeelte van een illustratie uit Volksverhalen uit Ookt-lndië, icaaraan ook de twee andere illustraties zijn ontleend). Na den kantjil is de aap de hoofdpersoon van de kleine comedies en tragedies van het oerwoud. Natuurlijk treedt ook de tijger vaak op en niet te vergeten is de slang, het mythologisch dier bij uitnemendheid. Veel minder interessant d m do dierfabels zijn de tooversprookjes", waarin het krioelt van toovenaars, draken eu reuzen. Deze maken op onzen geest eer den indruk van on/innige, verwarde an^stdroomen dan van wer kelijke sprookjes. In de beste der tooversprookjes echter vinden wij herhaaldelijk het motief VHTI den bovennatuurlijken echtgenoot": een eerzaam landbouwer wordt verleid door een hemelnymf; een deugdzame dienstmaagd wordt verrast door eon minnaar van goddelijke geboorte. Hier ver toont do Indonesische sage plotseling gelijkenis met do (iriekscho; men lierinnero zich do aardsche minnarijen van Zeus en van Aphrodito. Trouwens er is nog een ander punt van vergelijking: talloos zijn de gevallen waarin mannen en vrouwen naar de onderwereld afdalen om eon of ander geliefd wezen te zoeken; de Grieksche mythologie wijst ons hier Demeter, Psyche, Orpheus. Zeer verras send is het, een sprookje als Asschepoes, zij hot in gewijzigden vorm, terug t o vinden. Verwonder lijk is het niet; de oorsprong dezer verhalen ligt veelal in Voor-Indië, zij zijn vandaar in westelijke richting naar Europa, in oostelijke richting naai' onzen archipel verhuisd. Een zekere eentonigheid is ondanks de verscheidenheid al dezen verhalen eigen. En alles is o, zoo primitief, ook do moraal ! Hier en daar heeft de verzamelaar een weiuigje ..geretoucheerd". Do oorspronkelijke tekst on (voor al die der Bataksche sprookjes) zijn dermate lang dradig en breedsprakig, dat deze niet konden, worden overgenomen; korte referaten zijn. er voor in de plaats gesteld. Volkomen terecht: zeker. denkwijze en verhaaltrant der primitieve keuve laars moeten worden nagebootst, maar niet zoo dat de Nederlandsche lezer er bij in slaap valt. Ook grof-sexueole toespelingen, in dergelijke, verhalen volstrekt niet ongewoon, zijn hier geweerd. Het streng-wetenschappelijk karakter der sagen-collectie moge door deze zuivering een weiaigje hebben geleden, haar leesbaarheid on genietbaarheid voor westerlingen is er ongetwijfeld door verhoogd. 1) Volksverhalen uit Oost-lndie. Ttcecdc Deel, verzameld door Dr. Jan de Vries. Zi<t)>hf» TT'. J. Thleme en Cie 1928. VAM HELLES ? TABAK 15

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl