De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 5 mei pagina 13

5 mei 1928 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2657 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 5 MEI 1928 13 Schilderkunst door Mr. M. F. HENNUS Een eeuw fransche schilderkunst 1825?1925. Tentoonstelling van Wisselingh, Rokin en Stedelijk Museum 16 April?5 Mei 1928. De heeren van Wisselingh hebben bij het voor bereiden van deze tentoonstelling behalve van hun goeden smaak en van hun relaties ook blijk ge geven van diplomatieken zin. Weinigen zullen eenige notie hebben gehad van het artistiek festijn dat zij bezig waren aan te richten. De opening was een complete verrassing en de eerste indruk een van overbluftheid. De feiten konden de aanwezi gen met moeite overtuigen dat het bijeenbrengen van een zoo representatief en betrekkelijk zoo vol ledig complex van fransche schilderijen uit de laat ste honderd jaar, nu nog en in alle stilte, mogelijk was. In het voorwoord tot den catalogus verontschul digt de firma zich over het ontbreken van een paar onmisbare namen: die van Ingres en Delacroix. Het pleit voor de waarde der verzameling dat men hun afwezigheid inderdaad als een gemis voelt. Zij geeft het overzicht van een ontwikkelingsgang. Terwijl ge in de zalen aan het Rokin en later in het Stedelijk Museum de schilderijen passeert,krijgt ge een les in de kunstgeschiedenis. Deze omstandig heid stempelt afgezien van de kwaliteit van het gebodene de tentoonstelling tot een gebeurtenis. Niet alleen kunstzin, ook historische zin hebben bij de inrichting den weg gewezen. De laatste gaat uit den aard der zaak niet zoover dat ook aantal en omvang der geëxposeerde werken telkens in over eenstemming zijn met de beteekenis van den be trokken schilder. Maar zelfs zij die maar door n klein schilderijtje vertegenwoordigd zijn, zoejals Monticelli en Daubigny, komen in dat ne exem plaar betrekkelijk tot hun recht. Aan Oorot is terecht een groote plaats toegekenei. Pogingen om hem als overschat te proclameeren zijn tot dusver mislukt; zijn ster rijst eerder nog. Maar wel is er een kentering merkbaar in de waar deering der verschillende phasen van zijn oeuvre. In zoover is de aanwezigheid van zooveel vroege Corots wellicht niet geheel toevallig. Van huis uit was hij de bij uitstek klassieke onder de negentiendeeeuwsche landschapschilders en meer aan Poussin dan aan de Barbizonners verwant. Zijn vroegste; werk heeft die tendenz het zuiverst bewaard. Onder zijn talrijke werken in het Louvre behemden de; beide gezichten in Rome uit 1828 een aparte plaats in uw herinnering. En de heeren van Wisselingh laten een gezicht in Venetiëvan hem zien dat in zijn rustige en delicate uitvoerigheid nog aan Joseph Vervet herinnert. Overigens is het niet noodig te vragen naar wien onder de schilders van voor 1870 hun voorkeur in de eerste plaats uitgaat. In een afzonderlijk vertrek troont Daumier. Ge leert hem van meer dan n zijde kennen: van de huiselijke in een wagon de troisième classe; van de geweldige in den langs een touw dalenden colejs; van de teedere in de beiele> blonde kinderkopjes. De spoorwegcoupéis hier zeker zijn volmaaktste werk en zou op elke Daumiertentoonstelling een hoogtepunt zijn. Het is een uit meerdere variëteiten en werd waarschijnlijk geschilderd in de vijftiger jaren toen Daumier. vermoeid van het lithographeeren en op schilderen belust, zijn contract met de Charivari tijdelijk ver brak. De teekenaar van zoovele actualités" is er met den schilder in vereenigd. Bij al zijn ontzag-ge lijke picturale kwaliteiten die misschien het meest tot uiting komen in de schildering der zes personen rechts op het tweede plan, behoudt het een min of meer anecdotisch karakter. Het gaat ver boven een simpele copie des dagelijkschen levens uit, door ele; macht van zijn vormgeving en zijn kleur, maar het blijft het door zijn conceptie. Er zijn litho's iu ele serie der chemins de fer" waarin Daumier een dergelijk geval van een hoogpr standpunt heeft be keken. Heeft men echter dit standpunt aanvaard dan is een grootscher en ruimer interpretatie; moeilijk denkbaar. Men kan den exposanten niet erkentelijk genoeg zijn voor den tegenhanger dien zij den bezoeker bieden in een groot doek van de Toulouze Lautrec, dat misschien een unicum is in diens oeuvre. Men kan het eveneens een cultuurbeeld noemen. Voor het gezelschap uit ele derde klasse coupéis een van andere eirele, uit den Moulin rouge in de plaats gekomen. Maar ook ehvisie van den schilder is van een andere; orde. Daumier staat als schilder boven zijn onderwerp. maar als mensch staat hij er middenin. Hij komt uit de kringen der kleine burgerij die hij weergeeft en waarin hij zich thuis voelt. Hij bekijkt ze als verwanten wier nooden en hebbelijkheden hij kent, begrijpt en excuseert. Lautrec is een grand seig neur. Hij is ook thuis in deze wereld d':e hij schil dert, maar hij is er niet de dupe van. Hij staat er middenin, maar hij staat er ook boven. Hij toont u de werkelijkheid, maar hij steekt zijn gevoelens niet onder stoelen of banken. Hij heeft een durf en een bravour waar Daumier niet aan denkt. Dat fel verlichte vrouwengelaat geheel rechts op den voorgrond, door de lijst onbarmhartig afgesneden, is als een symbool van Lautrecs venijnigen moed. Het dringt naar den achtergrond het gezelschap van zijn kornuiten dat verderop stompzinnig en verveeld om een tafeltje zit en dat hij allerminst overschat. Met een duivelsch en tegelijk artistiek pleizier verheugt hij zich in de relevaties die het kunstlicht geeft van het roode haar der eene vrouw en van het verwelkt en doorgroefd gezicht der andere, van de vorloopen en toch correcte snuiten van eenige hooggehoede heeren. Hij houdt van het kunstlicht niet alleen om zijn felle flitsen, diepe schaduwen en sterke kleuren, maar ook omdat het de schoonheden en gebreken van zijn sujetten meedoogenloos en pikant ontleedt en exalteert. Kr is aan dit schilderij een bedenkelijke kant omdat het teveel aan den a.ffiche-teekenaar Herinnert. Daumier's derde klas is veel,, einheitlicher". Lautrecs doek is eenigermate een geschilderd aanplakbiljet. Maar terwijl ge de schoonheden van den een zonder moeite doorproeft, is het de vraag of ge die van Lautrecs sterke en grandiose verbeelding wel ooit alle en alle tegelijk zult doorgronden. Tegenover dezen genialen Lebemaun, die zijn brooze bestaan met de nonchajance van een ver kwister verspeelt, lijkt Fantin Latour een fatsoenlijk burger die bedachtzaam zich zelf eu zijn talentvoor elk tochtje bewaart. Hij zondert zich af met zijn bloemen in vaasjes en geniet ze al schilderende op een haast zelfzuchtige wijze. Maar hij bekijkt bloemen, portretten en naakten met dezelfde nobele liefde en schildert ze met dezelfde innige concen tratie. Terecht hangen zijn stukjes het kleinere formaat hoort bij hem bij elkaar. Kr is iets in dezen schilder dat den Hollander bijzonder lief is, y.ijn provincialisme, zijn genegenheid voor alles watin rustige schoonheid bloeit. De impressionisten hielden van hem, maar hij was geen beiitgenoot. Frans Hals of Velasquez bewonderde hij uit de verte; nooit zou hij een van beiden ten voorbeeld nemen zooals Monet in dat groote, sobere doek met den ouden muzikant, waarop de bloote voeten van het staande meisje zoo blank geschilderd zijn dat ge juist deze niet vergeet. Monet, 50 jaar oud ge worden, lijkt meer een alleen staand phenomeen dan een chef d'école. Ook zonder het impressionisme zou hij gebleven zijn een aristocraat van het pen seel, die rijke effecten bereikte met eenvoudige middelen. Het ternauwernood voltooide strand gezicht met de badende; meisjes bewijst het hier ten overvloede. Courbet die hem vooral' ging miste zijn bescheidenheid en zijn distinctie. In een enkel schilderij op deze expositie lijkt hij wat verouderd. Maar het is niet moeilijk in zijn appelen-stilleven, in het strand bij Deauville of in een klein bloemstukje den rasschilder te herkennen. Ken verdieping hooger hangen de impressionis ten in engeren zin". Het is mogelijk dat zij meer dan den naam gemeen hadden, maar het is onmis kenbaar dat zij hemelsbreed verschilden. Renoir is duidelijk aan achttieude-eeuwsche fransche voor gangers verwant, althans in zi'n eersten meest geapprecieerden tijd. De gratie lijkt, mij in zijn ver leidelijk pastei naar Mevrouw Samary overtuigen der dan de vastheid der schildering. Zeker was hij een heel ander type dan de nuchtere en scherpe inventariseerde!- Degas, die met de qualil'ieatie impressionist van de lijn" toch maar zeer onvol doende geteekend is. Kn een wereld scheidde dezer: van den onhandigen-omnaatschappelijken moder nen primitief Cézanue wiens eerzucht W;is een schilderij te maken ..als in de musea'' en die zijn pet-ite .seiisation" zoo aandoenlijk leerde uitzeggen. Ten slotte behoeft men aan den wand van (V'zannc maar van. Gogh en (iauguiu naast elkaar te zien om te bevroeden dat deze groote schilders korten tijd te vergeefs naar een wederzijdsch be grijpen hebben getracht. Alleen Jongkind. Monet. Bouditi, Sislev en eindelijk Seurat ziet en voelt se hier als de schakels in een keten. Het pleit voor de veelzijdigheid der fransche negentiende-eeuwsche cultuur dat zij artistieke figuren va.n zoo verschillenden aanleg heeft voort gebracht of bevrucht en. het is de onschatbare ver dienste van deze tentoonstelling dat zij voldoende gedocumenteerd is om u dat te doen beseffen. Toegepaste kunst door OTTO VAN TUSSENBROEK Nieuwe aanplakbiljetten Voor de Rotterdamsche Lloyd heeft JMachiel Wilmink een zeer levendig biljet ontworpen (ge drukt door de Ned. Rotogravure Mij. te Leiden) ter bekendmaking van de snelste verbinding naar Holland aansluitend op de mailschepeii uit Indië. Die snelheid beheerscht geheel en al de teekening van een recht op den toeschouwer aanstormende locomotief, omgeven door flitsende lijnen en dwars er doorheen gecomponeerde, strakke en eenvou dige, duidelijk leesbare letters: Lloyd Rapide en Marseille?-den Haag. De kleuren zijn blauw, oranje en grijs op witten ondergrond. Het is jammer dat er om hel ontwerp iets te veel aan marge is gelaten. Neemt men de helft van dit wit weg, dan wint het biljet aan kracht van uitdrukking. Het is zonder twijfeleen der beste en modernste affiche's welke den laatsteri tijd verschenen zijn. Ter aankondiging van de Internationale Ten toonstelling op Filnigebied te den Haag werd aan Piet Zirart opdracht gegeven een plaat te ma ken en hij deed dit dooi een combinatie van teeke ning en typografisch zetwerk. De kleuren zijn zwart, blauw en rood op witten grond (gedrukt door de X.V. v/h. J. Strang en Co's Drukkerijen te den Haag). Het biljet, dat wat Duitsch aandoet (Dessau !) vertoont naar links gezet de drie groote initialen der tentoonstelling en daaronder, naar rechts geplaatst, een vierkant blauw blok waarin, in het midden, een wit vierkant- werd uitgespaard. voor een derde; ele-el bedrukt met ele reproductie van een (Ie pittoresk aandeiend) e>ogenpaar. Tegen over elit horizemtaal acce'iit is elaameveiis, het blauwe vlak onderbrekend, e'eii ronde filmstrook gegeven me't zesmaal eleze'lfde vrouwe-figuur. Koud-zake'lijk elus, maar als zoexlanig te; waar deeren en ze>e>i' zeker honderd malen beter dan a.lle' biljetten waarvan mijn prullemand uit-bulkt. . . . JTIT/NENBURG MUYS| tlSCHILDERSI

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl