De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 12 mei pagina 4

12 mei 1928 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 12 MEI 1928 No. 2658 Het wetsontwerp tot regeling van het voorbereidend hooger en algemeen vormend middelbaar onderwijs" door Dr. S. ELZINGA, Inspecteur van het M. O. f~\ P 16 Maart j.l. is bovengenoemd wetsontwerp bij de 2de Kamer ingediend. Voor een belang rijk deel is het een gewijzigd voorstel van een gelijk namig wetsontwerp uit het jaar 1924; dit was weer een gewijzigde editie van een gewijzigd ontwerp van wet" uit het jaar 1922, zelf een wijziging van het ontwerp Middelbaar-Onderwijswet" van 1921, welk ontwerp was voorbereid door een voorloopig ontwerp van wet van 1920. Het zou niet moeilijk zijn op deze wijze nog eenigen tijd door te gaan. Men zou kunnen noemen een wetsontwerp van 1915, waarin het handelsonderwijs was opgenomen. een ontwerp van Minister Heemskerk van 1912, de jarenlange voorbereiding eener wettelijke rege ling door de z.g. reorganisatie-commissie, ingesteld bij K. B. van 21 Maart 1903, die in 1910 twee zeer lijvige rapporten uitbracht. Al deze rapporten en wetsvoorstellen zullen in het archief van het ministerie van onderwijs heel wat planklengte beslaan. Zoo geven de laatste 25 jaren op het gebied van het voortgezet onderwijs een beeld van wettelijke onmacht, die vrijwel geheel moet worden toege schreven aan de uiteenloopendëonderwijsinzichten van verschillende groepen. Tal van belangstellenden en belanghebbenden zien bij hun beoordeeling niet veel verder dan hun onmiddellijke omgeving, an deren zien in het voortgezet onderwijs vooral een middel tot godsdienstige opvoeding, sommigen wenschen een groot gedeelte der onderwijszorg over te laten aan particulier initiatief, terwijl nog anderen den Staat minder als den vaderlijken ver zorger van dit onderwijs beschouwen dan als monetair automaat. Ten slotte zijn er, die met het oog op de door het groote bevolkingsaccres nood zakelijke productiviteitsvermeerdering een meer maatschappelijke oriënteering van het voortgezet onderwijs noodzakelijk achten. Al deze zeer uiteenloopendëtonen moet de wet gever tot een voor veler ooren aangenaam klin kende melodie componeeren. Hij moet voortbor duren op het stramien van het verleden, waarop een zeer verward onderwijsbeeld staat. Zelfs aan een geniaal kunstenaar zal het niet gemakkelijk vallen uit dezen wirwar van lijnen een beeld te scheppen, dat veler oog bekoort. Zal dit met het wetsontwerp het-ge val zijn? Waarschijnlijk zullen vele leden der StatenGeneraal zeggen: gelukkig, een dun wetje", na bestudeering zullen zij wellicht ook zeggen: in elk geval een duidelijk wetje"; of ze later zullen zeggen: een goed wetje" is vooralsnog het geheim der goden. Misschien zal reeds de naam aanleiding geven tot veel discussie en veel misverstand. De tegenstelling eindonderwijs voorbereidend hooger onderwijs heeft immers al zooveel pennen in beweging gebracht en meestal redeneerden de schrijvers langs elkander heen. In elk geval is het niet de bedoeling van dit wetsontwerp het begrip voorbereidend hooger onderwijs op te vatten als onderricht, waarop het hooger onderwijs zijn stem pel drukt. In dit ontwerp komt, zooals trouwens ook reeds in dat van 1924, tot zijn recht, wat vele kamerleden in 1863 tegenover Thorbecke staande hielden, nml. dat een tegenstelling eindonderwijs voorbereidend hooger onderwijs vrijwel geheel kunstmatig is, dat goed voortgezet onderwijs, gedurende een vijf- of zestal jaren door volledig bevoegde docenten gegeven, tot een verdieping van inzicht kan leiden, waarop het hooger onderwijs zoo noodig voort kan bouwen, doch dat het tevens geschiktheid moet schenken voor verschillende maatschappelijke functies. Zij verwierpen de tegenstelling als onpraktisch, onmaatschappelijk en ondemocratisch. Van Thorbecke en de meerder heid der Staten-Generaal kregen zij ongelijk, de BOOTMOTOREN MOTORBOOTEN BINGHAM & LUGT Haringvliet 85 ROTTERDAM onderwijsontwikkeling heeft hen in het gelijk gesteld, wat trouwens op psychologische gronden te verwachten was. De hoogere burgerschool, die uitsluitend eindonderwijs zou geven, zag reeds in 1870 plm. 50 pCt. harer leerlingen naar voort gezet onderwijs overgaan, vooral naar de polytech nische school te Delft. Dit percentage is pi.m. 50 pCt. gebleven, ook toen in 1905 de school tp Delft tot Technische Hoogeschool werd verheven, ondanks de artsenwet, die den leerlingen d er hoogere burgerschool den weg tot de medische studiën opende, ondanks de wet-Limburg, die het jus pro movendi schonk voor de wis- en natuurkundige en voor de medische faculteit, ondanks de stichting der landbouwhoogeschool, der veeartsenijkundige hoogeschool, der handelshoogescholen, der indologische faculteiten, waar de abituriënten der hoogere burgerscholen examens konden afleggen. Mr. Limburg zag ha 1917 zijn wetsontwerp dan ook niet aangenomen, omdat het onderwijs der hoogere burgerschool in karakter was veranderd, doch omdat men een einde wilde maken aan de zonder linge inconsequentie, dat de lange rij van profes soren, afkomstig van hoogere burgerscholen, wel geschikt werd geacht om hun studenten te promo veeren, doch zelf den doctorsgraad niet mocht behalen. Zoo ontvingen de hoogere burgerscholen een beperkt jus promovendi in de richting van de kernvakken der school. De ontwikkeling der Hoogere Handelsschool, later ook hoogere burgerschool A genoemd, loopt paralel aan die der H.B.S.B. Sedert jaren reeds leveren deze instituten met zeer bevredigende resultaten leerlingen aan de handelshoogescholen, zonder dat de maatschappelijke opleiding hier door in het minst veranderde. Het wetsontwerp brengt ten opzichte der studie rechten al heel weinig nieuws. Eigenlijk heelemaal geen nieuws, daar deze studierechten geregeld zijn in een gelijktijdig ingediend ander wetsont werp, nml. een wijzigingsontwerp der hoogeronderwijswet. Doch ook dit ontwerp verandert al zeer weinig aan den bestaanden toestand. Voor de gymnasia, de lycea en de hoogere burgerscho len B. blijven de studierechten ongewijzigd, de hoogere burgerschool A ontvangt behalve het studierecht voor Oost-Indisch ambtenaar, dat de hoogere handelsschool vóór 1920 bezat, doch toen door de opneming dezer studie in de hoogeronderwijswet als wettelijk niet geregeld instituut noodzakelijkerwijze moest verliezen, slechts het studierecht voor sociale aardrijkskunde. Het zal de bedoeling van de regeeriag zijn de aantrekkelijk heid van een schooltype, dat voor do maatschappij van zoo groote beteekenis kan zijn, een weinig te verhoogen. In verband met het voorgaande is het niet aan nemelijk, dat de naam voorbereidend hooger onderwijs eenig practisch belang heeft. Een belangrijk punt in het wetsontwerp, waar aan de 2 en 3 der memorie van toelichting zijn gewijd, is de opneming van het handelsonderwijs in het wetsontwerp. Dit punt had gedurende eenige jaren tot veel gedachtenwisseling en strijd aanleiding gegeven. Sommigen achtten een spe ciale opleiding voor den koopman noodzakelijk, mede op grond van zijn bijzondere positie in ons maatschappelijk bestel. Dat onder de pleitbezor gers van deze meening niet weinigen waren, die wel het gymnasiaal of het middelbaar onderwijs der H.B.S.B. maar niet het handelsonderwijs kenden, maakte dit standpunt niet sterker. Intusschen zul len deze pleitbezorgers bij eventueele kritiek op het wetsontwerp een gemakkelijke taak hebben. Het handelsonderwijs toch blijft als men althans slechts op den naam let beperkt tot handels scholen met een 3 of 4 jarigen cursus en tot handels cursussen, waaronder men de handelsavondseholen zal moeten verstaan. Wie iets nauwkeuriger kijkt, zal echter zien, dat de hoogere burgerschool A in het wetsontwerp is bedoeld als een vijfjarige opleiding voor maatschappelijke functies, in de eerste plaats voor den handel. Wie met deze duide lijke uitspraken van den Minister onvoldoende rekening houdt, zou inderdaad een geheel onge motiveerd wantrouwen aan den dag leggen in de bedoelingen van de regeering. Dat verder bij de regeling der handelscursussen zeer veel is over gelaten aan algemeene maatregelen van bestuur T VELTHUIJS", Hattcm. Geh. jaar geopend. Kamers met stroomend water. Eigen dennenbosch van 5 H.A. Tennisbaan. Garage. Tel. 17. wordt begrijpelijk, als men weet, dat bij dit onder wijs nog weinig algemeene vormen zijn gesteld. Men mag verwachten, dat de desbetreffende maat regelen van bestuur het onderwijs dezer cursussen op de beste wijze aan zijn maatschappelijke taak zullen doen beantwoorden. Voor wantrouwen in de bedoelingen va.n de regeering is ook hier zeker geen aanleiding. "^ Behalve^de reeds genoemde schooltypen zullen het lyceum, waarvan het eerste in 1909 werd opge richt en de middelbare meisjescholen, die reeds uit de zestiger jaren der vorige eeuw dagteekenen, een wettelijke regeling ontvangen. Meer gedetailleerde zaken zijn, ongetwijfeld niet het oog op wisselende inzichten, overgelaten aan algemeene maatregelen van bestuur. Te veel zaken zullen wellicht sommigen zeggen. Erkend moet echter worden, dat de moeilijkheden, waarop reeds in het begin van dit korte overzicht werd gewezen en die bij elke wettelijke regeling zullen rijzen, zeer zouden vermeerderen, wanneer het wetsont werp behalve algemeene zaken ook tal van detail-. punten voor lange jaren zou vastleggen. Bezwaren zullen er toch nog genoeg overblijven. Zoo zullen de artikelen over de financieele verhouding van het rijk tot de gemeenten en de schoolbesturen wel niet zonder veel discussie en wellicht niet zonder wijziging worden aanvaard. Wat hiervan ook zij, verwacht mag worden, dat de leden der Staten-Generaal zich zullen richten naar de woor den, die een hunner eminentste mannen in de 80er jaren der vorige eeuw aanhaalde, nml.: Ie peuple qui a les meilleures coles est Ie pre mier peuple; s'il ne l'est aujourd'hui, il Ie sera demain." Nieuwe Uitgaven l'. Hoogland. Vijf-en-twintig jaren sociaalde-mokratie in de hoofdstad. Amsterdam, A7.T'. Ontwikkeling. 1928. De titel van. dit boek is te bescheiden: de sociaaldemocratie is in Amsterdam ouder dan een kwart eeuw. De zaak is zoo. Keeds in Juli 1878 ontstond Ie Amsterdam de eerste sociaal-democratische vereeniging: de partij kan dus weldra haar gouden feest vieren. In 1894. word de afdoeling Amsterdam dor pas gestichte S.D.A.l'. opgericht. In 1903 was dezo at'deeling zoo gegroeid, dat zij naar de toen malige kiesdistricten in negen groepen werd gesplitst, die tezamen de federatie Amsterdam der 8.T).A.J', vormen. Het is het zilveren feest van deze federatie, die met haar negen afdeelingen de oude kiesdistricten heeft overleefd, dat door den heer Hoogland in bovenstaand boek wordt herdacht. liet is goed, dat zulke boeken verschijnen. Onze arbeidersbeweging wordt langzamerhand een stuk geschiedenis van Amsterdam, dat verdient te worden bestudeerd. De heer Hoogland heeft de stukken zelf onderzocht en daaruit een geschiedenis opgebouwd van de genoemde federatie, die ook buiten haar kring de aandacht verdient. Eigenlijk is het boek niet voor buitenstaanders bestemd: het moet blijkens het voorwoord opwekken tot ver deren krachtigen strijd voor het ideaal der inter nationale sociaaldemocratie. Maar niettemin willen wij wel zeggen, dat wij niet belangstelling kennis hebbeu genomen van de uiteenzetting van den heer Hoogland. Al is hier objectiviteit natuurlijk niet overal te vinden, wat wordt medegedeeld is belang wekkend guioeg en een dankbaar te aanvaarden bijdrage tot de kennis van het moderne Amsterdam. Op den omslag, die mooi van kleur is, waait de voode vlag van don Westertoren. Voor zoover wij woton. is het nog niet zoovel1 gekomen. H. BRÜGMANS DËBE5TEVARIMA5

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl