De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 26 mei pagina 2

26 mei 1928 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 26 MEI 1928 No. 2600 China en Japan door Dr. Jan Romein Bubble, bubblo, toil and tvouble, will thls witcb.es cauldron n ever stop boilinjc over? f'fl BLKENS wanneer de Ohineesche burgeroorlog J tot een beslissing schijnt te zullen komen, gebeurt er iets om die te verhinderen. En dit keer, nu de ontknooping van dit somberste drama sinds den wereldoorlog, dichter bij leek dan ooit, is ook de verhindering ernstiger dan ooit te voren. Heeft dan zelfs, is men geneigd naar aanleiding der jongste gebeurtenissen zich af te vragen, heeft dan zelfs Putnam Weale, een der beste China-kenners, zich vergist, toen hij in 1926 in zijn boek Waarom de wereld China in rood licht ziet", schreef, dat Japan niet mee wilde doen aan de destijds tusschen de groote mogendheden be raamde interventie ? Zijn redeneering was sluitend. Japan, zoo betoogde hij ongeveer, kon desnoods zonder en buiten de concessies in China leven en werken, terwijl Engeland zonder de concessies in China geruïneerd zou zijn. Immers de wezenlijke Japansche belangen lagen niet in Zuid-China, maar in het hooge Noorden, in Zuid-Mantsjoerije, dat door bijzondere overeenkomsten n door Japan sche soldaten werd beschermd. Putnam Weale heeft zich niet vergist, slechts is de tóestand, sinds hij schreef, totaal gewijzigd. En de oorzaak dier wijziging is de snelle opmarsch van het leger van Tsang-kai-Sjek, in de laatste weken nog versneld door het ingrijpen van den zoogenaamden model-gouverneur van Sjansi, Jen Sji-jan, die het Noordelijke leger bij de Poetsjoerivier den pas afsneed. Japan's positie is daardoor niet zoo veilig meer als zij twee jaar geleden was. Wie de ,, schuldvraag" der jongste dramatische gebeurtenissen, sinds, op den 3den Mei de Japan ners met het Chineesche Zuiderleger slaags raakten, wil beoordeelen, dient met die wijziging in den toestand terdege rekening te houden. Met die wijziging en met nog iets. De provincie Sjantoeng, met haar 35 millioen inwoners, welker hoofdstad, Tsinanfoe, met haar 400.000 bewoners, de Japanners op dien derden Mei en tengevolge van wat daar toen gebeurd is, uit hun vliegtuigen hebben gebombardeerd, en bezet met een 25.000 man, om er 2000 Japansche kooplui te beschermen, is al van vroeger een teer punt in de ChineeschJapansche betrekkingen. Het is het gebied waar de Japanners voet hebben gekregen door in 1915 de Duitschers uit Kiau-tsjau te verdrijven, het zelfde gebied, dat zij heetten te hebben opgegeven in 1922, toen op de befaamde conferentie van Washington de Chineesche integriteit en neutra liteit door de mogendheden werd gegarandeerd. Ook Japansch bloed kruipt waar het niet gaan kan. En daarin ligt dan ook, als ik goed zie, van in ternationaal standpunt bezien, de niet licht te overschatten beteekenis van deze jongste gebeurte nissen: het na maanden congresseeren te Washing ton bereikte resultaat, dat de oogenblikkelijke spanning in die Oost-Aziatische wereld ontspan nen had, staat nu niet meer ongeschonden overeind. Japan heeft het omgestooten, zoodra het door den opmarsch der Zuidelijken ten Noorden van Sjanghai voor de stevigheid van zijn greep op Mantsjoerije moest beginnen te vreezen. Men huivert bij het overdenken wolke gevolgen dit voor de internatio nale politiek kan hebben ! %* Intusschen, voor die overdenking is het oogenblik nog niet gekomen. De verdere opmarsch der Zuidelijke legers, waaronder wij hier dan zoowel die van Tsjang-kai-Sjek als van Jen-Sji-jan en van Feng, den Christen-generaal, verstaan, kan ver rassingen van directer urgentie in zich bergen. Die opmarsch toch staat vast. Tsjang tso lin zelf, laat staan dan zijn onderbevelhebbers Soentsjoean-fang en Tsang-tsjoeng-tsjang, heeft zich naarMantsjoerij e teruggetrokken, Tientsinen Peking aan de Zuidelijken overlatend l). Zullen de gebeurte nissen van Tsinanfoe ziedaar de beklemmende vraag zich in Peking en Tientsin herhalen ? Zoo ja, dan zullen zij dubbel gevaarlijk zijn, want onder de ongeveer 8500 internationale soldaten, die zich in de laatst genoemde stad bevinden, zijn behalve Japanners ook Amerikanen en 1000 Engelschon, om van Franschen en Italianen te zwijgen. Het oritwijkend antwoord van Chamberlain op een vraag van een lid van het Lagerhuis of de Vreemde troepen zich wel strikt tot de concessie beperkten, voorspelt weinig goeds. Ik kan daar niet precies op antwoorden, zei Chamberlain, maar ik meen te weten, dat zij zóó zijn opgesteld, dat zij het best voor de verdediging kunnen zorgen. Dan, ook dit zijn ontwikkelingen, verschrik kingen mogelijk, die pas de toekomst, zij het een zeer nabije toekomst, kan onthullen. * * * Voor dit keer heeft nog eerst een andere vraag ons bezig te houden, een vraag, die wij hierboven terloops al stelden: de schuldvraag. Het gewicht der mogelijke gevolgen geeft elk denkend mensen het recht en den plicht, zou ik willen zeggen, die vraag te stellen en naar zijn beste weten te beant woorden, ook al zal noch het stellen, noch zelfs het eventueele oplossen ervan een titel of jota aan den onvermijdelijken gang der ontwikkeling wijzigen. Als gewoonlijk zijn er twee lezingen Volgens de eerste ligt de schuld aan de nationalistische troepen, of althans aan elementen daaronder, die gebruik makende van de omstandigheid, dat de Japansche schildwachten in Tsinanfoe bij de nadering van het Zuiderleger waren teruggetrokken, aan het plunderen en vermoorden van Japansche burgers sloegen. De wachten zouden daarop opnieuw zijn uitgezet, op verzet gestooten zijn .en toen van de wapens hebben gebruik gemaakt. Dat was op den Isten Mei. Daarop eischten de Japanners het wegtrekken van alle Chineesche troepen uit Tsinanfoe, en bovendien ter weerzij van de spoor lijn naar de kust een 7 mijlen vrije strook. Aan die eischen werd door de Chineezen niet of niet tijdig genoeg voldaan, en dit bracht den Japanschen gene raal ter plaatse, Toekoeda, er toe, de stad te bom bardeeren, en het Japansche kabinet om 25.000 soldaten naar de provincie Sjantoeng te sturen en Tsinanfoe te bezetten. De andere de Chinee sche lezing spreekt van een beraamde provo catie van Japansche zijde om langs dezen weg den onvermijdelijken opmarsch der Zuidelijken naar het Japansche invloedsgebied te stuiten. Op zichzelf beschouwd klinkt de eerste opvatting even waarschijnlijk als de tweede onwaar schijnlijk, en toch schijnt het mij juist, ze beiden voor minstens even waar te houden. En dat niet op grond van overwegingen aan de Tsinanfoe-zaak zelve ontleend, die natuurlijk van hier uit door niemand als zoodanig kan worden beoordeeld, maar op grond van combinaties, die het minstens genomen mogelijk maken, dat een eventueel uit den band gesprongen-zijn van Chineesche troepen der Japansche regeering niet onwelgevallig is geweest. Ik zou deze opvatting met te meer vrij moedigheid willen verdedigen, omdat de heele pers hier te lande, als zoo vaak in internationale aangelegenheden, de Engelsche napraat en de Engelsche pers, min of meer openlijk, voor de Japannerspartij kiest. Begrijpelijk genoegoverigens. want de Engelschen zien nu de Japanners doen wat ze zelf zoo vaak op het punt hebben gestaan te doen, en dergelijke maatregelen pleegt men dan liever maar niet af te keuren. Er zijn echter, meen ik, gewichtige omstandig heden, die er op wijzen, dat de Japansche regeering, ik geloof niet op een oorlog met China aanstuurt, maar wel dat zij gebruik maakt van de haar ge boden gelegenheid het einde van den Chineeschen burgeroorlog te vertragen, nu het eenmaal niet is mogen gelukken er den Japansch-gezinden Tsangtso-lin den baas te maken. Die omstandigheden zijn lo zooals ik boven reeds trachtte aan te toonen, de vrees voor het verslappen van den Japanschen invloed in Mantsjoerije, dat voor Japan onmisbaar is als afzetgebied, zoowel voor zijn overtollige menschen als voor zijn overtollige producten en 2o de bekende binnenlaiidsche moeilijkheden der Japansche regeering. Het verdient in dit verband de aandacht dat reeds den tiden Mei het parlement in Japan naar huis is gezonden eu wij vragen ons ook in dit verband met het Japansche blad Asuhi af, waarom, als men een conflict wilde vermijden, men de Japansche burgers uit Tsinanfoe niet naar de kust heeft gebracht? De kring dezer redeneering ten slotte wordt gesloten als men let op de houding van Amerika en Engeland. Deze echter hoop ik te zijner tijd in een volgend artikel te kunnen bespreken, wanneer zij duide lijker zal zijn gebleken. PROEVEN IS KOPPEN Tentoonstellingen Indanthren-Huis, Amsterdam. Decoratie en Lichttechniek. Kunstzaal Willem Brok, Hilversum. Werken van Bern. A. van Beek. Tot l Juni. De Vuurslag, Doornstraat 60, Den Haag Scheveningen. Teekeningen en Litho's van Herman Kruyder. Tot l Juni. Nederlandsche Munt Holland'i beste 10 een U sigaar Kunstzaal d'Audretsch, Xoordeinde 119, den Haag. Werken van Leonid eri liimma Brailowsky. Tot l Juni. Huizo K roller, Lange Voorhout l, den Haag. Herinneririgstentoonstelling JanToorop.Tot l Juni. De Bron, Zoutmanstraat hoek Van Speykstr. 43, Den Haag. Werken door Mathilde en Richard Ziegler. Tot l Juni. Frans Buffa en Zonen, Amsterdam. Werken door Suze Robertson. Tot 2 Juni. "'l l J. B, BENNER & ZOON l l PIANOHANDEL "" " ~ OF.V KSTlfïI = DEN HAAG lui HUK1.KVEHANCIKKS g 97 NOORDEINDE = Illl Galerie d'Art Francais, Amsterdam. Werken door Pierre Eugène Clairin. Tot 5 Juni. Ver. ..Voor de Kunst", Utrecht. Werken door J. Nieweg. Tot 10 Juni. Academiegebouw, Coolsingol 67, Rotterdam. Werken door leden van De Brug". Tot 11 Juni. Kunsthandel D. G. Santee Landweer, Amster dam, raphisch werk van Jean Donnay. Tot 15 Juni. BERGT UWEN INBOEDEL BIJ VOORGENOMEN VESTIGING IN DEN HAAG OF IN HET BUITENLAND BIJ DE FIRMA BATENBURG & FOLMER TE 'S-GRAVENHAGE,HuijGENSPABK22 TELEFOON 11030 EIGEN GEBOUWEN. Bespreking kosteloos SPEC. BlNNENL. EN INTERN. TRANSPORTEN 1) Latere berichten ontkennen dit weer.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl