Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 2 JUNI 1928
Uit het schetsboek van Nederlandsche teekenaars
Jantje
Terug uit Hilversum
Croquante croquetjes
door Alida Zevenboom
MEVROUW," zei meneer
Stanislafski van de
benedensuite op Luilak tegen mij toen ik hem
zijn warme bollen met stroop klaar
zette, mevrouw, u kunt mij een groot
genoegen doen.
Indien u het hem had hooren zeggen
zou u hem uw laatste cent gegeven
hebben, zooveel gevoel had hij er
ingelegd. Bij de vrouw", heb ik eens
in een zondig boek dat meneer Pierre
mij te leen had gegeven, gelezen, bij
de vrouw begint de liefde dooi' het
oor en bij den man door het oog" en als
u zijn stem gehoord had....
Heeft u plaatsen voor Holland
Uruguay? vroeg hij in eens.
Gut, zei ik, een beetje in de war,
hoe zou ik aan plaatsen komen? De
eenige sport die ze in mijn tijd be
oefenden was de schoonmaaksport en
dat was tenminste nog een nuttige
maar tegenwoordig....
Ik vraag u dit, mevrouw, zei hij,
omdat ik er zelf ook geen heb en er
toch absoluut een paar moet hebben....
Wie het mij ingaf, welke duivel,
weet ik niet maar vóór ik het wist,
hoorde ik mezelf tegen hem zeggen:
Als u het niet te gek vindt, wil ik
Zondagavond wel in de rij gaan staan.
Ik hoor het mijzelf nog zeggen maar
het was een vreemde stem die het zei
en ik zie nu nog zijn oogeu schitteren.
Zou u dat werkelijk voor mij
willen doen? vroeg hij en toen had u
weer zijn stem moeten hooren l
Het is Maandag Pinkstertwee, zei
ik, en al mijn gasten zijn zoowat de stad
uit. Als ik u er een p] ezier mee doen kan ?
Ik heb hem dat plezier gedaan. . . .
Twee zitplaatsen overdekte tribune
moest hij hebben en ik ben Zondag
avond direct na het vaten wasschen
naar de Vijzelstraat gegaan.
Neemt U een vouwstoeltje mee,
had hij hartelijk tegen me gezegd. Ik
heb zoo'n wandelstok die je uit kan
vouwen" en hij gaf mij zoo'n raar
instrument dat eerst niet open wou
toen ik in de rij stond en waar ik
eindelijk mijn duim tusschon knelde
toen het in eens wel open wou. En
dat doorzakte toen ik er op ging zitten.
Dat heb je altijd met die
nieuwerwetsche uitvindingen.
Voor me zat een familie op leege
sinaasappelkisten, vader, moeder, drie
zoons en vier dochters met hun ver
loofden, samen dertien man en ik
hoorde ze uitrekenen dat ze voor hun
acht en twintig kaarten minstens
vijftig gulden per stuk dachten te
maken en ik zag daar in eens een kant
van de sport die ik niet gedacht had
dat bestond. Sport veredelt" heb
ik meneer Pierre eens hoorou zeggen.
Wat van kde familie voor me
de een niet twist, wist de andere
en ze kregen al een beetje onge
noegen omdat een van de dochters
voor het geld van de opbrengst der
kaarten naar Parijs wou en de ander
het hebben wou voor de oprichting
van een zaakje in fruit en visch. Ze
haalden mij er in als scheidsrechter,
zou ik haast zeggen, maar ik hield me
op een afstand en ging op de stoep
van de familie vom rlatli zitten. Als ze.
me daar zoo hadden zien zitten,
hadden ze me beslist binnen geroepen
want hoe dikwijls heb ik meneer
Pierre, toen hij nog zoo'n opgeschoten
jongen was, daar gehaald en gebracht?
Maar in plaats dat ik lekker binnen
zat, zat ik nu op de stoep en dat alles
omdat een man met een zachte stem,
terwijl hij zijn zevende warme bol
naar binnen werkte, me gevraagd had
hem een plezier te doen !
Nu heb ik van mijn leven driemaal
loopen wachten van acht uur tot de
laatste tram: eenmaal omdat die
inwendige zendeling mot zijn gouden
ketting mij mijn spaarbankboekje zou
terug geven dat hij van mij ondel' zich
had, eenmaal op een kaptein van de
Lemmernachtboot die mij verteld had
dat hij weduwnaar was en eenmaal op
een net burgerheer met een positie,
maar zij moeten alle drie nog komen
en als ik aan dat wachten denk ....
Maar dat was toch anders want toen
had je tot de laatste minuut nog hoop.
Tien maal beu ik in di- verleiding
V
PATRIA '= PRIMA
geweest om bij de vom Hath's
aan te bellen maar wie opstond
was zijn plaats kwijt en hoe ik den
nacht ben doorgekomen weet ik nog
niet maar mijn twee kaarten heb ik
gekregen en toen ik "/.e voor meneer
Stanislafski op tafel kon leggen en hij
mij bedankte, was alle leed vergeten.
Zoo zijn wij vrouwen en ik dacht niet
anders dan dat hij mij iuviteeren zou
om mee te gaan naar den wedstrijd.
Maar hij stak de kaarten in zijn
portefeuille en sprak over wat anders.
Zoo zijn de mannen en Woensdag
avond kwam een taxi voor en daar
zat een dame in, zoo op het oog maat
52, en met do bereddering van een
jut'fie van twintig en geschilderd als
een van de Nachtwacht'' en met die
is hij weggereden !
Het is de laatste keer dat ik wat
met die Olympische Spelen te doen
heb gehad, dat kan ik u wel zeggen l