Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 2 JUNI 1928
No. 2661
Het Rijksmuseum en de
Koopmansbeurs te Amsterdam
door H. J. M. Walenkamp
Een «l r Ie voud Ige liei'd enking
HET was in de maand Mei, nu 30 jaar geleden,
dat een aanvang werd gemaakt met den bouw
van een Nederlandsch monument, dat in zijn wor
ding en voltooiing van onberekenbare beteekenis
zou worden voor ' de ontwikkeling der gohoelo.
Westersche bouwkunst.
Als alle belangrijke werken had ook dit werk zijn
voorloopers, onder welke (gelijk thans van
algemeene bekendheid kan worden geacht) Cuypers'
Bijks-Museuni ongetwijfeld het voornaamste is.
Wel eigenaardig en merkwaardig is het en de
vermelding daarvan mag niet achterwege blijven
dat het dit jaar niet alleen 30 jaar geleden is, dat
met den bouw der Goederenbeurs een aanvang
gemaakt werd, en 25 jaar dat dit gebouw werd
ingewijd, doch dat tevens juist 45 jaar achter ons
liggen toen met het Hijks Museum hetzelfde plaats
vond.
,,In 1883 kwam de bouw grootendeels gereed
en op 13 Juli van dat jaai' werd het Museum na
mens den Koning plechtig geopend door den
Minister van Binnenlandsche Zaken, Mr. J. Heems
kerk Azn." aldus Victor de Stuers in zijn tekst
bij Cuypers' bekende prachtwerk: ,,Het ffijks
Museum te Amsterdam."
Victor de Stuers schetst in deze beschrijving al
lereerst hoe droevig het bij onze landsregeering met de
waardeering der Kunst in het eerste drie kwart der
19de eeuw gesteld was, maar hoe daarna, zeer lang
zaam aan, geleidelijk eenige verbetering ontstond.
De gelukkige kentering in de zienswijze der
Kegeering wordt aangeduid door de in 1875 onder
nomen stichting van 's Rijks Museum te Amster
dam."
,,De architect aan wien den bouw van het Mu
seum werd opgedragen, is een waar baanbreker
op het gebied der Architectuur geweest. Voor hem
is de bouwkunst en is de decoratieve kunst geen
zaak van willekeurigen aard. maar moet aan de
beoefening daarvan de logica ten grondslag liggen.
Dit eenvoudig beginsel dat niet slechts op dit,
maar op elk ander gebied de grondslag van '.s
menschen daden moet zijn is niet nieuw; het werd
in de groote perioden der kunst, in de tijden van
Phidias en Pericles, in de Middeneeuwen gehuldigd.
doch sinds do XVIde eeuw1 werd het meer en meer
verzaakt en vergeten, om plaats te maken voor de
onberedeneerde luimen der mode, en toen men deze
laatste blindelings ging volgen en de baan voor elke
willekeur openstond, volgde langzamerhand een
verval, waarin de Architectuur wegzonk."
Het behoeft hier niet meer te worden geschetst,
hoe voor ons land P. J. II. Cuypers de groote.
onversaagde, niets ontziende pionier werd, die
in dien toestand van diep verval kentering bracht.
Bij koninklijk besluit van Juli 187(5 werd hij tot
Architect der Kijks Museiimgebouwen benoemd.
In 1883 kwam de bouw grootendeels gereed; e u
hiermede had deze bouwmeester zijn eerste en
voornaamste groote bouwwerk tot stand gebracht.
Het grootste deel van Cuyper's lang. arbeidzaam
leven werd ingenomen door een verwoeden, een
onophoudelijken strijd tegen schijn, wanbegrip en
redelooze conventie, in welken strijd de tegenkan
ting zijner in versleten overleveringen en begrippen
als vastgeroeste collega's hem den grootsten last be
zorgden, waarbij de taaie zucht tot zelfbehoud
5TAANDE
LAMPEN
EN
LAMPJES
II II
^ .^MEUBEL. = FABRIEK
MESKER
PARKSTRA ATI
DEN MAAGl
dezer laatsteri vooral niet moet vergeten worden.
Wat zich gedurende het ontstaan en nog vele
jaren na de voltooiing van het Rijks-Museum af
speelde, zou 20 jaar later en zeker niet in mindere
mate worden herhaald. De strijd tegen de nieuwe
Koopmansbeurs is zeker niet minder heftig ge
weest dan dit; tegen Ouypers hoofdwerk.
-Xu wai'en het echter niet zoozeer de overige
architecten als wel hot z.g. intellectueel*; publiek
in 't algemeen, dat de fiolen zijner verontwaardi
ging over Berlage's nieuwlichterij uitstortte.
Het Hijks Museum heeft bij de Beurs dit voor.
dat het in zijn aard decoratiever, sierlijker (dit in
den zin van meer opgetooid) en daardoor voor het
groote publiek meer direct aantrekkelijk is. liet is
niet zoo puristisch, niet zoo naakt". Voor den
gewonen rnan is er meer ,.kunst" aan waar te ne
men; het toont een schat van sierende details in
al zijn deelen, welke versieringen van de oudste
tijden af groote aantrekkingskracht op den
algerneenen kunstzin oefenden. We gelooven dan ook.
dat het Rijks Museum hoe ook door een
groot deel der architectenwereld eertijds veroordeeld
door het groote publiek in zijn hart steeds
bewonderd werd.
De groote beteekeiiis van de Beurs schuilt dan
ook in den niets ontzienden durf, waarmede de
herleefde beginselen van waarheid, doelmatig
heid vóór alles" erin doorgevoerd en tot groote
hoogte verwezenlijkt zijn.
De Beurs spreekt een nog oprechter en
onomwondener taal; ja, een rauwe taal. te krachtig, te
direct en daardoor te kond voor het gevoel der
meesten, die door de schijuwoorden, de zoetelijke.
de weeé', de valsche klanken der geestlooze
naprat ers van vroegere geslachten gedurende zoo lange.
jaren in slaap gesust en onbewust vergiftigd werden.
Maar genoeg. De laatste kwart eeuw werd ei'
over het Rijksmuseum zoowel als over de Beurs
zooveel gesproken en geschreven, dat het overbodig
kan worden geacht, dit alles hier nogmaals, uit te
spinnen.
Beide monuinent.cn dit is do hoofdzaak
hebben zich ten slotte tegen alle kritiek bestand
getoond, /ij zijn daardoor onvergankli.jk geworden;
dit in den zin, dat zij voor goed zijn opgenomen in
de geestlijke cultuur. /ij zijn opgenomen in den
duur; als vrijgevochten van het wisselende der
dingen. Wel verre, dat deze bouwwerken volmaakt
zouden genoemd mogen worden: doch wat er na
alle kritiek rest. is, dat zij de beide; gro-.ite werken
zijn, waarin zich de herlevende geest der bouwkunst
in het laatst der lüde en iti het begin der 20ste
eeuw het. volkomenst heeft vermogen uit Ie
spreken.
De stichting der Koopmansbeuis word
herdachtdoor de plaatsing namens het Gemeentebestuur
van een gedenksteen op 27 Mei. Deze steen werd
in den grooten toren ingemetseld aan de zijde
van het Damrak tusschen (lijsbreoht van.\emstel
«?n den zijingang.
Deze gevesteen is gemaakt naar het ontwerp van
den beeldhouwer/ijl, Berlage's voornaamste]] mede
werker aan de verluchting der Beurs. Van zijn"
hand toch zijn zoowel de drie groote beelden aan
de buitenzijden van het bouwwerk, de Gijsbrechl.
de. l'. C. Hooft en de .lan l', ('oen, als het groote
fries van den Handel boven de hoofdingangen aan
het Beursplein en het fries van de Scheepvaart
boven den middeningang aan de Dainrakzijde,
evenals alle overige, in de sluitstoenen der
ingangsbogen gehakte figuren. Ook het groote
terra-cottafries in de goederenbeurszaa.l is van hem.
Kon goede gedachte van het Gemeentebestuur
was het dus. do/.eii getrouwen ..permanenten mede
werker" dien gedenksteen op te dragen. /ijl's Werk
toch is als 't ware met de Beurs vergroeid, het is
er volkomen mee n geworden.
liet zal den bouwmeester niet. als een zijner
minst goede gedachten worden aangerekend, dal
hij van den beginne va.i zijn werk af oorspronkelijke.
zelfstandige kunstenaars eraan heeft, weten te ver
binden, moderne sierkunstenaars als de beeld
houwers Mende» da Costa en /ijl. als Toorop
vo.uDROSTE's
TOFFEES
ALTIJD WELKOM
ZONDER EENIGEN BIJSMAAK
NIEUWE UITGAVEN
(,'niz'ni Ue/edd/i. Ktiiix J'ortolu. Vert. uit Ix'l
Italiaannch d. tfophie de la FaiJle.
Des. De Moeder. Verf. als b. W. J', run
Stoekum en Zn.
Wat in deze boeken treft is de groote zuiverheid.
De handeling zelf is beperkt, maar de motieven.
waardoor de handelende personen worden geleid.
zijn minutieus gewikt en gewogen; hier is een zoo
diep indringen in het samenstel van het
nienschelijke zieleleven, dat men deze boeken zou kunnen
vergelijken met het werk van een psycholoog als
Bourget. In het eerste boek is het de strijd van den
religieus aangelegden droomer, die verliefd wordt
op de aanstaande vrouw van zijn broer, en in het
priesterschap de bezwering van zijn hartstocht
zoekt; in het tweede, vertelling van meer roman
tische bewogenheid, strijdt een priester tegen zijn
hartstocht, in zijn zielestrijd bijgestaan door zijn
mocd<>r, die sterft als haar zoon de eindelijke zege
bevochten heeft. De gang van de verhalen is
uiterst eenvoudig; de lijnen zijn strak getrokken.
de uitweidingen sober; do heele behandeling van
de verhalen is van zekere klassieke beheersching
en strenge ingetogenheid. .Kn deze indruk i.s niet
door uiterlijke middelen geprovoceerd; de romans
zijn werkelijk van dien geest doortrokken; van
daar die werking van rust. van harmonie, die 7,0
uitoefenen. Toch zijn beide werken romantische
schoppingen, het tweede zelfs in hooge mate: maar
in do behandeling komt het
eigenaardig-elornontaire wezen van liet kunstenaarschap te voorschijn.
dat hol kunstwerk voegt en vormt naar de per
soonlijkheid van den maker, zonder dat do bedoe
ling zich uiterlijk hooft te manifesteeren: want do
? ?pische gang van hot verhaal wordt nergens onder
broken.
De vertaalster zorgde voor goed Nedorlandseli.
II. M.
de textielen. del Kinderen voor het gebrandschil
derde raam in den voorgevel. Uoland Holst voor
het fresco in het groote trappenhuis.
Bij ('uypers' werkwijze in hot Rijksmuseum on
elders, die voor zijn versieringen slechts hem onder
geschikte krachten aan 't werk stelde, vergeleken
was deze, keuze van in-hun-ideeën-vrijo mannen
een enorme stap voorwaarts.
Hot spreekt vanzelf, dat ook Borlago slechts
diikrachten aanzocht, van wie hij vooraf de over
tuiging had. dat hun werk met hot. zijne
harmonieeron zon. l'och nmaal die keus bepaald, liet hij
hom na hot onmisbare onderling overleg, in hun
werk volkomen vrij.
/oo behoort het ook; want op geen andere wijze
kan ooit echte kunst ontstaan.
Cuypers' nu erkende een dergelijke vrije werk
wijze niet; zijn eigen opvattingen drongen zieh lol
in hel geringste door; hij schroef voor; hij
docrot eerde.
Als gedeeltelijke verontschuldiging hiervoor kan
gelden, dat in zijn tijd de. ware zelfstandige krach
ten nog niet aanwezig waren. Geheel juist is dit
laatste echter niet: want er waren wel deegli.jk.
zij hot ook slechts enkele zelfstandige, krachten.
die n. met hem waren van geest, /oo was het bij
voorbeeld sleed* een raadsel, waarom een geest
verwant als der Kinderen niet aan zijn scheppingen
a's sierkunstenaar verbonden is geweest.
Hoe dit zij, de sier in Cuypers' werk. hoe rijkelijk
soms ook aangebracht, is voor het grootste deel
levenloos, maakwerk, misbaar, overbodig. De
spaarzamer aanwendingen in Berlage's werk daar
entegen zijn voor 't meerendeel on-misbaar; zij
leven; zijn onverbreeklijk ermee saamgegroeiil,