Historisch Archief 1877-1940
No. 266*
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 9 JUNI 1928
Uit de Natuur:
ROZENKEVER
door Dr. Jac. P. Thijsse
OPEENS was er boven het gazon een glans
en schittering van insectenvleugels. Er is maai'
weinig gras in dit gazon. In onze duintuintjes
kan een geduldig mensch het beleven, dat zijn
helling begroeid raakt met heel laag en dicht
aaneengesloten gedoe van eereprijsjes,
vergeetmijnietjes, hoornbloem, saxifraga, boompjesmos
en allerlei dwerggrasjes, een prachtig geheel, niet
heelemaal bestand tegen kinderen of honden, maar
wel tegen volwassenen en een week of drie van
droogte. Er heeft zich zelfs een kolonie van
graafbijtjes kunnen vestigen, want zoo'n gazon
behoeft niet onderhouden te worden. Er wordt
haast nooit gemaaid of gerold, misschien twee- of
driemaal per jaar. Daarboven zwermden nu die
insecten, schitterend en geruischloos.
Ze vlogen niet allen, enkelen kropen omhoog
langs de grassprietjes en zaten een poosje te tellen'
eer ze hun vleugels ontplooiden. Ge hebt dat wel
gezien bij de meikevers. Ook dit leken kleine
meikevertjes l c.M. lang. Ze hadden blinkend
bruine dekschilden, hun voorlijf en kop echter
schitterend zwart met groenen weerschijn. Er
kwamen er maar altijd meer en je zag ze tusschen
het mos te voorschijn kruipen vut den grond,
waar ze verborgen hadden gezeten, totdat de
warme Pinksterzon tot ze doordrong. De
ineesten kropen uit den grond met hun achterdeel
naar voren. De meikevers doen het anders, die
steken eerst hun kop uit den grond en wapperen
dan met hun waaiersprieten.
Het is altijd een groot genot, om zoo iets te zien
gebeuren. Wie veel buiten komt, heeft altijd wel
een goede kans, om deze dingen te beleven, vooral
wanneer je eenmaal weet, wanneer en waar ze
kunnen gebeuren. IJoe massaler, hoe mooier. Op
het Naardermeer en langs den IJsel heb ik wel de
witte haften bij millioenen uit het water zien
komen. Op de wandeling die we rondom het
Naardermeer deden en die beslissend was voor
den aankoop, dat was in Maart 190(i, troffen wij
het dat juist de mooie graafbijtjes, Anthrena
fulva, bij honderden uit den zandigen moerdijk
kropen, juist op tijd voor den bloei der wilgen.
Op dezelfde plaats, waar nu de rozenkevertjes te
voorschijn kwamen zag ik vijftien jaar geleden
een paar dozijn meikevers opduiken. Op een
anderen keer waren het de mooie
zwart-metroode Jacobsvlinders, die bij tientallen opdoemden
uit den schoot der aarde. Niet uit den grond, maar
uit de langwerpige geel satijnen cocons, die vast
gekleefd zaten aan sprieten van bloembies en gras
kwamen in het laatst van Juli de honderden bloed
vlekvlindertjes, ook zwart met rood, die de duin
vlakte op Texel of het moeras achter den
Waterlandschen zeedijk vervulden met vroolijk gefladder.
Omstreeks dienzelfden tijd komen uit den grond
de witte, met zwart gespikkelde kardinaal
smutsmotjes en hun confraters, opgegroeid, uit de
rupsen die dezer dagen de struiken van vogelkers
en kardinaalsmuts onoogelijk maken met hun
grijze spinsels.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden., maar genoeg
om den indruk te geven, dat de grond vol rustend
leven zit, het heele jaar door en elk van die slapers
moet onder bepaalde omstandigheden ontwaken,
bepaald door mnerlijkeii aard en invloed van
de omgeving of om het wat oppervlakkiger te
zeggen door ontwikkelingsgang, erfelijkheid, voch
tigheid en warmte. De plantenwereld verkeert
DE HEDEIÏDAAGSCME
BOlWKUnST BRENGT
MET MEUBILAIR
DAT DAARBU PA5T
LEVEREM VU =
MEUBELFABRIEK
ESKER
PARK5TRAAT IQ DEh hAAG
onder dezelfde invloeden en zoo komen dan de
bruin fluweelen graafbijtjes juist te gelijk met den
bloe ider wilgen, de Jacobsvlinders, juist op tijd
om hun eitjes af te zetten op het kruiskruid, de
meikever tegelijk met het jonge, nog malsche loof
der boomen, mijn rozenkevertjes met de eerste
duinroos.
Hij is een bloemenkever in den slechten zin van
het woord. Er zijn ook goede bloemenkevers, brave
dieren, die de bloem komen bezoeken om daar
wat honig te likken of stuifmeel te knabbelen en
die dan nolens volens stuifmeel vervoeren van de
eene bloem naar de andere en zoodoend»; kruisbe
stuiving teweeg brengen, het werk, dat in zoo uit
muntende volmaaktheid door bijen, hommels en
vlinders wordt verricht. Ge kunt ze bezig zien op
de schermen van fluitekruid en zevenblad en over
een paar weken nog meer op die van bereklauw en.
engelwortel: de roode en zwarte; weekschildkevers,
boktorretjes en kniptorren van allerlei soort en
meer van dat gedoe, liet komt er maar op aan,
om eens een paar minuten bij die planten stil te
staan en er naar te kijken. Die moeite wordt altijd
beloond.
Licht treft ge het dan, dat er ook gouden torren
op die bloemen komen met hun kleinere verwanten
en dan krijgt ge te aanschouwen hoe die zichniit
vergenoegen met het stuifmeel, maar heele
meeldraden en zelfs de bloembladen ook. Dit doet nu
ons rozenkevertje hij voorkeur op de rozen. Wij
hebben wel gezien, dat elk roosje op de helling
bezet was met een of meer van die kevers en er was
nergens meer een gave roos te vinden, 't Is dan
ook licht te begrijpen dat rozenkweekers niet op
deze dieren gesteld zijn. De duinroosjes zelf hebben
er niet zoo heel veel van te lijden, ze zetten even
goed vrucht en het hindert weinig of er van den
overvloed van meeldraden wat wordt weggevreten.
Evenals de meikevers leggen de rozenkevertjes
hun eieren in den grond en daar komen larven uit,
die evenals de engerlingen der meikevers knagen
aan de wortels. Dat hebben die paar honderd
beesten, die vanmorgen het zonlicht aanschouwden,
in den loop van het vorige jaar dan ook in
mijn tuin gedaan, maar het heeft, niet gehinderd,
tenminste niet merkbaar. Mogelijk heeft de eene
plant er meer van te lijden dan de andere. Alleen
als die kevers bij duizenden voorkomen in de
rozeiikweekerijen worden ze lastig.
Toen de dieren in mijn tuin uit den grond kwa
men kruipen, liep daar ook een merel rond. die
voedsel zocht voor zijn jongen. Hij luid al heel
wat wormen in zijn hek, toen juist binnen hereik
een kever in een grasspriet klom en met verbluf
fende zekerheid wist hij die op te happen en bij zijn
voorraad te voegen. Daarna naar liet nest. en toen
is hij nog een paar maal teruggekomen om een
vrachtje, il aar de aaidigheid was er spoedig af,
want hij kon ze natuurlijk alleen snappen, wanneer
ze nog rondliepen. De vliegende kevers ka.n hij
niet grijpen, dat is het werk van de vlugge
roodstaartjes en vliegeiivangert jes of van de felle
klamvier. Het best zijn ze nog te vangen, walmeer
ze op de rozen y.ilten te knabbelen, maar het komt
mij voor, dat ze niet dikwijls in hun maaltijd worden
gestoord.
NIEUWE UITGAVEN
Karel van de Woestijue
Onder den algemeeneri titel KAKIOL VAX 1)10
WOEST1.3NIO WEK K ION" verschijnen bij C. A. J.
van Dishoeek alle deelen van Karel van de
\Voestijne in herdruk. Het, thans ontvangen deel is een
herdruk van Verzen, waarin zijn opgenomen:
..Vroegste Verzen", ..Vaderliuis" en ,,l)e .Boom
gaard dei' Vogelen en der Vrurhtcn".
1)10 SCMKOIOKI.LIN I. bevat, opstellen van
Karel van. de Woestijn e over 1'la.stische Kunst.
II houdt die over Literaire Kunst in. ..1)10
SCI1HOEKLIJN" is een voortzetting van den
bundel opstellen, dien de schrijver in UMI onder
den titel Kunst en («eest ii\ Vlaanderen heeft'
uitgegeven.
De drie deelen zijn uitstekend verzorgd dooi'
den uitgever l'. A. .1. van Dishoeck (e Bussum.
Amerika
Van Prof. .J. MuizingaV MENSCII ION
MIONIGTIO IN AMKHIKA verscheen een derde herziene
uitgave bij 11. I). Tjeeilk Willink en /«ion te
Haarlem.
Zeist als Woonplaats.
BOUWTERREIN TE KOOP in liet centrum'(
van Zeist, aan den verkeersweg Utrecht?a
Arnhem, n de onmiddellijke nabijheid van'"
het Raadhuis, de Hotels Hermitage en Figi
en het Slot van Zeist. Prachtig opgaand"
geboomte, stofvrije wegen, voorzien .vanU
riolecring, gas, water en electriciteït,
Xadere gegevens worden verstrekt door de
X.V. PARK KERSKERUEN,
Montaubanstraat 4, Zeist.
KRONIEK
Schoonheidscommissies*
D 10 Menschheid i.s in 't algemeen een bederfelijk
of verderfelijk verschijnsel. Nauwelijks heeft zij
iets goeds in handen of, door haar ingeboren kwaad
aardigheid, woi'dt het tot iets slechts, iets fataal
verkeerds. Ik heb het n.l. over de Schoonheids
commissies in de steden, die wij eens met gejuich
binnenhaalden. Zouden zij niet eindelijk, eindelijk
paal en perk stellen aan de anarchie der
eigenbouwers, het bachanaal der foei-leeli.jkheid, de
helsche uitviering der gruwbaarste smakeloosheid,
der ploertigste mooi-vinderij ? Uitgebannen, afge
wezen zouden worden de prutsers, do knoeiers, de
beunhazen, die, door de bouwpolitie niet te weren,
echter Gods schepping bevuilden met hun afzich
telijk burgermansmooi van krullen en tirlantijneii
dat al heehs wijken had bedorven. . . . En zie, de
.Schoonheidscommissies deden hun plicht. De malle
eigengereidheden verdwenen oin plaats te maken
voor een. gansch nieuwe, ernstige architectuur.
Maar nu komt het pijnlijke. Die commissies deden
allengskens zelfs meer dan hun plicht, en daar
begon de verkeering van het goede in het hooze.
Want er i.s niets zoo demoraliseerend als macht
sbe: ef eii niets zoo eenzijdig als een kunstenaar.
Men benoemde namelijk vooral bouwkundig--.
kunstenaars in de Schoonheidscommissies en dat
leek wel logisch, maar was precies mis. Immers, een
kunstenaar streeft naa-r zijn eigen particuliere
schoonheid en acht alle andere uit den booze.
Als hij dan. behalve dit fel «.esthetisch begeeren.
maar luttel inzicht bezit in. 's werelds best el en het
gepast acht. dat de mensclielijke ontwikkeling
juist bij hem tot staan komt, zal hij weldra voor
die evolutie een hindernis worden en. tevens een
aanfluiting van alle iechf\ aardig oordeel.
Zoo is mij meer dan n geval bekend, dat de
..gearriveeide" leden eeiier schoonheidscommissie
hun jongeren collega's eeiivoudig beletten
tebouwen, wijl de nieuwe richting hun niet
bevielDat zeiden zij wel niet met zooveel woorden, doch
het bleek duidelijk uit hun vage en legensfrijdig''
détailgriovcii tegen welverzorgde, weldoordachte
en niet eens /.eer extravagante ontwerpen. Met plan
was hun aiuipalhiek en daarmee "it- Inderdaad
was het daarmee dan uit, want de veroordeelde,
aldus zoowel in de ontplooiing van zijn talent als
in zijn bestaan benadeeld, kolt van dit oordeel der
immers ..deskundigen" nergens redres verwachten.
Dus deed hij er verder het zwijgen toe. . . ? tenzij iii
een nieuw pla,u hij verkoos zijn rechters getrou
welijk te copicoreii. tot hcurlioder aanmerkelijke
satisfactie, als zij zoo'n jongiuensch er onder hadden
gekregen. Want het is niet eens altijd zuiver
acst hetisclie afkeer of zelfs machtsgevoel, wat de;:e
heercii beweegt, aan wie mensclielijke kleinheid,
geenszins vreemd is. liet is soms botweg de angst
voor de jeugd, de vrees verdrongen te Worden, die
Ibsen in Bouwmeester Solness zoo heel scherp heeft
geteekeiid. Houd '/.e d'r onder, zoolang je kuilt,
luidt het onverheven parool, dat ons zoowaar weer
naar de vroegere anarchie doet verlangen. Die was
tenminste enkel «esthetisch leelijk.
F. C.
BINGHAM & LUGT
Haringvliet 85
ROTTERDAM