De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 16 juni pagina 4

16 juni 1928 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

GROENE AMgTTZRiïAMMÉK.VAK 16 Jtitil1928 No. 2663: Nieuwe Fransche boeken door Johannes Tielrooy Jean-Richard Bloch, La nuit kurde, '?' Parijs, Nouv. Revue Fr., 1925, 9 f r. Niet uitsluitend door de Anthologie van Kra is Jean-Richard Bloch mij bekend. Meer dan eens a^ nam ik met waardeering kennis van hetgeen hij in tijdschrift of boek had geschreven; meer dan n lovende critiek op zijn werk is mij onder de oogen gekomen. Aan de Anthologie niettemin ben ik het genoegen verschuldigd nader kennis gemaakt te hebben met dezen nu 42-jarigen, Fransch-Joodschen schrijver, wiens tegelijk hartelyk en scherp gezicht mij, onderwijl ik dit schrijf. aanziet uit een aankondigingsblaadje dat zijn laatste in boekvorm verschenen werk vergezel de 1). La Nuit Kurde is daarvan de titel. Ik heb het gelezen en doe u van mijn bevindingen verslag. Al de eigenaardigheden vertoont het, die de prof ace van de Anthologie aan de werken deigekozenen toeschreef. De taal is poëtisch, ze heeft soms iets abstracts, er -is iets tevoren ongeziens in. De bloemlezer had gelijk, ook aan Bloch iets fee ontleenen. Maar wat hij ons niet gezegd had, is dat La Nuit Kurde een gaaf geheel en een diep zinnig boek is. Ik spreek nu enkel over La Nuit Keurde. Zeker, zijn andere werken, Lévy Et Cie, Le dernier empereur zouden een discussie volkomen verdienen, maar wij hebben slechts aan omgang rüet de ziel des schrijvers een ware behoefte. Soms ]$.an n boek ons dien reeds verschaffen. : * * * Bloch heeft gedroomd van zijn jeugd en hij heef t gedroomd van zijn oorsprong. Hij was niet langer de volwassen Franschman, een leerling van audet, den gevoeligen, van Franco, den intellectueel oordeelenden ironicus, van den nauwkeurig weergevenden Maupassant. Dankbaar herdacht hij wel de Fransche moraal, die stoïcisme vereenigt met evangelische zachtheid, het Fransche gemoed dat vurig God zoekt als Pascal en het aardsche viert, uitbundig met Rabelais, geestig en vroolijk met Voltaire, en dat elegantie en verdraagzaamheid rekent tot de eerste deugden. Hij had voor Frank rijk in den oorlog meegevochten, zich langen tijd Franschman gevoeld. Europa had hij daarbij niet miskend.. .. Maar, Bloch mist iets in Europa, in Frankrijk. De Westerling, meent hij, kent niet den waren hartstocht, kent niet het verlangen dat den Oosterling vervult, ten minste eens in zijn leven al wat hij bezit op te geven, en te vertrekken.... Slechts Italiëwas hem als een. voorportaal geweest van het Oosten meer dan dat echter niet. Azië! Het Aziëwaarheen Kipling en Goblneau (ofschoon Westerlingen zelf) hem den weg hadden gewezen, het land van den hartstocht daar zou hij zich tehuis gevoelen. Daar zou hij den oorsprong van zijn ras hervinden, en het zou hem tot een geluk zijn. Basgevoel immers leeft sterk in Bloch. Hij is niet de Oud-Testamentische of Talmoedische Jood, die zijn natie boven alles stelt om redenen van religie, van goddelijke uitverkiezing, maar toch, hij acht zich, als Jood, van adel. Je trouverais peut-être un second trait", leest men in het oordeel van den auteur over zichzelf waarmee zijn afdeeling in de Anthologie wordt ingeleid (en de eerste trek van zijn wezen was hartstocht) un second trait dans quelque chose que, faute de mieux, j'appellerai la ligne. Ce doit tre cela: de la, branche de l'exigence quelque chose qui veut descendre tout droit des croisades. muis du cótésarrazin, pas du cótéLusignan. Et même de beaucoup plus haut que les croisades". In die geestige en aangenaam hooghartige zelfkenschetsing ligt tevens een ver1) Geschreven vóór het verschijnen van Les Chasses de Renaut. MODERNE KLOKKEN in speciale uitvoering A. D. SPILLNER Vijzelstraat 83 AMSTERDAM klaring van-den droom waaruit La Nuit Kurde ontstond. Droomende toch zag hij zich als Bedoeïen helaas als Bedoeïen wiens moeder slechts" een Grieksche geweest was. Zijn naam was Saad,. zijn ideaal, door daden geheel een wolf te worden Wolven" waren zuivere Bedoeïenen, honden" heetten de Grieken. . . . Wat was dat? Het scheen hem, dat hij oen stad der honden" overweldigde.: hij bezat, en vermoordde daarna, een hondsche''; hij vermoordde ook haar man, en gevoelde zich wolf".... Maar vreemd, hij kon niet nalaten hun dochter (klonk haar naam niet als Vancai, Evanthia?) tegen geweld te verdedigen. Was Evanthia misschien toch meer dan een hondsche ? En hij ? Waarom zoo onbevredigd in zijnwolf-zijn? Was ook hij toch iets anders 'i Toen leek 't hem toe of een oude wijze hem een verhaal deed. . . . Lang geleden, zeide deze, heeft er op aarde een edel geslacht geleefd, het geslacht der leeuwen". Maar -«ij lieten zich in met wolven, met honden: zoo ontstond het laag en afgunstig geboofte, het walgelijk kruisras dat nu de aarde bevolkt. En Saad begreep. Het kwam er niet op aan, een Be doeïen, een wolf" te zijn, en evenmin een Griek, een hond"; het kwam er voor hem op aan, weer diegene te .worden die hij eigenlijk was, een leeuw", een groote persoonlijkheid. En met Evanthia als hij van het edele ras der leeuwen" moest hij zich verbinden. Misschien is hier de droom van Bloch ten einde geweest. Misschien had hij weken, maanden ge mijmerd over dit lot van Saad, dat het zijne had kunnen wezen: macht en aanzien (e midden van zijn volk, door diensten en dappere daden dan een liefde en een inkeer tot zichzelf die een omme keer wordt en een eindelijk smelten van het maatschappelijk ik, een opgaan in een ras van waarlijk, van geestelijk grooten. En misschien hadden zich tijdens deze mijmering reeds vaag de beelden gevormd waarvan ik er enkele genoemd heb. Daarna moest Bloch zich echter hernemen, wilde het niet blijven bij een droom, wilde er een werk ontstaan. Hij hernam zich, hij ontwaakte, hij zag weer zichzelf en van die eigen werkelijkheid uit vervaardigde hij met zijn droom den roman (het woord is opzettelijk gekozen). Plaats en tijd werden nader bepaald: Klein-Azië, omstreeks 1870 of 80, vermoed ik. Karakterbeelden werden gekneed, verhard, behouwen: langzaam zag rnen Saad worden, en zijn kindvrouwtje Amine, en Helene de bewust-wulpsche, en Evanthia, do nog onbewust gevoelige jonge vrouw. En Mirzo, de vriend en bewonderaar; Nidham, de personificatie (als het zin heeft zoo iets te zeggen) van den. . . . onpersoonlijken, den middelmatigen maatschappij mensen, den vijand dor grooten als Saad, wier reden van bestaan is de overgeleverde orde te verstoren. En het verhaal werd gemaakt, de deelon gevoegd. Beschrijvingen fixeerden de poëzio die voor Bloch uit de hem verschenen vizioenen was opgerezen; de personen begonnen als vanzelf met elkaar te spreken en hij noteerde hun dialogen. Eén dier notities het waren Mirzo en Saad die tezamen spraken geeft tegelijk: hun woorden hun gedachten (niet noodzakelijk conform) en den eeuwigen droom dien zij ? onderwijl, als ieder mensch bij al wat hij doet, voort bleven droomen. Die drie reeksen schikte de schrijver als de noten van muziek, op lijngroepen die aan balken doen denken. En telkens zag Bloch dan zichzelf als den verhaler, evon wezenlijk als het verhaal, tenslotte. Had hij het verhaal niet buiten zichzelf gezet, nu ? Saad bestond, maar hij ook. Zoo kon hij telkens schrijven: Quant a nous, parvenus a cc point de notre récit, une fois et plusiours fois prions Dieu que sa miséricovde soit sur nos pères et rios mères qui nous coutent", of ook: Tour Ie roste, Dieu Ie sait mieux, sans doute"; zoo kon hij zelfs, zonder uit don toon te vallen, op de blzz. 187 en 1S<S een toespeling maken op hedendaagsche Frarische zeden. En een afsluiting ontstond als vanzelf, tocii hij zijn droom tot hot eind had overgedacht. Groote persoonlijkheden als Saad. zoo zag hij. loopon gevaar; de Nidham's dreigen, of hun ge lijken, die ontelbaar zijn als de zandkorreltjes van do woestijn. Trouwens Evanthia, zelf kon niet anders dan Saad aan do wraak van haar stadge noot en overleveren, hoezeer y,e hom liefhad. Liefde TOFFEES ALTIJD WELKOM | t ZONDER EENIGEN BIJSMAAK l voor Saad loofdo in hot meisje Evanthia wraak zucht en do verplichting tot wraak in de dochter van do beide vermoorden. Haar tweestrijd be slechtte zij door Saad aan te geven en vervolgi-nt-. in zijn lot te doelen: tezamen werden zij gesteenigd. lei finit Ie conto. Los gons d'Anatolie ont coutume de dire aux jeunes mariés: Nous vont-.; aouhaitons de mourir aussi Jteureux que soiit inorts Ecanlhia el Saad. Mieux que Ie contour. Dieu sait ce qui en est." En vreemd, het werd moor dan een boeiend. verhaal van dood en wellust on van oppermachtige liefde, het werd ook zinrijk. Zoo goed was dezeafzondorlijke menschelijkheid doorzien?lotterlijk door-gozion dat do verteller een dieper liggendelaag bereikt had, waar alle leven n is. En zonderdat hij het gewild had, kwam die laag ook voor don lezer bloot. Toen Bloch in de wereld van Saad en de zijnon loefde, was hij niet langer Bloch, hij was de Semiet. Hij had, orn rust te vindon, om. aan zijn, immers zoo krachtig rasgevoël te gehoor zamen, zijn hedendaagsch ik doen opgaan m zijn ras. Maar toen hij aldus woei- geheel on al van dit rasv gewoest was on er zich niet alloen in, maar er zich ook doorheen geloofd had, bevond hij zich. als Saad.. lid van een oergcslacht, oen geslacht van /.uivere. groote zielen, in onmiddellijk verband niet hot Al, on lovend in een strook waar ook wie geen: Jood is, mits hij geen andere rasonderhoorigheid belijdt, zich mot hem tehuis kan gevoelen. Het enge ik dor dagolijkscho dagen groeide bij Bloch, als bij Saad,, tot hot ras-ik; en het ras-ik word persoonlijkheid merkwaardig genoeg doordat een groote liefde zich in hem had gevestigd. En. ook wie niet volkomen dezelfde wegen gegaan is.. kan in hot eigen loven dien gang van Bloch ton dooie herkennen. Er is trouwens iets in Bloch's evolutie dat aait een andere belangrijke persoonlijkheid, aan Barros herinnert. Ook hij vond zichzelf terug in zijn ras.. Maar den naderen stap heeft Barros niet godaan dan zijns ondanks: don stap naar de ijle streken. waar de groote boven-nationale persoonlijkheid vertoeft. Slechts toon hij hot lyrisch prozawerk van zijn jeugd, toon hij het latere La CoU'nxi inspirée, toen hij het uiteindelijke Un jiirdïn, uur l'Orontc schreef, verkeerde hij in die reinere lucht en liet is voorzeker genoeg ! Maar ondertusschen had hij mot vele patriotischc propagandaromans een jammerlijk groot dool van zijn. kost baren kunstenaarstijd verloren. Zijn onmiddollijkon opgang had het verzekerd; maar de duurzame liefde van het nageslacht zal zich slechts aan die andere, boven-nationale werken van Barrès kuniien hechten. Bloch daarentegen weet zelf dat een in ras en volk misschien worstelende, doch daaraan niette min ontstegen persoonlijkheid hot een on hot al is. Niets dan persoonlijkheid is noodig. Een leeuw"' zijn. . . . De leeuw Saad komt om, do leeuwin" Evanthia mot hom. De Nidham's wenschon geen leeuwen om zich heen. Ook de persoonlijkheid Bloch zal het, mi hij zich, gerijpt, weer tot Frank rijk wendt (daartoe immers verklaart hij ziel) in zijn narede besloten) niet gemakkelijk hebbo7i. Geen persoonlijkheid hooft hot gemakkelijk. Men zou hun willen zeggen: doen maar en intusschen beloofd zijn togen de Nidham's (er zijn er zooveel on Getal is voorloopig meester). Totdat die'gei ngolieden eenmaal vermijden kunnen zij het toch niet aan hun meerderen de verschuldigde-. en voor henzelf trouwens heilzame gehoorzaam heid betoonen. VAM riELLElS TABAK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl