De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 23 juni pagina 2

23 juni 1928 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 23 JUNI 1928 No. 2664 Verzekering en eigen schuld , door Mr. E. van Bolhuis WIE komt er tegenwoordig ten minste de bewoner van de beschaafde wereld niet ^ met het instituut in aanraking, dat wij verzekering noemen? Bijna een ieder wel, gelooven wij. De landman toch verzekert zijn oogst tegen hagelslag, zijn vee tegen ziekte. De arbeider be taalt wekelijks zijn premie aan de werkloosheidskas van zijn vakvereeniging en eveneens op gezette tijden kleine bijdragen aan een of ander begrafenis fonds. De huiseigenaar dekt zich tegen het risico van brand, storm en andere buitengewone onheilen (gedenkt de A.?Z.polis !) De goede burger houdt er een levensverzekering op na of hij betaalt geregeld een deel van. zijn spaarduitjes voor een lijfrente voor zich of zijn vrouw, dan wel voor den langst levende van hen beiden. De gewone par ticuliere ongevallen- en invaliditeitsverzekering wint meer en meer veld. En hoevelen zorgen niet voor een studieverzekering voor hun kinderen? ledere huisvader vrijwel wapent zich tegen de gevolgen van een eventueelen diefstal on het risico-vol bezit van spiegelruiten in de ramen van zijn woning. De ziekteverzekering is ook geen onbekende. De dienstbode heeft zelfs het voor recht om gevaarsobject van een dergelijke over eenkomst te zijn, wanneer de werkgever- of geef ster voorzichtig is. De kapitalist hoedt zich voor de nadeelige gevolgen, de kleine stropjes, van het uitloten van zijn obligaties, die boven pari staan. De koopman verzekert zijn goederen tegen bederf en (of) schade, zijn schuldvorderingen tegen onverhaalbaarheid; de transportondernemer de te ver zenden voorwerpen; de hypotheekhouder soms zijn vordering tegen beschadiging van het onder pand door brand. Het schip wordt tegen de ge varen van de zee verzekerd. En zoo kunnen wij doorgaan. .. . tot vcrvelens toe. Altijd en overal stuit men op een verzekering. Hoe veilig en zorgeloos moet de moderne mensch zich wel niet voelen! Behalve dan dat de post ,,premie diverse verzekeringen" op de tegenwoor dige begrootingen onrustbarend groeit. Het leven wordt gemakkelijker; de risico's verdwijnen; zóó lijkt het oppervlakkig gezien. Maar toch, ook de verzekering heeft, evenals de medaille, haar keerzijde. En wel speciaal de schade verzekering waarbij het doel is om eventueel geleden schade vergoed te krijgen, in tegenstelling met de z.g. sommenverzekering, waarmede men beoogt een bepaalde geldsom te krijgen onaf hankelijk van geleden schade. (Het bekendste specimen van deze laatste soort is natuurlijk d3 levensverzekering). In geval van een schadever zekering is de verzekeraar gehouden de schade te vergoeden, doch niet elke schade, maar alleen die hier hebben wij de keerzijde van de medaille welke het gevolg is van een onzekere, toevallige gebeurtenis, een gebeurteois, waarvan het niet zeker is of en wanneer zij zal plaats vinden. Daarom bepaalt artikel 276 van het Wetboek van Koop handel uitdrukkelijk: Geene verliezen of schade, door eigen schuld van eenen verzekerde veroor zaakt, komen ten laste van den verzekeraar. Hij vermag zelfs de premie te behouden of te vorderen, indien hij reeds begonnen had eenig gevaar te loopen." Men zal dit zeer vanzelfsprekend, niet anders dan billijk vinden. Dat is het ook. Maar wanneer iemand met bovengenoemden rechtsregel in aan raking komt, doet het hem toch niet zoo erg prettig aan. Het blijkt dan, dat men er met een ver zekering eigenlijk nog niet is. Enkele in de laat ste jaren gepubliceerde rechterlijke beslissingen kunnen dit getuigen. Allereerst een geval transportverzekering. Een zekere Woutersen gaf aan den portier van het Hotel Commerce te Amsterdam een koffer in bewaring, zonder dat hij dezen mededeelde, dat DE5E5TEVARH1A5 zich daarin gouden en zilveren voorwerpen be vonden meer dan ? 5000.?waard. De portier zette de tasch, zooals hij gewoon was te doen, bij andere taschjes neer in een open ruimte achter de portiersloge onder de trap. Woutersen kende die gewoonte van den portier. Toen hij zijn tasch terug vroeg, was zij verdwenen. De verzekeringsmaatschappij weigerde de uit betaling van het verzekerde bedrag. De arrondissementsrechtbank te Amsterdam gaf in haar vonnis van l October 192(5 (w.v.h.r. Xo. 11003) aan den verzekeraar gelijk. Volgens dit college had Woutersen gehandeld in strijd met elk gangbaar begrip van voorzichtigheid. Ieder verstandig mensch toch zal een tasch met zulk een waardevollen inhoud als de onderhavige niet in bewaring geven zonder den bewaarnemer van den inhoud op de hoogte te stellen en voldoende zekerheid te erlangen, dat zijn eigendom op veilige wijze wordt opgeborgen. In het onderhavige geval was die zekerheid al bijster gering, niet alleen door de wijze van opberging, doch ook, omdat van een hotelportier, die tevens met andere werk zaamheden is belast, niet verwacht kan worden, dat hij onafgebroken zijn aandacht aan de in bewa ring gegeven voorwerpen zal schenken. Deze omstandigheden in verband met het gestelde feit, dat de waarde van de in bewaring gegeven goe deren meer dan / 5000.?bedroeg, gaven volgens de rechtbank aan eischers handelwijze een dermate roekeloos karakter, dat het geleden verlies geacht moet worden door zijn schuld te zijn veroorzaakt en derhalve niet ten laste van de assuradeuren mag worden gebracht. De omgeving, waarin het voorval gebeurde. dat tot de tweede procedure aanleiding gaf. was een geheel andere dan de duffe bergplaats achter een portiersloge onder de trap van een hotel. Integendeel, zij was het frissche Kagermeer. Op Hemelvaartsdag van 1024, welke op 29 Mei viel. ging Hendriksen n.m. met zijn motorboot Intrepido van de ringvaart naar het open stuk water, waar noord-oostelijk de scheepswerf van Schuilenburg ligt. De Intrepido v oei' eenigen tijd op met aan stuurboord varende de stoomboot Volharding. Van de Intrepido uit nam men toen eenige foto grafische opnamen van de Volharding' en daarna versnelde de Intrepido haar koers; zij ging toen met volle kracht. Op dat oogenblik kwam, vóór de stoomboot Volharding overvarende en alzoo dwars op de normale vaarrichting, zonder eenig sein te geven, de motorboot Bobby overzetten. Een aanvaring van de Intrepido en de Bobby was niet te vermijden en is dan ook gevolgd. De geleden schade vorderde Hendriksen nu van den verzekeraar terug. Deze weigerde de uitbetaling, omdat volgens hem Hendriksen hoogst roekeloos en onvoorzichtig in strijd met de goede zoemanschap had gevaren. De arrondissementsrechtbank te Amsterdam keurde in haar vonnis van 20 April 1920 (w.v.h.r. No. 11641) deze houding goed. Dat immers, al kan eischer toegegeven worden, dat de hoofd schuld der aanvaring berust bij de Bobby, die op hoogst roekelooze en onvoorzichtig» wijze in strijd met de reglementsbepalingen den koers van de Volharding gekruist heeft, toch de eischer in deze niet vrij uitgaat; dat toch, waar eischer wist en kon waarnemen, dat het op gemelden dag op die plassen bijzonder druk was en dat daar ook tal rijke jachten en andere booten kruisten, bijzondere oplettendheid en voorzichtigheid geboden was; dat, waar eischer nu onder deze omstandigheden, opvarende naast de veel grootere Volharding, op dusdanige wijze, dat het vrije uitzicht op het vaarwater, voor zoover dat aan stuurboordzijde lag, belemmerd werd door de Volharding, toch plotseling de vaart van de Intrepido tot volle kracht opvoerde, de eischer op hoogst onvoor zichtige wijze handelde en hij tot een dusdanige manoeuvre niet had mogen overgaan, alvorens zijn ligging ten opzichte van de Volharding aldus geworden was, dat het uitzicht op het vaarwater voor de Volharding aan stuurboordzijde van dat vaartuig geheel vrij was geworden; dat onder deze omstandigheden de allicht grootere schuld, die de Bobby aan de aanvaring had, den eischer nog geenszins ontheft van de verantwoordelijkheid voor de door hem in deze begane onvoorzichtigDROSTE's TOFFEES r^i ALTIJD WELKOM ZONDER EENIGEN BIJSMAAK heid en de verzekeraar zich terecht van /.ijn vevgoedingsplicht ontheven acht op grond van eigen schuld van den verzekerde." Het heet altijd ,,lest best." Zoo ook nu. Een zekere Jansen had zich verzekerd tegen zi».danige ongevallen, waarbij hij getroffen zou worden, plotseling, onafhankelijk van zijn wil, door een uitwendig onmiddellijk op hem inwerkend geweld waardoor hem lichamelijk letsel zou worden toe gebracht, hetwelk de omniddellij ke oorzaak zou zijn óf van zijn dood óf van zijn ongeschiktheid. Verder was nog bepaald, dat onder ,,ongevallen" niet. zou zijn begrepen letsel den verzekerde overko men bij willekeurige en onnoodige blootstelling aan gevaar. Dus het geval van eigen schuld. bedoeld in artikel 27(i van het Wetboek van Koophandel. Xu ter zake. Op een nacht voelde Jansen hot hotiObed was wellicht mode schuldig zich benauwd; hij begaf zich toon uit zijn bed naar de W. C. Om daar wat frissche lucht rondom zijn hoofd te voelen en om frisscho lucht in te ademen ging hij op de W. C. staan ten einde uit het betrekkelijk hooggeplaatst raam. zijn hoofd naar builen te kunnen steken. Toen, staande op de W.C. en zicli vooroverbuigende uit het raam. verloor hij ongelukkigerwijze zijn steun en viel hij uit het raam op eon afdak, waarbij hij licliamolijk letssl opliep. Ook in dit geval weigerde de betrokken maat schappij de schade te vergoeden. In haai vonnis van 23 November 1920 (w.v.h.r. Xo. 11(578) overwoog de Rottordamsehe rechtbank, dat uit do gestolde feiten niet slechts niets gebleken is van eenig uitwendig onmiddellijk op .lansen inwerkend geweld, dat hem dwong zijn hoofd zoovoi' uit hot hooger gelegen raam der W.C. le steken, dat hij zijn evenwicht verloor i-n viel, doch zelfs niots, dat ook maar eenigsziris diiarop wijst, Reeds op dezen grond kon hij dus volgens dit college niet in zijn vordering wolden ont vangen, doch bovendien volgt uit de gestolde feiten, dat hij ook wogons de nadere bepaling nietontvankclijk is in zijn oisch. Op geeneriei wijz<* toch is in te zien. dat het voor .Tanseii nood zakelijk was ? al gevoelde hij dan behoefte a.aii frissche lucht om aan die behoefte t'.- voldoen door in don nacht op een (n.b. !) onbekende W.C. Ie klimmen en daarna uit een aldaar aanwezig raam te gaan hangen. Deze wijze van handelen bracht onder die omstandigheden zonder twijfel gevaar, althans risico met zich en Jansen heeft zich daardoor onnoodig on willekeurig aan govaar blootgesteld. Hot daarbij aan hem overkomen letsel is derhalve ingevolge de nadere bepaling niet als een ongeval in den zin der polis aan te merken: aldus het vonnis. Blijkt uit het voorgaande niet, dat hot niets te veel gezegd is, dat men er met verzekeringen toch nog niet is? Laat men daarom artikel 276 van het Wetboek van Koophandel steeds gedenken ! Kón troost is er echter dit /<ij tot slot vermeld , dat artikel 294 van hetzelfde Wetboek een uit zonderingsbepaling behelst voor do brandver zekering, krachtens welke de verzekeraar eerst ontslagen is van de verplichting tot voldoening der schade, indien hij bewijst, dat de brand door merkelijke schuld of nalatigheid van den verze kerde zelve veroorzaakt is. BERGT UWEN INBOEDEL BIJ VOORGENOMEN VESTIGING IN DEN HAAG OF IN HET BUITENLAND BIJ DB FIRMA BATENBURG & FOLMER TE 'S-GRAVENHAGE,HuiJGENapARK22 TELEFOON 11030 EIGEN GEBOUWEN. Bespreking kosteloos SPEC. BlNNENI,. EN INTERN. TRANSPORTEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl