Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 30 JUNI 1928
No.
2665NA DEN STRIJD
door Mr. R. H. Dijkstra
Over de wet op de naamlooze
'vennootschappen
DE strijd is beslecht.
De laatste energieke frontaanvallen van de
tegenstanders van het ontwerp van wet tot
. wijziging en aanvulling van de bepalingen omtrent
de naamlooze vennootschap en regeling van de
aansprakelijkheid voor het prospectus" hebben
niet het gewenschte resultaat gehad. De Eerste
Kamer heeft hunne argumenten gewogen en te
licht bevonden. Het wetsontwerp aangenomen.
Het heeft geen zin over de gevallen beslissing
na te pleiten. Men kan zich verliezen in zwaar
wichtige beschouwingen over de competentie der
daartoe in ons staatsbestel aangewezen ,,wegers".
Interessante sociologische theorieën zou men kun
nen ontwikkelen over de verhouding tusschen onze
regeeringslichamen en diverse sociale
machtsformaties die deze onder haar invloed trachten
te brengen. Het merkwaardige verschijnsel, dat men
diegenen onzer senatoren, die gecenseerd worden
vóór alles de belangen van het kapitaa!" of
-,,de kapitaalvorming" voor te staan, ditmaal
schoone redevoeringen hoorde houden over de
rechten van den arbeid tegenover die van het kapi
taal, terwijl juist van de zijde, waarvan men veel
eer bet tegendeel gewend is, de beleggers en het
kapitaal" dapper in bescherming werden genomen,
^ zou aanleiding kunnen geven tot niet minder
inte- ressante psychologische analyses. Maar het vraag
stuk zelf: de ontwikkeling der N. V. als factor
in het maatschappelijk en economisch leven,
is daarmede niet in het minst meer gediend.
De tijd der polemieken is voorbij, leder heeft
zijn say out gehad. Als goede Nederlanders hebben
_wij daarvan een dankbaar, zij het niet steeds ge
motiveerd gebruik van gemaakt. Onze bibliotheken
zijn er quantitatief en soms ook qualitatief wel bij
gevaren. Reeds tien jaar geleden kon een jonge
doctor zich jegens zijn medeburgers verdienstelijk
maken inet het schrijven van een heel boek over
de boeken en andere publicaties over hot onderhavi
ge onderwerp, en sindsdien bleef de stroom wassen
?? en werd een stortvloed. De resp. ministers van
Justitie zijn met bewonderenswaardige moed en
volharding telkens weer in dien stroom onder
gedoken en hebben daar uit opgevischt wat hun
aanvaardbaar leek.
Laat het thans genoeg zijn. De polemiek heeft
zijn practisch nut verloren. Ons wacht belangrijker
werk. Wij staan voor een geheel nieuwe situatie,
of men deze met enthousiasme dan wel niet tegen
zin heeft zien ontstaan, doet niet langer ter zake.
Wij allen, voor- en tegenstanders der nieuwe wet
zonder onderscheid, hebben die nieuwe situatie
als een feit te aanvaarden en ons gelijkelijk in te
spannen to make the best of it.
* *
*
Binnen niet al te langen tijd, het staat thans vast,
zullen in ons oude Wetboek van Koophandel, dat
door de diverse verjongingskuren der laatste jaren
langzamerhand moeite krijgt zich zelve te her
kennen, een stel nieuwe bepalingen prijken op het
stuk van de Naamlooze Vennootschap, die van de
oude regelingen daaromtrent, zoo naar omvang
! als naar inhoud, zeer sterk afwijken.
Dat deze nieuwe regeling op de praktijk van ons
vennootschapswezen en indirect daardoor op ons
geheele economische leven van grooten invloed
zal zijn, is niet twijfelachtig. Welke die invloed zal
blijken en hoever zij zich zal uitstrekken staat
intusschen nog in het geheel niet vast en is door den
wettekst alleen nog geenszins gedetermineerd. De
wijze waaroplde praktijk dezen wettekst in de komen
de jaren zal weten te hanteeren is hier het beslissen
de moment. Juist daarom is het van zoo uit
nemend belang, dat men thans den onvruchtbaar
geworden strijd eindigt, opdat allen die bij do
praktijk van het vennootschapswezen betrokken
zijn eendrachtiglijk kunnen samenwerken om on
gunstige consequenties tot een minimum te be
perken en gunstige invloeden volledig tot hun
recht te doen komen.
?t Het valt niet te ontkennen, dat onze nieuwe wet
op de Naamlooze Vennootschappen, kwade zoowel
als goede kansen biedt. ledere soortgelijke wet
biedt deze noodzakelijkerwijze. Toen het aanneming
of verwerping betrof, hebben de tegenstanders
-van het ontwerp de gevaarlijke tendenties breed
uitgemeten en deze tot haar uiterste consequenties
en dikwijls ad absurdum doorgedreven. Dat was
toen het goed recht dier tegenstanders, evenzeer
als het goed recht der voorstanders was de kwade
kansen min of meer te negeeren en de consequenties
in bonam partem meer op den voorgrond te drin
gen.Nuhet wetsontwerp is aangenomenhebben
vooren tegenstanders gezamenlijk slechts n groote
taak.Tezamen hebben zij thans naarstiglijk te onder
zoeken in hoeverre de wet zelve gelegenheid biedt
of open laat om de gevaren, door de tegenstanders
gezien, te beperken en te ondervangen. Tezamen
hebben zij er voor te waken, dat het vele goed inde
nieuwe wet niet door kwaad willigen wordt gesabo
teerd.
* *
*
Een voorbeeld.
Sterk hebben zich de tegenstanders van het ont
werp zich verzet tegen de toekenning van het
enquêterecht aan de aandeelhouders. Zij vreesden
misbruik van dit recht door speculanten of
concurrenten. Xu kan en moet men om van dit
recht gebruik te maken zich resp. wenden tot
de Directie, de Commissarissen, de algemeene
vergadering van aandeelhouders en als men
dan bij al die instanties nul op het request
heeft gekregen zonder overtuigd te zijn van
de hopeloosheid zijner onderneming, moet men
nog bij den rechter komen, die in twee instanties
het pro- en contra van het gevraagde onderzoek
tegen elkander opweegt. Vooreerst hebben dus
de bestuursorganen der N. V. zelf ruimschoots
de gelegenheid om door een soepele houding hunner
zijds de weetgierigheid der aandei>lhoudersgre>e-pen,
die een enquête zouden wenschen, te bevredigen
en hunne ongerustheid wTeg te nemen, resp. hen
reeds bij voorbaat te kwader trouw te gebruiken
wapenen uit de hand te slaan. In de tweede plaats
kan do rechter al dadelijk in de toepassing van de
nieuwe wet een gestrengheid en voorzichtigheid
betoonen, die den aspirant-enquêteurs, en do
z.g. beroepsbeschermers" der aandeelhouders, den.
lust tot het ondernemen van niet zeer goed ge
fundeerde enquête-acties onmiddellijk zullen ont
nemen.
Te eerder en met te meer recht zullen onze
rechtscollege's zulks kunnen, doen. wanneer de ven
nootschapsorganen zelve op de bovenomschreven
wijze tegemoet komen aan redelijke eischen en
aldus kwade trouw en doordrijverij helpen ont
maskeren.
Als alle betrokken instanties ten deze el
kander loyaal hunne medewerking verleeneii. zal
alras blijken, dat wie eone vennootschap uit
speculatiezucht of anderszins wil belagen, beschikt over
middelen, waarmee dat doel heel wat gemakkelijker
e.n sneller bereikt wordt dan met eenig misbruik
van het enquête-recht. Met behoud van de goede
zijden vanhet enquête-recht, zullen op die wijze ele
gevaren daarvan in do praktijk spoedig
gosupprimeord zijn.
/oo zouden tientallen voorbeelden aan te halen
zijn.
* »
*
Er zal natuurlijk op bepaalde punten verschil
van inzicht blijven over hetgeen in de praktijk van
ons vennootschapswezen als wenschelijk of
nietwenschelijk is te beschouwen en strijd tusschen
de verschillende; daarbij betrokken, partijen zal
dus op een gegeven oogenblik niet te vermijden
zijn. Maar wanneer die strijd fair en praktisch
als het practici betaamt wordt uitgestreden
op don bodem van het positieve recht, dan mag men
vertrouwen, dat ook een d(n'golijko strijd de ge
zonde ontwikkeling van ons vennootschapswezen
ten goede zal komen en er too zal leiden dat men l u-t
juiste midden vindt.
En dan, als men eerlijk getracht heeft door loyale;
uitvoering der wettelijke voorschriften het ge
wenschte doel te bereiken en zulks blijkt onmogelijk,
heeft tenslotte de praktijk aanspraak op de steun
van den wetgever on mag geëischt worden, dat
te rigoureus gebleken regelingen, die noodwendig
schade bleken to berokkenen, wordtin herzien en
mot hare behoeften in overeenstemming worden
gebracht.
Keeds is bij voorraad gebleken, dat men in
dergelijke gevallen zeer zeker niet vergeefs bij
Itegeering en Parlement zal aankloppen. Toon in.
do Eerste Kamer, waar amendeering uitgesloten IK,
de ministor van Justitie door in de praktijk van
het vennootschapswezen ervaren voorstanders
zoowel als tegenstanders dor nieuwe; wet in haar
geheel, werd overtuigd, dat er toch wel zeer ernstige
bezwaren te;gen bestaan e>m voor de zoogenaamde
publieke en gesloten vennootschappen geheel
ceinPOL ROGER&Ci
LE CHAMPAGNE EN VOGUE
JAGER-GERLINGS HAARLEM
forme eischen van publiciteit te stellen, hoeft hij.
onmiddellijk toegezegd, deze zaak opnieuw in
ernstige overweging te nemen en zoo mogelijk
op zeer korten termijn haar in een novelle opnieuw
te regelen.
* *
*
Hier raken wij overigens n dor belangrijkste
preiblemen, waarvoor ons rechtsleven door de
aarincvming der nieuwe we;t op de JVaamloejze Vennoot
schappon wordt gesteld.
Op enkele uitzonderingen van emdergoschikt be
lang na, brengt deze; wet een uniforme regeling
voor alle Naamloev/.e Venne>otschappen, de publieke
die oen beroe;p doen ejp de openbare geldmarkt.
zoowel als de z.g. beslotene en familie-vennoot
schappen. En mag men de tegenstanders van het
wetsontwerp gelooven, dan is deze regeling niet
geschikt voor vele ondernemingen die; tot nejg
teie;in de;n vorm eener N .V. gedreven plachten te worden.
Men hooft hieruit de conclusie getrokken, dat
de wet daarmede reets veroordeeld zoude zijn.,
omdat e-e>n goedo regeling dezer materie, meerdere
differentieeringsmoge;lijkhede;n zou moeten bieden.
Deze conclusie is echter eip het minst genomen
voorbarig, waar men e>m haar aanvaardbaar te'
maken, moet beginnen met te bewijzen dat de1
naamloe>ze vennootschapsvorm de oenige
mogelijk-heid is elie; onze geheele wetgeving e>p het
vereen!-gingsrecht als bedrijfsvorm voor de ondernemingen
in kwestie; bie>dt, en bovendien, dat denaamloo/.e
vennootschapsvorm daarvoor het moest gcwonschl
e;n aangewezen is.
Nu. vast staat dat do niet of nauwelijks gotliff
rentieerde regeling tot wet zal worden verheven.
heelt onze rechtspraktijk echter te>t plicht, hetzij
de onjuistheid van ee'U e'n ander a posteriori to be
wijzen, hetzij althans elo wogen aan te wijzen waar
lang» aan ele behoefte aan difl'orcntieoiïng in. elc
bedrijfsvormen zooveel iue>g<;lijk tegemoet kan
worden gekomen.
Het is zeer zeker geen toeval, slat in hot
laatstejaar een ander instituut uit eins vercoriigingsrochl.
ele; eeimmandilairo vennootschap, y,oe>wt;l de geweinr
als elie» op aandeden, in hot brandpunt eleT belang
stelling staat. Het is zeer wel me>gelijk, elat einze
rechtspraktijk in ele; kennende jaren, kans /.al zien
e>m dit instituut autarchisch /.eieidaiiig uil te'
beuiwem e'n. vaster vorm te; geven, elat he;t ele; aangoweize-u
bedrijfsvorm we>rdt ve>or ve-le onde;rn.e-me'rs. die te>t
nog te K; hun teie-vlueht namen teit ele:
farnilie-venTieiotschap. Eli lie;t is ele: vraag of daarmede; ele
meiralite'it van ons xake'nlevon nie-t gedie'iid zal
blijke-ii. deiordut hier een bcelrijfsveirm ge-ve>nele-n
wordt waarin beve>e>gdhoid en a:-insprakelijkhoiel in
een me'er roëele verhouding worden ge-bracht.
Van broeder standpunt bezien is elit misse'lii'-n
een der grootste voeirde-elon der nieuwe; we-t op el<
riaamleieize' verme>e>tschappe-n : zij dwingt eins tot
bezinning over, on gmndigo de>e>rwerkiug van ele
praktijk van eins ge-lu;ele veree'nigingsrecht.
AAN DE INZENDERS
Alle voor bet redactioneele gedeelte
besterode inzendingen moeten
?worden geadresseerd
AAN HET SECRETARIAAT DER
REDACTIE VAN
DE GROENE AMSTERDAMMER"
KEIZERSGRACHT 333
AMSTERDAM,
zonder vermelding van persoonsnamen.
De geschiktste omvang van artikelen
bedraagt ten hoogste 1800 woorden.
Indien de bijdrage voor illustreenng
met foto's in aanmerking komt, gelieve
de inzender, zoo mogelijk, de foto's .
die niet reeds \n andere week- of dag
bladen mogen zijn gereproduceerd ?
tegelijk met het artikel in te zenden.
De copy moet in machine schrift zijn
geschreven, terwijl slechts n rijde
van het papier mag zijn gebruikt.