De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 7 juli pagina 1

7 juli 1928 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

F)e Groene dbC-AVeekblad voor Nederland Sinds meer dan vijftig ja.&r aan de apita der ?weekbladen . . . ." ONDER HOOFDREDACTIE VAN G. W. KERNRAMP Redacteuren: H. BRUGMANS, M. KANN EN TOP NAEFF Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM KEIZERSGRACHT 333 Uit.: N.V. DE GROENE AMSTERDAMMER AMSTERDAM. C. Alom verkrijgbaar OPGERICHT IN 1877 No. 2666 ZATERDAG 7 JULI 1928 Vondel over Nobile JE moet al een groote minachting hebben voor wat er op dit ondermaansche gebeurt, of in buitengewone mate met je dierbare zelf bezig zijn, -wanneer je bij het doorbladeren van de krant niet «ven uitkijkt naar de laatste berichten over de pogingen tot redding van Nobile's tochtgenooten. En je zou alleen reeds ernaar verlangen te lezen, ?dat ze allemaal in veiligheid waren gebracht, omdat er dan ten minste niet telkens opnieuw menschen hun leven behoeven te wagen om den in nood verkeerenden te hulp te komen. Want het dreigt langzamerhand een zwaankleef-aan te worden: de vlieger, die Nobile heeft gered, zit nu zelf op de ijsschots; van Amundsen -en degenen, die met hem op redding uittrokken, moet men vreezen dat zij daarbij zijn omgekomen; «n wie zullen er nog moeten volgen? Als Nobile zich er mede tevreden had gesteld, ?de Italiaansche vlag en het kruis, dat de Paus hem heeft meegegeven, te laten vallen op een plek die ?de Noordpool voor moet stellen, en van nieuwe verkenningstochten af had gezien, zou hij een goede pers hebben gehad en door Mussolini aan zijn hart :zijn gedrukt. Maar nu het mis is geloopen, komt de kritieklos. Dat begon al, toen men hoorde, dat Nobile zelf liet eerst gered was. Aanvankelijk moest je gelooven, dat daar goede Tedenen voor hadden bestaan; al mocht hij dan ?aanstoot hebben gegeven door het theatrale gedoe, «lat met zijne reis gepaard ging, iemand, die zulk «en tocht onderneemt, is klaarblijkelijk geen lafaard en zal er dus ook niet aan denken, zich zelf te bergen zoolang zijn metgezellen nog in gevaar verkeeren; hij zal dus zwaar gewond zijn geweest, zoodat er haast bij was, alvast hém naar een veiliger oord over te brengen; de eerste berichten .bevestigden die veronderstelling. Maar al spoedig moest men aan de juistheid ?ervan gaan twijfelen. Zoo heel erg bleek hij er niet aan toe te zijn. Ook werd er reeds gauw een andere, reden opgegeven, waarom men hem het eerst had :gered: zijn tegenwoordigheid aan boord van de Oitta di Milano was gewenscht, opdat hij de noodige aanwijzingen voor het verdere reddingswerk zou kunnen geven! Dat leek al verdacht; de reden zelf onkniet zeer overtuigend, en er bleek bovendien uit, dat men het noodig achtte, een nieuwe ver.klaring te geven van het verbazingwekkende feit, dat hij zijne makkers in den steek had gelaten; xijne verwondingen schenen dat dus niet voldoende te rechtvaardigen. Indien er een afdoende verontschuldiging bestaat voor hetgeen tot dusverre als een schande werd 'beschouwd, n.l. dat de kapitein het eerst voor zijn ?eigen veiligheid zorgt, dan zal de Italiaansche Tegeering er goed aan doen, deze spoedig wereld kundig te maken; anders zal het gedrag van Nobile den roem van Italiëniet verhoogen. Intusschen dit betreft alleen de persoon van Nobile. Maar de kritiek heeft zich ook gericht tegen de onderneming zelve, waaraan zijn naam verbonden is. Vooral in Skandinaviëhad men daar :heel wat op aan te merken. Voor een deel mag dat worden toegeschreven aan ?de omstandigheid, dat Amundsen vermoedelijk het leven heeft ingeschoten bij het reddingswerk; het verlies van een zijner beroemdste mannen ? stemt een volk kritischer tegenover de aanleiding, die hem zijn leven deed wagen; ook moet men zich herinneren, dat er tusschen Amundsen en Nobile een veete heeft bestaan. Daarbij komt nog, dat er onder hen, die zich met het Poolonderzoek bezig houden, verschil van meening heerscht over de beste middelen om het doel te bereiken: met vlieg tuigen, of met groote luchtschepen, of door sledetochten enz. Maar ook al houdt men met dit alles rekening, dan toch schijnt er met reden kritiek te kunnen worden uitgebracht op de voorbereiding van Nobile's tocht; met name moet hij te weinig te rade zijn gegaan met hen, die grooter ervaring hadden dan hij op het gebied van ontdekkings tochten in de Poolwereld. Leeken zullen verstandig doen zich van een oordeel hierover te onthouden. De vraag, die bij hen rijst, geldt niet de meerdere of mindere doel matigheid van het gebruik van vliegtuigen of luchtschepen, maar het nut zelf van de tochten, waarvoor zij moeten dienen. Zijn die tochten alleen maar een gevaarlijke tak van sport? Zoo ja, dan moeten zij, die er aan deelnemen, zelf uitmaken of zij hun leven willen wagen; maar gaat het aan, dat zij anderen noodzaken dit te hunner redding te doen? De onberaden tochten van vliegers over.den Oceaan veroorzaakten ten minste alleen maar moeite en kosten voor het opsporingswerk; bij avonturen als die van Nobile weet men echter zoo goed als zeker, dat er bij de pogingen tot redding ook menschenlevens gemoeid zullen zijn. En indien zulke Poolreizen, als hier worden bedoeld, niet alleen worden ondernomen uit lust naar avonturen of uit zucht om zich te onderscheiden, maar ook wetenschappelijk nut opleveren, moet men dit nut dan zoo hoog schatten, dat de offers van menschen levens, die het eischt. zoowel bij de eigenlijke ontdekkingstochten als bij de expedities tot redding, die er dikwijls uit voortvloeien, als gerecht vaardigd mogen worden beschouwd ? Dat er bij tochten als die van Nobile ook resul taten kunnen worden bereikt, die aan de weten schap ten goede komen, zal wel voor geen tegen spraak vatbaar zijn; er zullen b.v. waarnemingen kunnen worden gedaan, die voor de meteorologie en voor de kennis van het magnetisme waarde hebben; de kaart van het Noordpoolgebied zal kunnen worden verbeterd enz. Of het belang van deze resultaten echter opweegt tegen de offers, waarvoor zij worden gekocht, kan alleen worden beoordeeld door menschen van het vak zoo zij daar althans vrij tegenover staan. In dat geval n.l. indien uit wetenschappelijk oogpunt het ondernemen van ontdekkingsreizen naar de Pool, mits goed voorbereid, kan worden verdedigd doet het er verder weinig toe, door welke motieven de deelnemers aan zulke tochten worden bewogen; als er niet zooiets als zucht naar roem of avonturen bestond, zou b.v. de land- en volkeren-kunde weinig vorderingen hebben ge maakt ! Ten slotte om alweer eens aan te toonen, dat er niets nieuws onder de zon is ! een herinnering aan kritiek, die ook in vroeger eeuwen werd uitge bracht op avontuurlijke tochten, die tot niets anders schenen te dienen dan om roekeloos het leven te wagen. Wij kunnen daarbij blijven op hetzelfde gebied: tochten naar de Noordpool of naar de Noordelijke Ijszee. Van Willem Barentsz. en Heemskerk en de overwintering op Nova-Zembla hebben wij allemaal gehoord. Minder bekend is het, dat ook na deze mislukte pogingen om de Noordoostelijke door vaart, d.w.z. den weg benoorden Aziënaar Indi te vinden, eenige malen opnieuw is beproefd, deze reis te volbrengen. De Oostindische Compagnie zond er in 1009 den vermaarden Engelschen zeeman HenryHudson op uit; nog voordat hij Nova Zembla bereikte, kreeg zijn scheepsvolk er genoeg van en dwong hem de onherbergzame IJszee te verlaten. In 1611 waagde Jan Cornelisz. May zich wederom DE GROENE AMSTERDAMMER Prijs per j a a r g a n g ?10.?bij vooruitbetaling. Per No. 25 Cent. Advertentiën ?0.75 per regel. Postgiro 72880, Oem.-Oiro O 1000. INHOUD: 1. Prof. Dr. O. W. Kernkamp, Vondel over Mobile. 2. H. J. M. Walenkamp Czn., De schoonheid van Amsterdam. 3 Joh. Braakensiek, De presidentsverkiezing, in Amerika. Aanteekeningen. 4. Top Naeff, Dram. Kroniek Constant van Wessem. Muziek. 5. L. J. Jordaan, Nobile Mr. G. H. Arnhardt, Jantje huilt altijd. 6. Mr. H. O. Koster, Bij de Berg-Alfoeren. 7. Dr Jac. P. Thijsse, Uilen Mr. Frans Coenen, Kroniek. 9. Elis. M. Rogge, Voor Vrouwen. 10. Leo Strauss, Hallo, Nederlandsch IndiëMelis Stoke, Rijmkronyck A Defresne, Nederlandsche Verzen. 11. A. Plasschaert en Mr. M. F. Hennus. Schilder kunst. 12. S. van Praag, A. M. Buis en Dr. Joh. Tielrooy, Nieuwe uitgaven. 13. Dr. K. Kuipe: In de Rotterd. Diergaarde, met teeken, door H. Verstijnen. 15. Jhr. Mr H. Smissaert, Op den Econ. Uitkijk C. K., Beursspiegel. 16. C. A. Klaasse, Econ. oorlogsherinneringen. 17. Alida Zevenboom's Croquante croquetjes Uit Jantje's Kladschrift. 18. Melis Stoke, Invaliden en boeren Chari varius, Geschiedenis des Vaderlands. 19. A. Thiry, De jenettebloem en de nieuw'kunst. 20. Cel 2, Telefoon Charivarius, Charivaria. Omslag: Spelproblemen. Bijvoegsel: Joh. Braakensiek, Het Duitsche kabinet. Vraaat sfezcfs Bonbons Let op den naam in de zee tusschen Spitsbergen en Nova-Zembla; ook hij moest terugkeeron. Onder den indruk van al deze mislukkingen schreef Vondel, in zijn Warande der Dieren" (een verzameling van dieren-fabels), bij de fabel van de slang, die haar tanden stuk bijt op een aambeeld. die dus iets onmooglijks wil verrichten, het volgende versje: Vees fabel wil dezulclce aanspreken sonderlinghen 1) Die zich aenmetenZ) meer als menschlijke dingen, Gelijk dal zotte volk, dat met een ijdle hoop Een vaart langhs 't Noorden zoekt, spijt der naturen loop; Dat met een eiken plank 3), o stoute zeegezellen, Drijft door 't bergachtig ijs, gelijk als na der hellen; En blijft er al een schip in 't Noorden voor den tol Gelijk een toren staan, zij varen even dol." Met de door de veranderde tijden geöischte wijzigingen zou men dit versje ook op tochten als dien van Nobile kunnen toepassen ! KERNKAMP IJ bedoelt, of richt zich in 2) zich vermeten. 3) een schip. het bizonder tot hen. TABA SIGAREN ~ *» ZIJN TOCH DE BESTE *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl