De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 7 juli pagina 4

7 juli 1928 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 7 JULI 1928 No. 2666 Dramatische Kroniek door Top Naeff Opemlucbtspel te Delft. ». 16 H. M. MARINÜS FRANKEN, de ontwerper van dit spel, dat den strijd tusschen mensch" en machine" illustreert, en een aanklacht inhoudt tegen de vermechaniseering" van onzen tijd, stamt uit een geslacht van fabrikanten. Van kind-af leefde hij tusschen de drijfriemen, en hoewel zelf geen fabrikant geworden., zijn geheele jeugd toch heeft hij het groote raderwerk van menschen en dingen op zich voelen inwerken, er zoo goed als aan den lijve het lief en leed van geleerd. Het is wel van belang dit te weten. Want wij zijn geneigd deze soort van moderne spelen, waarvoor men naar een vast recept te werk pleegt te gaan: men neemt een vorm" en klutst daarin een gedachte", alle over n kam te scheren en met iets als inspiratie" een verouderd begrip niet eens meer te rekenen. Omslachtige verhande lingen, waarbij het verzinsel" de plaats van den inval" inneemt, geleende ideeën en nagebootste effecten, te pretentieus en van te ver-weg gehaald om de illusie, dat uit deze karkassen een nieuwe tooneelkunst" voor ons volk geboren zou worden, ingang te doen vinden. Zoolang de oude en eeuwige tooneelkunst voor de meesten nog een gesloten boek is, bestaat daaraan trouwens geen dringende behoefte. Herinnerde de tooneelbouw te Delft: twee houten belvédères" en een vliegwiel, aan deze hals brekende theorieën, daarachter hebben wij ditmaal toch een menschenhart hooren kloppen, en op de gelukkigste oogenblikken zijn de charades en action" gestegen tot levende en schoone vizioenen. Daar bleek oprechte vervuldheid niet de sociale nooden den schrijver van het scenario de krachten te hebben verleend tot dramatische beelding, daar overtuigde een bewogen kunstenaar, en opende perspectieven, die hoog boven de techniek uitgingen. In het zweet uws aanschijns zult gij uw brood eten." In dichte drommen, als de zaaiers en de maaiers gebogen naar de aarde, zagen we de boetvaardige Adams voorbij zwoegen; een stoet, feitelijk niet minder mechanisch" dan de galeislaven deimachine". Doch hoe levend en indrukwekkend werd daarop het beeld, nadat de gilden zijn ont staan, de metselaars, de smeden, de bouwers in hun bedrijf, dat vrij is en nochtans een doel heeft: in het tijdelijke de eeuwigheid te dienen, den hemel op aarde te beseffen. De arbeid: ,,la manifestation Ia plus sublime de l'amour". Werkelijk schoon zagen wij de simpele gereedschappen van dien arbeid: de kruiwagens, de kalkbakken, de steenen, die gingen in opgewekte cadans van schouder op schouder. Langs de hooge ladder repten zich de mannen, gedreven door n heilig doel. De kathe draal. Het raam bovenin den linkschen steiger, gloeit aan, koren zingen, de handen der menigte heffen zich.... Dan dragen ook de smeden hun deel aan: de fonkelende kroon, het symbool van den Staat. Beteekende toen de gewilde en met doodgraversgezichten gedanste vreugdedans" al reeds een kentering? Van deze vreugde was de indruk althans aanmerkelijk matter dan van het geluk van den arbeid, dien wij begrepen niet als doel, maar als middel. Inderdaad, niets is bestendig. De band met den hemel wordt losser naar mate het aardsche leven aan bekoring wint, de bevolking neemt toe, de behoeften stijgen, de honger dreigt, omsluit het menschdom als met een wurgend koord. Strenge gestalten op kothurnen, met maskers aan den Dood verwant, halen het cordon al nauwer aan. Waar is de uitweg? Het menschelijk verstand put zich uit. Houweeldragers worden opgeroepen om nieuwe wegen te banen. Doch overal stuit men. Dan ont dekken zij het geheimzinnig wiel, dat bij aanraking begint te leven. De eerste poging blijkt te zwak, meer krachten zijn noodig, organisatie. Ook dit was een moment" een der over tuigende toen eindelijk het wiel begon te draaien, overal de schijven in beweging bracht, de arbeiders als soldaten deed toesnellen naar hun posten op ?de zigzag bruggen. De fabriek" werkt! De woor den: Macht en Bezit" schitteren tegen den donkeren hemel. Het eerste product" valt in de verheugde handen der menschen, het gelijkt een reusachtige Paradijs-vrucht. Van alle kanten klinkt thans de begeerte naar meer, meer. ... !" En wat aanvankelijk nog een voldoening was, wordt een harde en dorre taak, waaraan geen ontkomen meer is. Een voor een zien we de ar beiders, door de meedoogenlooze machine gegrepen, in den muil der machine verdwijnen, om er kleur loos en ontzielt weer uit te komen. Hun strakke gezichten zijn gelijkvormige maskers geworden. zij dragen het uniform hunner gevangenschap. Zij zijn de massa, de domme kracht geworden. Tegenover deze verblinde kudde stelt de auteur dan. eindelijk den bewusten Mensch, die zich uit de menigte los maakt. De enkeling, de uitstekende, opworstelend tegen het instinct van saamhoorigheid, dat de middelmaat bijeenhoudt en schraagt, achtervolgd door den haat jegens den ongelijke". Zij grijpen hem en binden hem aan het wiel, waar aan hij trachtte te ontvluchten. En ziedaar het verrassende, het waarlijk grootsche moment van den avond: het wiel gelijkt plotseling een folterrad, waaraan, armzalig in zijn eenzaamheid en ver nedering, de Mensch, die het betere wilde, een caricatuur van zichzelf. In de duisternis van den nacht begon dit smartelijk gezicht, als van den martelaar aan de schandpaal, te blinken, een ver heerlijkt licht overtoog het masker. Hiermede hadden we het schoonste, iets wat het onberekenbaar tooneel maar een zeldzame maal openbaart en schenkt, gehad. Wel bleef de gedachtengang zuiver, maar de dramaturg schoot te kort. In plaats van de strakke, geweldige stij ging, waarop alles gericht scheen, trad hier de inzinking in. Herhalingen, longueurs en veel te veel ballet". De feitelijke onoplosbaarheid van het probleem begon te drukken. Eén dramatische figuur had misschien op dit hachelijk moment in dit spel van symbolen redding kunnen brengen: de concurrentie, de vampier, die de wereld regeert. Wij volgen thans met matige belangstelling de logische, maar langdradige opeenvolging der sociale dwalingen, waartoe de al maar opgejaagde omzet" de menschen verleidt. De ontkenning van alle hoogere levenswaarden, het verval tot louter zinnelijk vermaak. De catastrophe" (de oorlog) schijnt onvermijdelijk. Zoo'n catastrophe op het tooneel is nooit gemakkelijk te bewerk stelligen, maar deze twee, als de olifanten in het circus binnenwandelende ..tanks", vond ik al bijzonder weinig doeltreffend. Bij het vallen der gelederen deden de bleeke, hol-oogige maskers het daarentegen voortreffelijk. Oorlog, revolutie. . . . Niet rusten zal de menigte vóór zij den Mensch", den drager der verst reikende, voor haar onbereikbare gedachte". heeft geofferd aan de utopie, die zij haar idee" gelooft. Eerst dan, zegt de schrijver, die de groote lijn in zijn werk heeft weten vast te leggen, al begaf hem, al redeneerend, de scheppingskracht, eerst dan, wanneer degene, die den broedernijd op wekte door zijn persoonlijkheid, uit den wog is geruimd, kan uit den. chaos van vertroebelde harts tochten weer redelijk, geordend en moreel gefun deerd samenleven ontstaan. Er is een man ge kruisigd." De hartstochten zijn verstild, het oogeiiblik der bezinning is daar, de verdwaasde gezichten heffen zich om hulp-zoekend naar het Licht. . . . Met de vage hoop op een evenwichtige maatschap pij, eindigt dit eerlijk bewogen, en ten slotte niet tendentieuse spel. Heeft de tooneelkunst bij deze respectabele onderneming van het Delftsche Studentencorps iets gewonnen? Ik geloof, dat ook die vraag be vestigend mag worden beantwoord. Zonder in het algemeen begeerig te zijn naar de herleving der Allegorie", zonder den, op de verloochening van het dichterwoord gebazeerdeu film-vorm toe te juichen (de weinige, door de megafoon uitge galmde woorden werkten slechts hinderlijk pathe tisch) en zonder ons voor te stellen, dat we in de 20ste eeuw nog eenmaal de naïviteit der Middel eeuwen, deelachtig zullen worden, heeft dit genrewerk theatraal" toch zijn waarde bewezen en oogenblikken geschonken van schoonheid en ver heffing, waarvoor we in een tijd van dramatische inzinking des te erkentelijker moeten zijn. Het aandeel, dat de regisseur van Dalsum, bijgestaan door den choreograaf A. van der Vies, de decorsontwerpers J. W. Th. van Erp en I'. Donk, den componist Leo Smit en tal van ongenoemde mede werkers, aan deze, vooral in de breedte zoo veeleischende vertooning heeft gehad, is nauwelijks te schatten. Hier was samenwerking van een drie honderd jonge menschen verkregen, eendracht en vrijwillige onderschikking, alles waarvan het too neel in Nederland vóór het dood-geëxploiterrd werd, heeft durven droomon. En een boeiend schouwspel is daarvan, op een mooi en zomeravond. het resultaat geweest. gmiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii ii!iiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimiiiiimiiiiiiiiiHiB|. l J. B, BENNER & ZOON l s PTANOHANTnFT GEVE8TI°" 1W = = Cif\J.^t\-/ilf\L\L^L-ll-J HOFLEVERANC1EKS & = DEN HAAG 97 NOORDEINDE = liiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiinimi^ MUZIEK door Constant van Wessem Weener Marischta-reviie' Wie de groote revues uit het buitenland, in het bijzonder uit Parijs, kent zal het in de eerste plaats opvallen, dat ernaast een conventioneel" karakter ook een nationaal karakter in is op te merken. De Parijsche revue is een soort standaard-type ge worden, dat men niet geheel durft te verlaten en. in vele dingen navolgt. .Doch wat de Parijsche revue boeiend maakt dat wil zeggen, zoolang men haar niet meermalen heeft gezien en er aan is gewend de overdaad, die er een verblind enden. glans van luxe aan geeft, een droom van den schijn.. die aan een sprookjes-rijkdom herinnert, werkt dadelijk ontnuchterend wanneer men de middelen er toe, onder minder grandioze toover verborgen opmerkt. De Parijsche revue wil kosmopolitisch werken en haar internationaliteit, die alle mogelijke.elementen uit andere landen in zich vereenigtgeeft nationale karaktertrekken weinig gelegenheid naar voren te komen. Het deed ons daarom zoo'n groot genoegen, dat de Weener Marischka-revue Alles aus Liebe" die thans als eerste der voor de Olympische Spelen gearrangeerde vertooning in den Stadsschouwburg' gaat, er minder naar gestreefd heeft met het 'Parijsche standaard-type in schijn van glanzende overdaad te wedijveren dan wel er een Weensch karakter in te leggen, die haar als uiting van. Weeiien, de stad der operetten, voor ons interessant maakt. Deze revue is meer operette geworden.. luchtig kleurig en toch artistiek-voornaam. en met veel toewijding in elkaar gezet. De muziek is meei n met zang en dans dan wij dat bij het heterogene genre gewend zijn, het is meer operette-tooneel dan kijkspel geworden en de groot opgezette sc nesbehouden toch het teedere en charmante der Oostenrijkscho kleurigheid. Nergens is hier de grovespeculatie op het prikkelende der gewaagdlieden". waarvan vooral de Parijsche Eolks bcrg res"revue voor de vreemdelingen die de ..zondige Seinc-stad" bezoeken, zoo rijkelijk gebruik maakt. Er is vooral naar een genoegelijke charme en een prettige opgewektheid gestreefd. De muziek stept en charlestont wel veel, maar op een Weensche phantasie. die in gedachte op den wals blijft- deinen.. De muziek, die door den bekenden Weenschen componist van vele populaire liedjes Ralph Henat zky voor deze Allesum Liebe"-revue is geschre ven.behoudt den verlief den lichten toon en hoewel/.ij niet hoog vliegt en het bekende operette-genre niet verlaat gelukkig maar bekoort zij door distinctie en smaalvolle muzikaliteit. Er is een , .Rote Rosen"?boston en een Wiener Madelblues. die wij weldra, met het hoofdlied Alles aus Liebe" voor de huiskamer zullen bezitten. Een en ander werd zoowel in het orkest, onder leiding van Frany. Steininger, als door de zangers en zangeressen be schaafd en. veelal voortreffelijk uitgevoerd. Hier en daar zijn lied-,,einlagen" ingelascht van Hobert Stolz, die wij, meen ik. reeds elders hebben gehoord. maar zij laten zich uitstekend in liet geheel in voegen en bewaren de Weensche stemming. Waarlijk, deze revue, die zich aanvankelijk \va,1 conventioneel liet aanzien, is niet tegengevallen en heeft een fijner genot, zoowel van kleur als va.n muziek gegeven, dan wij bij dit meestal op liet kijk spel berekende genre gewend zijn. DIT Greatest Artists MERK Flnest Record In» IS EEN WAARBORG VOOR ONOVER TROFFEN REPRODUCTIE EN ONGEËVENAARDE AFWERKING. N.V. DUTCH GRAMOPHONE COMPANY. AMSTERD. VEERKM3E 22A DEN MAAGInt. Muziek tentoonstelling Genève 1927 Hoogste onderscheiding

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl