Historisch Archief 1877-1940
rocne
? ?
lommer
voor Nederland
Sinds zneer dan vijftig
jaar aan de spits der
weekbladen . . . ."
ONDER HOOFDREDACTIE VAN G. W. KERNRAMP
Redacteuren: H. BRUGMANS, M. KANN EN TOP NAEFF
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM KEIZERSGRACHT 333
Uit.: N.V. DE GROENE AMSTERDAMMER AMSTERDAM. C.
Het meest gevraagde merk
OPGERICHT IN 1877
No. 2667
ZATERDAG 14 JULI 1928
Moraliteit in de
advocatenpraktijk
door Prof. Mr. D. Simons
DE Redactie van dit Weekblad heeft mij
gevraagd een artikel te schrijven over boven
genoemd onderwerp in verband met hetgeen
gebleken zou zijn in de strafzaak tegen de direc
teuren der Veendammer Hypotheekbank. Ik heb
naar aanleiding van dit verzoek een ernstigen
tweestrijd met mijzelf gevoerd. Aan den eenen
iant was er veel, wat mij tot zwijgen moveerde;
in de eerste plaats wel, dat de zaak nog aan het
?oordeel van den rechter onderworpen is en dus
alles moet worden teruggehouden, wat slechts
?eenigszins invloed zou kunnen oefenen; bespreking
van hetgeen door de raadslieden is gedaan, zou
licht kunnen leiden tot beoordeeling van de hande
lingen der verdachten zelf en daarvan moest ik mij
volstrekt onthouden. Ten tweede, om te oordeelen
moet men de zaken nauwkeurig kennen en ondanks
?de uitvoerige verslagen in de dagbladen durf ik
jiiet zeggen, dat dit met mij het geval is, ook niet
wat de handelingen van de raadslieden betreft.
Wanneer ik ondanks deze zwaarwichtige en andere
^argumenten toch aan den wensch der Redactie
?gevolg geef. is het vooral eene gevoelsoverweging,
?die mij daartoe leidde. In door mij gevoerde ge
sprekken was mij gebleken, dat in veiband met
'het gevoerde proces over de handelingen van de
advocaten zeer ongunstig werd geoordeeld; na
tuurlijk werd gegeneraliseerd en werd nu over de
advocaten in het algemeen ongunstig geoordeeld;
liet groote publiek ziet nu ir> lederen advocaat een
man van kwade praktijken. Eene zoodanige op
vatting zit mij dwars; ik heb in de dagen van het
nu gevoerde proces onaangename, droevige
oogenblikken beleefd, toen ik las van de minder ge
lukkige handelingen der raadslieden, van de hooge
lionoraria door sommige genoten en ik reeds vreesde
voor den indruk, dien dit alles in wijden kring zou
maken. De tijd, waarin ik tot de advocatie behoorde
ligt ver achter mij, doch mijne liefde voor het
beroep is gebleven; ik neem over de woorden van
Dupin ainéuit zijn Préface tot zijn werk ,,Pro
fession d'avocat": ,,Mon coeur et mes plus chers
.souvenirs me rappelleront toujours au barreau: je
ne cesserai jamais de faire des voeux pour sa
gloire". De Nederlandsche advocatie beleeft
moeilijke dagen; ik acht het mijn plicht en ge
lukkig ook nog een eer aan haar zijde te staan en
het groote publiek toe te roepen: wat gij meent,
is niet waar, de Nederlandsche advocaat is nog Uw
vertrouwen waard; eerlijkheid is het kenmerk
-van den goeden advocaat.
* *
*
Probité, savoir, talent, ces trois mots sont'écrits
en lettres ineffacables dans Ie coeur de l'avocat",
schrijft Douxchamps in de voorrede tot zijn werk
..De la profession d'avocat". Probité, eerlijkheid
allereerst. Appleton in zijn ..Traite de la profession
d'avocat", dagteekenend van enkele jaren geleden,
zegt op blz. 80: .,Dans une profession, qui ne peut
remplir son office dans l'État qu'a l'abri de la plus
haute et de la plus delicate probitc ik cursiveer
il n'est pas mauvais que chacun se fasse de son
róle une tres noble opinion",
Appleton herinnert aan het beroemde woord van
d'Aguesseau: Aussi ancien que la magistrature,
aussi noble que la vertu, aussi nécessaire que la
justice"; naar zijn eigen oordeel wordt het beroep
uitgeoefend ,.dans l'intérêt supérieur du droit et de
la justice". Er ligt in die uitspraken wel eenige
overdrijving, maar er ligt toch in elk geval het
bewijs in, dat zij, die over de advocatie hebben
geschreven, in de eerlijkheid van den advocaat een
zijner eerste en hoogste eigenschappen hebben
gezien. De dikwijls gehoorde volksmeening, dat de
advocaat ook geroepen zou zijn het onrecht te
dienen, wanneer slechts het belang van zijn
cliënt er mee gebaat zou zijn, is met alles wat over
den advocaat geschreven is, zeer stellig in strijd.
Ik laat den raadsman in strafzaken hier verder
buiten bespreking; de behandeling van de met zijn
optreden samenhangende quaestiën zou mij te ver
voeren en ligt ook buiten mijn onderwerp. In
zekeren zin gemakkelijker is hetgeen betreft zijn
optreden in burgerlijke zaken, al kunnen zich ook
daarbij allerlei delicate gewetensvragen voordoen.
Want, het zij uitdrukkelijk gezegd, het beroep van
den advocaat is een moeilijk beroep, het stelt ieder
oogenblik voor de vraag wat wél, wat niet geoor
loofd is. Doch n regel mag worden gesteld, al
kan dan ook over de toepassing veel verschil
bestaan: wat onfatsoenlijk, immoreel is, is onge
oorloofd. Een advocaat mag zijn bijstand niet
verleenen om voor zijn cliënt een onrechtmatig
voordeel te behalen of om hem te onttrekken aan
eene voor hem ongetwijfeld bestaande verplichting.
Wel bestaat reeds bij de toepassing van dien regel
eene groote moeilijkheid: welke is hier de ver
houding tusschen zedelijkheid en recht? Ik zal
niet trachten deze fundamenteele vraag, samen
hangende met de toepassing van artikel 1373 B.W.
hier even terloops te behandelen, doch gelukkig
bestaat er toch nog wel over enkele grondbeginselen
van moraal overeenstemming en ook wel over de
meening, dat ook het recht daaraan gehouden is.
De advocaat moet ook zijn cliënt tot gehoorzaam
heid daaraan bewegen en zeker zijne medewerking
niet verleenen om hem in strijd daarmee te doen
handelen. Doch vooral moet zijn streven er op
gericht zijn om zijn cliënt van elke bedriegelijke
handeling af te houden. Alle medewerking tot
zoodanige handeling is hem zeker ongeoorloofd
en een advocaat, die eene overeenkomst bedenkt of
ontwerpt, die tot nadeel van anderen kan strekken,
begaat zeer zeker eene ongeoorloofde handeling.
De raadsman moet de belangen van zijn cliënt
zooveel mogelijk behartigen, doch daarbij moet hij
redelijke grenzen in acht nemen en nooit verder
gaan dan de eerlijkheid toelaat. Men heeft dikwijls,
en terecht, gezegd: de advocaat vereenzelvigt
zich niet met zijn cliënt, soms moet hij zich tegen
wat diens belang schijnt te eischen, verzetten. liet
oogenblik kan komen, waarop de advocaat zich
moet terugtrekken en verdere medewerking mo
tweigeren. Wanneer dit zijn zal, moet ieder voor zijn
geweten uitmaken, niet meer dan een beginsel is
daarbij te stellen. Op n punt moet echter de
volle nadruk vallen: de raadsman is aan zijn cliënt
volkomen betrouwbaarheid schuldig; hij moet
volstrekt vermijden wat aan zijn cliënt nadeel kan
veroorzaken; twee heeren dienen is hem absoluut
ongeoorloofd. Daaromtrent is alle twijfel uitge
sloten. De advocaat, die om geldelijk voordeel of
om welke motieven ook, hot belang van zijn tegen
partij tegen dat van zijn cliënt behartigt, is liet
kleed niet waard, dat hij draagt ! Aan zijn raads
man moet men zijn volle vertrouwen kimnen
schenken. Daarover moet bij het publiek elke
twijfel uitgesloten zijn.
* *
*
Ik wil hier een enkel woord aan toevoegen over
het honorarium van den advocaat. De vroegere
opvattingen daarover waren ver verwijderd van
? hetgeen thans geldt. Cresson schreef o.a.:
L'honoraire doit tro un présent libre, un tribut volontaire
de la reconnnaissance du cliënt. En aucun cas il ne
peut tre exigé". Appleton merkt op, dat reeds voor
den tijd, waarin Cresson schreef in de tweede
helft van de vorige eeuw zijne opvatting niet
met de feiten in overeenstemming was.
Over de vraag, of de advocaat zijn honorarium
in rechten mocht vorderen, werd vooral in Frank
rijk levendig gestreden. Bij ons is dat alles geen
vraag. Immers in den derden Titel van het Tarief
De beschaafde smaak
Vraagt Bonbons
R1NGERS
Let op den naam
De inhoud staat op pag. 3
van Justitie-Kosten wordt het aan den advocaat
verschuldigde bepaaldelijk geregeld en zelfs bij
weigering van den cliënt om het verschuldigde te
voldoen eene eenvoudige procedure tot inning
gegeven. Het is dan ook bij ons nooit twijfelachtig
geweest, dat de advocaat recht had op honorarium
en zoo noodig de betaling daarvan mocht vorderen.
Enkele werkzaamheden zijn speciaal getarifieerd;
voor die welke niet zijn genoemd, wordt gezegd,
dat de advocaten het hun verschuldigde salaris
berekenen naaV mate van het belang en de moeilijk
heid der zaken mitsgaders van den tijd, die daaraan
moest worden besteed. Men kent de enorme be
dragen, die door den heer Liebermann zijn betaald;
ik geloof niet, dat daarop eenig recht bestond;
volgens artikel 31 van het tarief zijn de advocaten
tot specificatie van hunne declaraties verplicht;
waren zij daartoe ten aanzien van de door hen
ontvangen sommen in staat? Ik wil gaarne in
rekening brengen, dat het hier ging om millioenen
en dat dus de honoraria daarmee in verhouding
mochten staan; ook moet in aanmerking worden
genomen dit bij ons over bedragen heel anders
geoordeeld wordt dan in andere landen, b.v. in
Engeland, waar, wat wij heel hoog achten, gewoon
genoemd wordt, doch ook al houd ik met die over
weging rekening, ik mag niet terug houden, dat
het hier genoteue mij exorbitant voorkomt en dat
de advocaten, die zich aldus hebben laten
honoreeren daarmee de waardigheid van den stand der
advocatie niet hebben verhoogd.
* *
*
Ik heb in het voorafgaande enkele regels gesteld,
die, naar ik meen, bij hot werkzaam zijn als advocaat
behooren te worden in acht genomen. Mag men
zoggen, dat dit algemeen geschiedt? Ik zou het
niet durven volhouden. Het zijn ook voor de
advocaten m-ieilijke tijden; hun aantal noemt meer
dan noodig is toe, de strijd om het bestaan is voor
velen zwaar; de tijd is lang voorbij, waarin zij, die
weinig verdienden, het ontbrekende gemakkelijk uit
eigen vermogen konden aanvullen, liet is dus wel
begrijpelijk, dat niet allen zich aan de strengste
regels houden. De advocaten zijn gesteld onder het
toezicht van een Raad van Toezicht en Discipline.
Aan dien Raad is opgedragen de zorg voor de eer
van den stand der advocaten. De taak van de
Raden is zeker niet gemakkelijker geworden, zij
moeten trachten de redelijke belangen van het
individu in overeenstemming te brengen met
hetgeen de eer van den stand eischt. Doch nooit
mogen zij vergeten dat oene krachtige, vertrouwen
wekkende balie door het algemeen bola,ng gebiedend
gevorderd wordt. .. Met het oog op hetgeen gebeurd
is rust op alle Raden en zeer zeker op do
Amsterdamscho en Rotterdamsche de dure plicht de eer
van de Balie hoog te houden. Ieder die, ik zeg, de
eer heeft tot de advocatie te behooren, is thans
meer dan ooit verplicht het zijne er toe bij te
dragen, opdat het geschokte vertrouwen in zijn
stand worde hersteld. Gelukkig dat er in ons land
nog velen zijn die een onbeperkt vertrouwen
volkomen waardig zijn. Met die verklaring meen
ik dit korte woord te inogen besluiten.
Utrecht, 7 Juli 1928.