Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 14 JULI 1928
No.
2667Wetenschappelijke Varia
Wint natuur of techniek?
door Dr. P. van Olst
OP daartoe geschikte momenten verbaast men
zich wel eens over de prestaties der natuur,
b.v. als na een Hollandsen voorjaar de planten
wereld toch waarachtig nog aardig normaal zich
ontwikkelt en de kersen gezorgd hebben precies
weer te bloeien als ze door nachtvorsten bevriezen
kunnen. Op andere oogenblikken echter verbaast
men zich plichtmatig over de overwinningen der
techniek, b.v. als men een uiterst modern
jongmensch ziet zitten achter een stuurbord van een
uiterst modern autogevaarte en dan nagaat hoe
de techniek gezorgd heeft dat een minimale
hersenhoeveelheid dit gevaarte bestuurt zonder het ge
makkelijk te bederven.
De vraag: wie van beiden, de natuur of de tech
niek, echter de baas is als zij allebei voor de op
lossing van gelijksoortige problemen staan, is niet
ZQO gemakkelijk te beantwoorden. Het valt niet
te ontkennen dat men wel eens te vlug geneigd is
om de natuur de meeste eer te geven en de techniek
als second" en zelfs als een bad second" te be
schouwen, die met vele lengten geslagen wordt in
de volmaaktheidsrace. Een aardig voorbeeld hier
van is de wedstrijd in hoog-bouwen, waarbij de
natuur als meesterwerk met een roggehalm komt
aandragen en de techniek met denEifeltorenof nog
liever met fabrieksschoorsteenen. In beide gevallen
hebben de mededingers beproefd het beste resultaat
te bereiken met het minste materiaal verbruik.
Zooals men weet is de natuur lang niet altijd zoo
zuinig met materiaal; vooral als het op voort
planting aankomt, dus op het voortbestaan der
soorten wezens, kan de natuur nog veel
verkwistender omspringen met de beschikbare stoffen dan
de legeraanvoerders in den wereldoorlog met
menschen-materiaal. Maar in dit geval, dus bij den
bouw van een roggehalm, is de natuur zeer zuinig
geweest en heeft door een listige ordening der
materialen een werkelijk overbluffend resultaat be
reikt. Want de roggehalm, dien wij eigenlijk alleen
als pijpendoorsteker apprecieeren, is oogenschijnlijk
ook een wonder van bouwtechniek. Immers bij een
hoogte van gemiddeld anderhalve meter heeft deze
halm bij zijn basis slechts een doorsnede van 3
millimeter. Niettegenstaande de verhouding dezer
twee afmetingen dus 500 is, staat de halm stevig
overeind, en draagt zelfs aan zijn top nog de zware
aar. Vergelijken wij nu hiermee de prestaties der
menschelijke techniek, dan zien wij dat de hoogste
fabrieksschoorsteen, waarmee in dezen wedstrijd
meegedongen kan worden, 140 Meter hoog is en
van onderen 8 Meter middellijn heeft en bij den
top 3 Meter. Neemt men, wat reeds niet geheel
eerlijk is, de gemiddelde middellijn, dan is deze
dus vijf en een halve meter, zoodat de verhouding
van hoogte en middellijn bij dezen schoorsteen
slechts 28 bedraagt tegen 500 bij den roggehalm !
Dus de natuur wint het glad.
Maar toch is dit niet juist, want men heeft een
belangrijk punt vergeten, of liever, men heeft een
belangrijke zaak als vanzelfsprekend aangenomen,
die echter niet zoo vanzelfsprekend is. Men heeft
bij bovenvermelde redeneering namelijk stilzwij
gend aangenomen, dat de natuur, als zij 't eens in
haar hoofd haalde op de wijze van Well'e Voedsel
der Goden", een roggehalm te bouwen van 140
meter hoog in plaats van anderhalve meter, deze
halm aan zijn basis ook slechts 28 centimeter dik
zou kunnen zijn, dus met dezelfde slankheid van
500 als de normale roggehalm.
Deze stilzwijgend aangenomen mogelijkheid is
echter niet mogelijk. Dit wordt dadelijk duidelijk
als men in de dierenwereld eens groote en kleine
dieren vergelijkt. In fig. l is een lemming (het be
kende knaagdier), dat 15 centimeter lang wordt,
op dezelfde grootte geteekend als een nijlpaard,
l
dat 4 meter lang wordt. Een leek ziet dan reeds
dadelijk dat het geraamte van het nijlpaard vél
zwaarder van structuur is, veel dikker en plomper,
dan de overeenkomstige deelen van de lemming.
Dit komt doordat bij het toenemen der lengte, bij
eenzelfde diermodel, de massa van het dier toe
neemt volgens de derde macht, zoodat een dier dat
twee maal langer is, acht maal zwaarder weegt. De
spierkracht moet daarom ook acht maal grooter
worden om deze massa te
beheerschen. De spierwerking
neemt echter toe met het aan
tal spier vezels dus met de
doorsnede van de spier. Een
spier, die twee maal langer
is, heeft vier maal grooter
doorsnede, dus kan inermaal
meer presteeren. Maar hij
moet, zooals wij zagen, een
acht maal grooter werk ver
richten. Dit beteekent dat bij
een twee maal grooter dier,
de spieren bij benadering drie
maal dikker moeten zijn (bij
benadering, n.l. de wortel uit
8). Deze dikkere spieren
eischen voor hun.
vastheehting ook veel grooter
beenderoppervlakte, enz. Zoo is
het zwaarder gebouwde ge
raamte van het nijlpaard te
verklaren. En in het kort:
de natuur kan met een/elfde
bouwplan niet willekeurig
grooter formaat wezens bou
wen, zonder dat het spaak
zou loopen.
Zoo komt men bij het
roggehalm-fabrieksschoor
steen-probleem ook tot de
conclusie dat de slankheid
(= de verhouding van lengte
tot middellijn) omgekeerd
evenredig is met den wortel
uit de lengte. Is dus de schoor
steen 140 meter hoog of 93
maal hooger dan de rogge
halm, dan mag (ie
schoorsteen-middellijn niet 28 centi
meter bedragen zooals wij perst uitrekenden, maar
de wortel uit 93 of 9,6 maal meer, dus 9.0 X 28 cM.
of 2.t>8 M. Dit is dus volstrekt niet zooveel minder
dan de 5.5 M. gemiddelde middellijn, die de fabrieks
schoorsteen heeft. J n fig. 2« is aangegeven hoe een
roggehalm er uit zou zien als hij 140 M. hoog moest
zijn. Men ziet met n oogopslag dat hij dan volstrekt
niet veel verschilt met het product der menschelijke
techniek uit fig. 26, waar de schoorsteen geteekend
is. Deze opvatting klopt ook met andere bouw
producten der natuur, want in de volgende tabel
ziet men dat met toenemende hoogte de slankheid
afneemt:
fwoc/tn
1.5 M.
25?40 M.
30?40 M.
70
Pig. 2 a.
lioggchalmvan IMMetcr,
volgens vroegere op
vatting; b.
jabrieksscJioorsteen van 1-10
M.; c. roggelinlm
van 140 Meter, zoo
als hij door de na
tuur zelf geleverd
zou worde» (dus veel
plomper dan a en
vrijwel gelijk aan b)
(naar Weizien).
plant of boom
roggehalm
bamboe
palmen
dennen
koortsboom
mammouthden
70 M.
128 M.
100 M.
slankheid
500
133
«O
42
28
15 tot ruim 8.
Des te hooger het plantaardig bouwwerk is. des
i» plomper is het model ! De menschelijke bouw
werken, speciaal de fabrieksschoorsteenen, slaan
nog volstrekt niet het slechtste figuur. Natuur en
techniek zijn blijkbaar aan elkaa.r gewaagd, wat
trouwens niet te verbazen valt daar zij van dezelfde
mechanische principes uitgaan.
Fifl- !? Lichaatnsomtrek en ingeleekend geraamte van lemming en nijlpaard. (Itesxc-JJoIleiii.)
DROSTE's
TOFFEES
ALTIJD WELKOM
ZONDER EENIGEN BIJSMAAK
VERZEN
De Kinkhoorn, door A. J. M. v. Moorsel._.
bij A. A. M. iStols. Maastricht, 1927.
Deze gedichten maken bij eerste lezing een zon
derlingen indruk, namelijk als die van een twaalf
jarige met een voor dien leeftijd onmogelijke
taaischat en schrijversvaardigheid en een ongelooflijk
talent. Toch, ook dit ervaart men bij oppervlak
kige lezing reeds, wordt die indruk niet gewekt
door den aard der uitgedrukte gevoelens, want in
slechts twee gedichten heb ik gevoelens waar
genomen, die kenmerkend voor de kinderziel zijn,
n.l. medelijden met zich zelf in Toen ik 's avonds.
alleen was" en eene speelsche kameraadschap met
God in Sprookje". Trouwens, behoudens door
enkele gevoelens als de beide genoemde b.v.b.,
onderscheidt zich het gemoed van het kind van
dat van den volwassene in het algemeen niet dooi
anderen aard der gevoelens. Ook niet door een
verschil in sterkte, al lijkt zulks oppervlakkig
beschouwd wel zoo, omdat men op ouderen leef
tijd meer beheerschiiigsvermogen heeft en de ge
voelens daardoor don indruk maken van zwakker
te zijn. Hot kan bewezen worden, dat b. v.b. de angst,
die het kind voor liet donker of voor de ouder;-:.
voelt en de ang.st, die later voor het leven als zoo
danig, voor de maatschappij of het Opperwezen
ondervonden wordt, een en hetzelfde gevoel is.
Het eenige verschil is, dat het object gewijzigd
isDeze objectswijziging wordt veroorzaakt door het
zich ontwikkelende! weten, dat het gevoel tot in
zijne geleidingen differentieert, en liet telkens ver
schuivend in gaat stellen op een uiteindelijk object.
Het groote verschil tusschen het gemoed van het
kind en van deri volwassene is dan. ook het meer
gedifferentieerd zijn der gevoelens door het
weten. En hier vinden wij de verklaring van den
kinderlijken indruk, dien Van Moorsels verzen
maken. Aard en sterkte zijner gevoelens zijn even
redig aan zijn leeftijd, maar de differentiatie
dooizijn weten is die van een twaalfjarige. En als zoo
danig vertegenwoordigt hij een eigenaardig figuur
tje te midden der jongste dichters, want deze ken
merken zich toch, ik schreef dit reeds herhaalde
malen, door precies de tegenovergestelde innerlijke
verflouding: door een in minne jeugd te ver ont
wikkeld weten. Loopen zij daardoor de kans, dat
de ontijdig opgewekte gevoelens verbedacht
worden en voor den bloei van hun dichterlijk be
staan vergaan, Van. Moorsel dreigt het tegenover
gestelde gevaar, dat zijne gevoelens bij gebrek aari
opvoedend weten kunstloos verstikken, zooals in.
Vader" en Herinnering" reeds het geval is.
Het eenige middel om dat gevaar tegen te gaan
is dat weten uit te breiden, desnoods in eenige
jaren zwijgen met opperste ernst de kennis van,
eigen innerlijk vermeerderen. Eti het komt mij
voor, dat dezen arbeid betaald zal worden met
goede verzen, want nu reeds in dezen oprecht en
en zeer sympathieken bundel staan gedichten van
onmiskenbaar poëtisch gehalte en niet geringe.
ontroerende kracht, waarvan hieronder een voor
beeld moge volgen.
Ik vrees de sneeuw, hel oud verhaal
dat we/d de doode dagen,
toen ik spelend zat
in de tciile stad
in de Itucte van de hagen.
A. DEFRESNli'
ITUYNENBURG MUYS|
aSCHILDEPSI