Historisch Archief 1877-1940
Het Nederl. Ex Libris II
door Wybo Meyer
VAN de serie-uitgave die onder
dezen, titel het licht ziet bij A.
A. M. Stols is nu het 2e deel versche
nen. Het grafisch werk van Johan
van Heil en Otto Verhagen vormt
gezamenlijk het onderwerp dat door
Johan Schwencke wordt behandeld.
Er is voor de betrokken kunste
naars altijd een zekere risico ver
bonden aan zoo'n combinatie van hun
werk met dat van een ander in een
bundel. De vergelijking, die niet kan
uitblijven, valt dan dikwijls te zeer.
uit in het nadeel van n hunner,
terwijl bij de, meer objectieve, be
schouwing van ieders werk afzonder
lijk het oordeel over den zwakkere"
veel milder zal zijn.
Voor deze beide kunstenaars be
staat deze risico niet althans niet
noemenswaard. Hun arbeid is daartoe
in wezen te zeer verschillend en van
beiden te persoonlijk. Zij vormen,
juist om hun verschillenden aard,
een zeer gelukkig gekozen combinatie.
De verschillende technieken, waarin
zij werken, is mede n der oorzaken
hiervan. Daarin ligt reeds geheel di
psychische gesteldheid van beiden be
sloten.
Van Heil, die de houtsnede toe
past, zou ik" willen noemen den
forschen, denkrachtigen, de ' (wellicht)
onstuimigen. De mogelijkheden, die
zijn techniek biedt, heeft hij ten volle
benut. Zijn werk is pittig en kantig,
het is daarbij zeer evenwichtig in de
verdeeling van het zwart en wit ;
noch de zwarte, noch de witte vlak
ken overheerschen. En tegelijkertijd
weet hij nuanceeringen en lijnen
te behouden,' die
zijn meesterschap
over het palm
hout genoegzaam
aantoonen. Van
Heil heeft blijk
baar een voor
keur voor spreu
ken, waarvan de
beginletters met
die van den naam
der bezitters over
eenkomen; deze
spreuk leverde
hem dan tevens
het motief voor
zijn ontwerp. Niet
steeds zijn de let
ters gelukkig.
Soms krijgt men
wel sterk dei in
druk dat zij min
der hem bezielden
dan de weergave
van het gegeven
beeld. Maar wél
sluiten zij in ka
rakter bij dat
beeld aan, al deze
stukken vormen
n geheel. Sterk
komt deze goede
eigenschap uit in
het werk van het
Haydn-kwartet;
de strenge struc
tuur van . beeld
en schrift ia volkomen overeen
stemmend. Als beste specimina van
v. Heli's technisch kunnen noem
ik liet merk van C. F. Proos om zijn
kracht, dat van F. Bodenheim om
zijn sierlijkheid, dat van B. M.
Wentink (afgezien van de minder verzorgd*;
letters) om de samenvatting van
beide deze eigenschappen.
Otto Verhagen
is van v. Heil de
absolute antipo
de. Inplaats va,n
forsche kracht
ademt zijn werk
juist een tot het
uiterste doorge
voerd streven
naar verfijning.
Hij is V( er alles
de sierkunstenaar
in optima forma.
Verhagen had de
goede gewoonte
om zijn ontwer
pen te dateeren;
het i;' hierdoor
mogelijk om de
verrassende vor
deringen, die hij
maakte, waar te
nemen. Wie het
oudste hier aan
wezige stuk, dat
hij in 1907 voor
zich zelf ont
wierp, vergelijkt
met dat uit 1914
voor G. V. Scager
en voorts met de
twee uit 192(i
voor Mevr.
Verhagon-Bonnink
en voor Joh.
Schwencke zal dit
direct bespeuren.
Is het eerstgenoemde nog onrustig,
zonder een bewusten. wil, in 1907 is
er duidelijk invloed merkbaar van
Beardsley. Ook de decadentie van.
diens werk is erin aanwezig.
In '26 heeft hij zich van die eigen
schap van Beardsley weten los te
maken; zijn rasfijne lijn en de subti
liteit van de figuren behield hij echter..
Daarbij beschikt hij over groote
ornamcntale talenten, een en ander1
tezamen verleent aan zijn werk een
in hooge, mate bekoorlijk en précieus
karakter.
Dank zij de afwezigheid van deca
dentie is dit werk wel tenger« en
gracieus, maar daarom nog geenszins
zwak. in sommige stukken is het zelfs
uitgesproken sterk bijv in het
merk van M. C. van Houten (majoor
der Kon. Mar chaussée) eriindatvoo
den Küntgenoloog Dr. Heilbron.
Zoo heeft om de gansch verschil
lende belangrijkheid dezer beide kun
stenaars dit boekje oen groote be
koring.
BOEKBESPREKING
Antoon Thiry. Baziel's uittocht. Amster
dam 1927. Em. Querido's Uityeversmij.
Antoon Thiry heeft met Herman de Man gemeen,
dat de kring waarin zijn verhalen zich bewegen,
klein is. Bij Thiry zijn het altijd armen van geest,
waartoe de schrijver zich aangetrokken voelt.
Meester Vindevogel", Pauwke uit ,,Pauwke's
vagevuur", de pastoor uit Mijnheer Pastoor en
zijn vogelenparochie", de talrijke simpele men
schen" uit Onder Sinte Gommarus' Wake" en
In 't hofken van Oliveten" dat zijn voorbeelden
te over om aan te toonen, dat de schrijver telkens
weer zijn bevrediging vindt in de beschrijving van
de levens der geestelijk min of meer onterfden, de
menschen die meer gevoel hebben dan verstand.
Men zou willen, dat de auteur eens wat anders
probeerde.
En toch ik aarzel niet om Baziel's uittocht"
een mooi boek te noemen. En eerlijk gezegd ben ik
wel een beetje blij, dat de heer Thiry nog maar
n keer zijn oude werkwijze heeft gevolgd. Ook
hier is een simpel mannetje de hoofdpersoon:
Baziel, het horlogemakertje, dat zoo graag een
plaats onder de menschen hebben wil. En hij krijgt
zijn kans. De doodgraver van het dorp is gestorven
en Baziel gaat hem vervangen. Nu beteekent hij
iets in het groote maatschappelijke verband. Maar
zijn geluk is van korten duur. Scheel Lewieke",
het kwaadaardige schoeulappertje, heeft ook naar
het postje gedongen, en die begint nu Baziel
het leven zuur te maken, net zoo lang tot een
' donkere avond de tragische oplossing brengt.
Het verhaal is gesteld in een broze en fijne taal,
die, vooral bij hardop lezen, iets heel bekoorlijks
heeft. Opmerkelijk is ook de voorname humro,
die de vertelling doorstraalt, en die vooral uitkomt
in de scrupules van het horlogemakertjo. voordat
hij er toe kan besluiten, om zich voor het baantje,
dat hij nog wel gratis wil waarnemen, bij den
pastoor aan te melden. Dat zijn kwaliteiten, die
veel goed maken van wat het beminnelijke boekje
aan diepte wellicht te kort komt.
Eleanor H. I'orter. I'oUyanna's lentelcven.
Vert. v. mevr. I'. Kapteyii-Schrödcr.
Zeist z.j. J. T. Sicartsenburg.
De hoofdpersoon van dit boek is een klein meisje,
dat de filosofie van de levensvreugde heeft uit
gevonden. Zij legt alles wat haar overkomt zoo uit,
dat ze er blij om zijn kan, en doordat ze die uit
vinding meedeelt aan iedereen, waar ze mee in
aanraking komt, worden alle menschen blij. En
de lezer wordt ook blij. Maar de grootste blijdschap
is voor hem, die deze fraaie geschiedenis niet
hoeft te lezen. Want deze wijsheid van het blijde
leven herinnert ons aan den gelukkigen Hans, die
een klomp goud had gekregen en daarmee naar huis
ging, onderweg het goud verruilde voor een paard,
het paard voor een koe, de koe voor een varken,
enzoovoort, tot hij op het laatst, gelukkiger dan
ooit, met leege handen thuis kwam. Deze portie
onnoozelheid had beter buiten onze grenzen kunnen
blijven.
Inmiddels geloof ik wel, dat er lezers en vooral
lezeressen gevonden zullen worden, die dit ,,nu
eens zoo'n echt frisch en ge/ond boek" vinden.
Zoo'n naief, natuurlijk meisje, dat met haar zonnig
temperament overal een afmosfeer van vreugde
om zich heen weet te scheppen en zelfs een
knorrepot als mevrouw Carew beïnvloedt.... Het is iu
elk geval een onschuldig vermaak; het bock y.al
geen vlieg kwaad doen.
HEKMAN MIDDENDORP
In herinnering aan Margaretha Meyboom. Docr
haar vrienden. Samengesteld door Cl. liicnfait.
Uitgave van de MroederschapH/cfleratic.
Allen die Margaretha Meyboom gekend hebben,
zullen mot sympathie dit kostelijke, kleine boekje
begroeten. Het geeft zoo juist een beeld van de ern
stige, nobele vrouw,die nog niet lang geleden van ons
is heengegaan. Als wij in de stilte rondom ons met
aandacht de zoo welgelijkende foto's bezien, dan
is 't of wij haar sonore stem weder hooren, haar
eenvoudige, rijzige gestalte weder voor ons zien.
En haar warme handdruk doortintelt ons weer
aJs van ouds.
Een oogenblik rijst er twijfel: zouden hier de
woorden van den predikant bij Bjómstjerne
Björnson's lijkrede in de kerk kunnen worden
toegepast: We hebben u hier gebracht. Ik weet
niet of ge dat wel goed vindt:'" Daar zou
mogelijkheid op bestaan, ware de samenstelling
van Claudine Bienfait niet zóó taktvol en sober
geweest, als zij hier voor ons ligt.
Zij en velen met haar hebben in dit boekje
weten neer te leggen den innerlijken rijkdom, die
Margaretha Meyboom eigen was. Zij hebben het
daardoor weten te maken tot een vademecum
van diepe ernst en levenswijsheid, dit- ons in
moeilijke oogenblikken kan steunen en opwekken
tot een leven: altijd blijmoedig, altijd dapper,
altijd strijdvaardig, altijd vol plannen en illusies.
Zóó was het zijn van Margaretha Meyboom
hier op aarde.
Wie in. rusturen na;ir haar luistert en ha.ir ver
staat zal gevoelen, dat haar geest zal blijvrii voort
leven, nog sterker door de/e daad \&n piëteit en
vriendschap: de publicatie van dit In m( moricm.
E IJS. M. HOGCJK