De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 21 juli pagina 17

21 juli 1928 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

. 2668 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 21 JULI 1928 [Variatie over zeven lepels pap door K. Araguez IK herinner mij als den dag van gisteren dat het hoogtepunt der "verjarings, bruilofts en. andere feeste lijke maaltijden in het oude huis van mijn grootmoeder niet zoozeer lag in <le taarten mot zes, en zeven en acht brandende kaarsjes, de groene kikkers van ijs die het meesterwerk der schep pingen van een vooruitstrevend pro vinciaal banketbakker waren, of het .glas zoeten wijn aan het dessert, maar vooral in de rijk versierde ouderwetsch zilveren lepels, die tegen het einde van -de tafel bij deze heerlijkheden ver.?schenen: lepels, glinsterendor en groo terdan andere lepels, met de blinkende, -getorschte steelen en daarop, aan het -«inde, zilveren poppetjes, lepels voor koningen, lepels uit een sprookje, lepels in ieder geval uit een andere wereld, een wereld van feestelijker -eten, en waaraan de legende, die wilde «Ut ze sedert onheugelijken tijd in de Jamilie waren, nog meer glans ver leende dan de nijvere handen van de brave oude meid er in twee en vijftig wekelijksche uren zilverpoetsen ooit ?aan had kunnen geven. Een glans, ?die niet week voor do schampere op merking van een volleerden neef, die wist te beweren, dat men er indertijd .-slechts pap mee gegeten had. Want welk ?een tijd moest het niet zijn dat men pap at met zulke zilveren lepels! En het bleef een onschatbaar pri vilegie taart te eten met dat slaake pronkstuk waarop de Gerechtigheid ?troonde, met blinddoek en weeg schalen en zwaard, en dat desalniet temin minder woog en straffeloozer -taart doed eten dan eenige andere lepel ter wereld. Het is ongetwijfeld een verderfe lijke aesthetica geweest bij een knaapje van zeven, en paedagogisch waar schijnlijk een of andere halsmisdaad mijner opvoeders, maar bij de Justitia op mijn taartlepel: nimmer at ik ?zoo goed als met deze zilveren pronk stukken uit dize andere wereld. . . . Nadat hij een bepaald aantal lepels op deze aarde gehanteerd heeft, in lief en leed, op feesten, bruiloften en partijen en aan eenzamer tafels, "wordt de mensch geacht wijzer te ?zijn. En bij die wijsheid behoort de ietwat melancholieke gedachte aan do vreugde der eerste jeugd en haar on bereikbare verrukkingen. Hoeveel la?tere feesten zijn zoo betooverend als die van do taarten met zeven bran dende kaarsen en do kikkers van ijs, ?en de zilveren paplepels? En toch ligt het niét aan de taart en de kikkers kan het aan de paplepels liggen? Het ligt tenminste voor een deel aan de paplepels, dit geheim van het onbe reikbare der vroegere feestvreugde. Inderdaad, onlangs, in zeer respec tabel gezelschap met hooggestemde meeningen over allerlei politieken en kunsten en paedagogieën, geviel het dat iets mij zwaar woog niettegen staande don lichten wijn in het glas, de donkere oogen dor gastvrouw en d.e bewonderenswaardige gaven harer keukenmeid. Er hing een zeker ge dicht aan mij: een van die onnaspeur lijke zwarigheden die don gang van het menschelijk organisme belemmeren in ?zijuvolmaakte harmonie, en diebestaan Ttumien in een. te nauw boordje, een te eng geweten en een kreukel in een eik, maar die ons desalniettemin te «waar doen wegen voor het welbehagelijk besef, dat de wereld goed is. Evenwel: ik ontdekte ditmaal dat het een lepel was: mijn lepel. Was het een lepel? Het had er den vorm van; maar het kan zijn dat de kwaliteit der soep te onevenredig met haar was; of dit het gesprek te hooggestemd was voor haar gehalte, hoe het zij: ik werd mij bewust dat het geen lepel was, maar een eetwerktuig, een, laat ik het noemen eet-spade, een nameloos iets, bestemd om voedsel doelmatig te transporteeren van een bord naar een mond, en daarmee basta. Ze was zwaar, ze was ontworpen door een vermaard modern kunstaijveraar, ze was prin cipieel opgevat en principieel doorge voerd, kortom ze was in zake lepels al wat een zich respecteerende familie zich aan kaïi schaffen aan lepels: maar ik heb mij niet kunnen vrij maken van de gedachte dat zij geen lepel was, en zoo ze het was, het afschuwelijk tegendeel van do tooverlepels voor feestelijke gelegenheden mijner groot moeder : een f eestbederver, een vreug deverstoorder, een helsch gebruiks voorwerp, een anti-lepel, in een woord. Ongetwijfeld: hier werd mijn jeugdige aesthetica en de verkeerde paedagogie mijner grootmoeder gestraft: ik at slecht, ik sliep slecht en den morgen daarna ging ik, vastbesloten, naar do zilverkast waar mijn idealen rustten, welbewaard, want welke Nederlander zal zijn beste borden, lepels, theekop pen en idealen anders gebruiken dan eens in het jaar voor de rest van den tijd bergt men zooiets op en ik zag mijn zeven zilveren paplepels terug. Zooals ik zeido: de morisch wordt wijzer na een zeker aantal lepels gehanteerd te hebben: hij ziet scherper dat do eene lepel de andere niet is. En zoo bleek hv-t dat mijn zevonlepels precies een eeuw vertegenwoordigden. Het goed gebruik wilde dat men zulke geboortelepels door den zilversmid doed dateeren; do oudste was van 1730, do jongste van 1839, en daartusschen lagen, op geregelde afstanden, de ge boortedatums van generaties. Kn wel was de gouden eeuw ook die van den zilveren lepel! De oudste, waarempel, het was do Justitia: een wonder, rank va:a steel, ruim van sehep, gevormd als een vrucht met onregel matige maar zuivere kromming, in de hand zich schikkend en voegend als ware zij do hand van een beminde, in elke versiering een lust voor het oog, een vreugde voor do vingers, een lepel om zijn beste vriend rnee toe te eten, zooals men hem met een edel glas toedrinkt, een lepel, die een vreugde des harten wekt, nu nog, tweehonderd jaar welhaast nadat ze in de wereld kwam en hoeveel jaren nadat ze uit de andere wereld kwam om taart mee te eten. Een lepel om van te proeven, om geen druppel of kruimel van te verliezen, een lepel die, als de tooverbekers der middeleeuwsche sagen, welke verkleurden als er vergif in geschonken werd, het uit zou wijzen van zwarte schaamte, als men er iets onwaardigs mee at. En de drommel halo de aesthetica en het verval van don gooden sier: maar mijn volgende lepel is van 1771, en ook zij voegt zich, en ook zij is nog betooverend en beweegt van zelf naar den mond, als lag er in haar evenwicht een kracht die de zwaartekracht te boven gaat; maar toch is ze een zweem minder edel, do zoon van een groot vader:... En zoo gaat het verder: nog steeds lepels die lepels zijn, lepels van ras, paplepels uit een eeuw die stijl had, zelfs in het papeteii; tot er, omstreeks 1800, een hinderlijk gevoel, een weerzin in de vingers komt. die den lepel opvatten. Nog is do steel getorscht, met eenholte tot steun,maar een minder liefderijke hand vormde die torsching, die figuur, die vorm van de schep: een wreveliger gevoel be kruipt den eter: met deze lepel is mor sen reeds geen zonde meer. En de lepel van 1839. .... do laatste. ... o, muze dor zilversmeden en o, democratie: liet is een oogenschijnlijk gelijke van de andoren, maar welk een schande schuilt er in dien schijn. Ik herinner mij dat ik van tafel gestuurd werd, omdat dat de ware lepel niet was, en geen taart kreeg, en vond dat ik gelijk had, omdat het t:>ch do lepel niet was. En ik had gelijk: dit is een lepel, zoo stug en koud als een mensch zonder karakter; alle gevleugelde be weging is uit haar verdwenen: neem haar in de hand en zij valt zwaar terug instee van opwaarts te zweven, ze is, bereids, een eet-spade, '/.e pleegt verraad aan onze goedo bedoelingen tegenover een gerecht, ze werkt den maaltijd tegen, ze is den mond van een parvenu waardig, d'.'n mond van een slobberaar,den mond van een der velen die het goede der aarde bezitten en niet meer verdienen te eten dan glazige aardappels mot gestolde jus. .. Zoo is het dus inderdaad mogelijk grootheid en verval van den lepel te ontdekken en daarmee het geheim van een der vele geheimen dor ware levensvreugde. Men kauhistorieschrijven met de haarkapsels of slofjes van vele eeuwen als eenig materiaal: men kan historie schrijven met zeven zil veren lepels als eenig onderwerp. Kii ik dank de muze der zilversmeden, dat ik een eeuw voor onzen tijd geremd werd in de/.e beschouwingen eu dus geen oiieeniglieid kan krijgen met eenig levend zilversmid. Maar bij de variatie, die er in zeven lepels pap blijkt te liggen: ik zal nimmer moer een lepel koopen alvorens ze, als een nobel glas, in de hand te wegen, en der welopgevoede winkeljufi'rouw ten spijt, niet louter lucht als lepel naar den mond te brengen voor ik ze mij aanschaf, en indien ze mij niet tege moet komt en niet mot vreugde haar werk doe,t, zal ik mij bukken orul<>r den glimlach dor verkoopster, en haar lepels beschouwen als een van de vele zwaarden die ons don toegang tot het paradijs versperren; maar n ding is zeker: de goede lepel komt inderdaad uit een andere wereld, zoo niet uit die van het sprookje, dan toch uit die waar men in vreugde weet te eten en de eet-spade verfoeit. Kn de eeuw die pap at en daarbij deze ver loren kennis des lepels bezat, gelijk zij die bezat van het glas dat u te drinken geeft en het mes dat voor u snijdt, was een gelukkige eeuw: zij leert ons het zoo verfoeilijk materia lisme dat de materie kostbaar kan zijn als nauwelijks iets anders en dat het hoogst verfoeilijk is haar te ver foeien uit gebrek aan ware kennis van al wat het leven kostbaar kan maken. En het schijnt mij, dat het beter en belangrijker is om goedo nieuwe lepels te maken dan nieuwe godsdiensten en vage wereldverbeteringen te onder nemen, want het is vreemd, maar de tijden van ware beschaving en waar achtig geloof in deze wereld blijken de beste lepels geleverd te hebben. En het is niet om do clairvoyante met haar koffiedik in discrediet te brengen; maar uit een lepel pap blijkt toch wel ongeveer heden, verleden en toekomst te lezen.. .. Korsten en Vuil door Melis Stoke Door de motie van Mr. Komme ter/en de \\~eensche revue-opvoe ringen Ie Amsterdam is deze kunst bestempeld met den naam Weensch vuil. Heelt elke stud run ei yen zeden, klimaat en eigenaardigheden den stempel Oji 't «speet gedrukt, ook Iteeft ze monopolie rechten o)> 'l eeniij-onrertcachte-echte en wijd-rcrmaarde stadsproduct. Heeft aldus IVecsp geenWeespermoppen en Gouda sprits en pijpekoppcn, en Haarlem zijne halletjes. en Amsterdam z' n taaie korstjes en J<'rankfort de beroemde ivorstjes, en Arnhem zijne balletjes. . . . }V-i"Sou dan niet den Hang gaan mijden, ais 't ophield, hopjes ie bereiden; en 'k vraag U of nog iemand kwam naar Deventer's beroemde vlakte indien men daar geen koeken bakte. . . . vat n-are een drooggelegd Schiedam? Zoo kan alleen een stad den rolke de tijden door haar roem vertolken minneer 't geschiedt door een product 'in zilver en in lioei, ijeicikkcld, dat reuk- en speekselklieren prikkelt, en door zijn unaliteit rerrnkt. Zoo trilde een tjoddelnoze horde, tn Amsterdam betrienookt U'orden en bracht -uil M'eencn ('tl 1,'lcine stad icaar ze de knust met roe/en, treden!) naar AmsleriUim producten tncde ii'aarince ze liaar roem gercstii/d had. iool. heroenid door Korsten en door een zeker soort Hansworsten die zetelen o/i ecu eere-zuil, [teelt, door rerj'jmlen s,i<tiak gedreven, liet Weenscli product den naam gegeren l i/epatenteerd door Ilonnne): Vuil. AAN DE INZENDERS Alle voor het redactioneele gedeelte bestemde inzendingen moeten ?worden geadresseerd REDACTIE VAN DE GROENE AMSTERDAMMER" KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM, zonder vermelding van persoonsnamen. De geschiktste omvang van artikelen bedraagt ten hoogste 1800 woorden. Indien de bijdrage voor illustreering met foto's in aanmerking komt, gelieve de inzender, 200 mogelijk, de foto's die niet reeds in andere week- of dag bladen mogen zijn gereproduceerd tegelijk met het artikel in te zenden. De copy moet in mach in e schrift zijn geschreven, terwijl slechts n zijde van het papier mag zijn gebruikt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl