Historisch Archief 1877-1940
roene i^msteraommer
voor Nederland
i t
Sinds meer dan vijftig
jaar aan de spits der
?weekbladen . . . ."
ONDER HOOFDREDACTIE VAN G. W. KERNRAMP
Redacteuren: H. BRUGMANS, M. KANN EN TOP NAEFF
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM KEIZERSGRACHT 333
Uit.: N.V. DE GROENE AMSTERDAMMER AMSTERDAM. C.
Onverslijtbaar
OPGERICHT IN 1877
No. 2669
ZATERDAG 28 JULI 1928
Een monument voor
Hugo de Groot
U aan wat men ,,de algemeene belangstelling"
pleegt te noemen, juist op het oogenblik dat
?zij beu was geworden van de verhalen over de
ramp van de Italia, een nieuw kluifje wordt toe
geworpen door de Olympische spelen de
veritabele" ditmaal; hockey en voetbal waren maar
hors d'oeuvre , schijnt het een eenigszins hache
lijke onderneming, de aandacht te vragen voor
Hugo de Groot.
Want hij is nooit op een ander gebied tot
,,kampioen" uitgeroepen dan op dat van den geest;
«n met den besten wil ter wereld bezield om hem
naast de nationale helden van onzen tijd niet een
heelemaal belabberde figuur te doen slaan, kan
men uit zijn levensgeschiedenis toch maar een paar
feiten opdiepen, die hem schoon zouden wasschen
van de blaam, dat hij van sportieve neigingen ge
heel gespeend was.
Er bestaat een kopie van een geschilderd portret,
dat hem afbeeldt als een jongetje van. vier jaar,
met een kolfstok naast zich.
Wanneer iemand de overtuigende kracht van
dit bewijsstuk zou willen betwijfelen en het daaruit
trekken van de conclusie, dat de Groot reeds op
prillen leeftijd een opmerkelijke voorkeur voor
lichaamsoefeningen toonde, even lichtvaardig zou
vinden als wanneer men in onzen tijd aan elk
knaapje, dat op zijn photo een scheepje als speel
goed bij zich heeft, de neiging zou toeschrijven
om admi aal te worden, dan blijft er nog maar
n argument over, dat de Groot genade zou kun
nen doen vinden in de oogen der sportliefhebbers:
tijdens zijn gevangenschap op Loevestein zocht
hij verpoozing voor het zitten door een draaitol
te hanteeren !
Het staat echter te vreezen, dat zelfs de draaitol,
omdat het in beweging houden daarvan niet be
hoort tot de lichaamsoefeningen, waarin Olym
pische wedstrijden worden gehouden, aan Hugo
?de Groat niet de kans zal bieden om te
concurreeren met hen, wier namen in de eerstvolgende
weken wereldberoemdheid zullen verkrijgen.
Zoodat wij voor ons onderwerp alleen maar
op eenige belangstelling zullen mogen rekenen bij
hen, die ook nog wel van iets anders willen lezen
<lan van Amerikaansche zwemmers en Finsche
hardloopers en Argentijnsche boksers.
Dat Nederland het land van Qrotius" is, weet
tegenwoordig elk schoolkind. Het was dat al lang
geweest, maar wij waren het eigenlijk vergeten.
De wereldoorlog heeft den schrijver van Over het
recht van oorlog en mede weer actueel gemaakt.
Zijn naam kent althans iedereen. En wanneer
vrienden en vriendinnen van den vrede in
internationale conferenties te 's Gravenhage bijeen
komen, verzuimen zij niet een tocht naar Delft
te ondernemen en een krans te leggen op zijn graf
in het koor van de Nieuwe Kerk.
Maar de hernieuwde belangstelling in den vader
van het moderne volkenrecht heeft nog iets anders,
«a iets beters, uitgewerkt dan dat zijn eeredienst
met de lippen wordt beleden. Het was de Leidsche
hoogleeraar van Vollenhoven, die tijdens den wereld
oorlog het initiatief nam tot de voorbereiding
van een complete uitgave der Werken van
Grotius. Dank zij de geestdrift van hem en gelijk
gezinden werd in korten tijd een vereeniging met
dit doel gesticht.
Aan de uitgave der Werken diende die der Brie
ven van en aan Grotius vooraf te gaan, omdat
duarin veel voorkomt, dat het noodige licht werpt
op het tot stand komen van zijne geschriften. De
bibliothecaris der Koninklijke bibliotheek te
's Gravenhage, Dr. P. C. Molhuysen, werd bereid
bevonden zich met deze taak te belasten. Van zijn
hand verscheen onlangs, in de serie der Rijks
Geschiedkundige Publicatiën, het eerste deel der
Briefwisseling van Hugo Grotius."
De correspondentie van de Groot kon men tot
dusverre alleen loeren kennen uit tal van boeken
en tijdschriften, van verschillende landen en ver
schillende tijden. Dr. Molhnyscn heeft al deze
brieven bijeengebracht en ze vermeerderd met vele
andere, die tot dusverre onuitgegeven waren.
Alleen reeds het verzamelen van dit materiaal,
waartoe een uitgebreide briefwisseling met
buitenlandscbe geleerden moest worden gevoerd, was
een zeer tijdroovende arbeid; zoowel hierdoor,
als door de voortreffelijke wijze, waarop hij het
materiaal heeft toegelicht, verdient Dr. Molhuysen
den dank van allen, die zich er over verheugen,
dat thans een aanvang is gemaakt met de stichting
van het schoonste monument, dat ter eere van de
Groot kan worden opgericht: een volledige, en
aan de wetenschappelijke eischen van onzen tijd
geheel beantwoordende uitgave zijner Brieven en
Werken.
Het thans verschenen eerste deel der
Brieficisselinrj dat wil zeggen: de brieven van en aan
Grotius bestrijkt de jaren 1597 tot 1618. De
brief, die het deel opent, is van Juni 1597, dus uit
de Groot's studententijd te Leiden; de
hekkesluiter is van 17 Augustus 1(5IS, toen hij nog pensi
onaris van Rotterdam was, vlak vóór zijn gevan
genneming.
Toen de Groot als student te Leiden werd in
geschreven, was hij pas ruim elf jaar; buitengewoon
jong dus, ook voor dien tijd. toen men op jeugdiger
leeftijd dan thans zijn studie begon, en in de eerste
jaren aan do hoogeschool ongeveer hetzelfde leerde
(althans van de klassieke talen) als thans in de
hoogste klassen van het gymnasium. Zooals Dr.
Molhuysen ergens schrijft: ,,mcn doet goed bij de
Groot zijn leeftijd te vergeten". Hij is nooit jong
geweest; wanneer hij op zijn veertiende jaar met
de trekschuit van Delft naar Rotterdam vaart,
houdt hij zich in het roefje bezig met een theolo
gisch geschrift uit de 4de eeuw n. Chr.; reeds toon
gingen zijn boeken en zijn werk hem vóór alles.
Dit bleef ook later zoo; zelfs in omstandigheden,
waarin hij een verontschuldiging had kunnen
vinden voor een tijdelijk ontrouw worden aan de
studie. In Juli 1608 trouwde hij met Maria van
Reigersbergh ;de wittebroodsweken bracht het jonge
paar door te Veere; de eerste brief, dien Hugo de
Groot vandaar aan zijn vader schrijft, bevat het
verzoek om in de kast op zijn slaapkamer in den
Haag een handschrift op te schommelen van een
historisch werk, dat hij bezig was te schrijven,
en hem dat op te sturen naar Veere: ..ik weet niets,
waarmee ik mijn tijd nuttiger zou kunnen beste
den" zoo staat er ! maar dan in het Latijn.
Van zulk een verstokt geleerde kan men be
grijpen, dat sommige huiselijke gebeurtenissen
maar gedeeltelijk beslag legden op zijn aandacht.
Wanneer hem een kind wordt geboren, schrijft
hij aan het slot van een brief aan een zijner ge
leerde vrienden: ,,dc kraamvrouw laat je groeten".
Daaruit begroep do andor, dat het gezin van do
Groot vermeerderd was en hij antwoordt dan ook:
gefeliciteerd; maar wat is hot, een jongen of
een meisje?" Dat had de Groot vergeten er bij te
schrijven.
De lozer moet intusschen niet denken, dat er in
de Briefwisseling alleen ziilke dingen to vinden
zijn. Over zich zelf en zijn naaste omgeving spreekt
de Groot gewoonlijk maar weinig; ook over de
DE GROENE AMSTERDAMMER
Prijs per jaargang ?10.?bij vooruitbetaling.
Per No. 25 Cent. Advertentiën ? 0.75 per regel.
Postgiro 72880, Qem.-Oiro O 1000.
INHOUD:
l. Prof. Dr. G. W. Kernkamp, Een monument
voor Hugo de Groot.
2. Dr. Jan Romein, De industrieëele vrede.
3. Joh. Braakensiek, Het communisme in Rusland
Aanteekeningen.
4. H. A. Meerum Terwogt. Olymp. spelen.
5. L. J. Jordaan, Het Weensche zangersfeest
Mr. H. Giltay, Alb. Schweitzer.
6. Al ie Smeding, Artisten-leed.
7. Dr. Jac. P Thijsse, Het nieuwe Park Mr.
Frans Coenen, Kroniek.
9. Elis. M. Rogge, Voor vrouwen.
10. B. Merkelbach, Het nieuwe Stadion.
11. Herman Middendorp, Boekbespreking.
12. Leo Strauss. Radio en school.
13. Paul F. Sanders, Duitsche muziek H Scholte,
Een tuinschouwburg.
15. C. A. Klaasse, Productiebeperking,
16. Beursspiegel A. Plasschaert, Schilderkunst.
17. S. Kalff, Amslerd. straatnamen H. Veersema,
Olympische spelen.
18. Charivarius, Geschiedenis des Vaderlands.
Melis Stoke, Mannen over vrouwen.
19. Alida Zevenboom's Croquante croquetjes Jantjes
Kladschrift
20. Cel 2, Telefoon Charivarius, Charivaria.
Omslag: Problemen.
Bijvoegsel: Joh. Braakensiek, De loonenvanhet
Gemeente personeel.
vr&Giqb steeds Bonbons
UNGERS
Het' op den naam
eigenlijke aangelegenheden van zijn beroep; zijn
brieven zwijgen, bijv. over zijn advoeatenpractijk;
toch was hij van het einde van 1599 tot 1607 als
advocaat in den Haag gevestigd.
Die werkkring bevredigde hem niet. zoomin
als het ambt van advocaat-fiscaal
procureurgeneraal Kouden wij tegenwoordig zeggen dat
hem in 1607, op 2:i-jarigen leeftijd, werd opge
dragen; wat hem in dit laatste ambt tegenstond,
was de verplichting om straf te eischen tegen de
beschuldigden bij den Hoogcn Raad. hun het
vonnis aan te kondigen en bij do voltrokking ervan
tegenwoordig te zijn; wanneer men zich herinnert,
welke barbaarscho straffen toen nog gebruikelijk
waren, begrijpt men dat een weekhartig mensch,
als de Groot was, ervoor huiverde, de toediening
ervan te moeten aanzien.
Het eenige ambt dat voor hem geknipt zou ge
weest zijn, was dat van hoogleeraar, maar toen hij
het advocaat-fiscaalschap liet varen, week hij niet
naar deze veilige haven, maar aanvaardde het
pensionarisschap van Rotterdam, en kwam daar
mede in de politiek. Ik wou, dat wij Rotterdam
nooit gezien hadden", mocht Maria van Reigers
bergh later schrijven; door zijn pensionaris-ambt
toch geraakte do Groot in nauwe aanraking met
den landsadvocaat Johan van Oldenbanievelt,
werd zijn medehelper, verdedigde zijn staatkunde
met woord en pen, werd algemeen gedoodverfd
als ziju opvolger on deelde dus ook zijn. lot,
toen hij iu 1618 werd gevangen genomen.
Met dat jaar eindigt het eerste deel der
lirieflïtavi'ling. Toenemende bezorgdheid over de toe
komst van hot vaderland spreekt uit do brieven
van de laatste jaren; van. hot lot, dat hem zelf zou
treffen, had de Groot echter niet het flauwste
vermoeden; dat hij in den val van
Oldenbarnovo.lt werd medogesleent, verwonderde in.tusseh.en
niemand dan hem zelf.
KEUXKAMP