Historisch Archief 1877-1940
No. 2671
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN n AUGUSTUS 1928
UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE
Croquante croquetjes
door Alida Zevenboom
MIJN Lijflandsche kampioen dien
ik met zijn heele gevolg op kamers
had, is met de kous op zijn kop naar zijn
land teruggegaan en waardoor? Door
niets anders dan dat hij den nacht
vóór zijn hinkeldepinkel-wedstrijd
kiespijn kreeg!
Ik heb nog nooit zoo iets meege
maakt. Meneer zaliger kon te keer
gaan als er iets niet met hem in orde
was en dan was het altijd wijlen
mevrouw op wie hij zijn ergernis
koelde zoo dankbaar zijn de man
nen l maar dit was veel vreeselijker.
Ik had een heel prettigen avond gehad
want de hoofdtrainer had mij een
klein glaasje whisky geschonken en ik
moet zeggen dat, als je eenmaal over
den turfmolm-smaak heen bent, het
goedje lang niet slecht is en mij nog
beter bekomt dan de rum die ik sinds
jaren voor mijn rheumatische scheuten
gebruik en ik lag net te droomen van
vijf aan elkaar gegroeide Olympische
leverworsten toen ik door mijn huis
hoorde hollen en draven en er op mijn
deur gebombardeerd werd.
Het was de hoofdtrainer die om de
whisky-flesch vroeg want de kampioen
had pijn in zijn holle kies en kon niet
slapen. Maar ik heb nog nooit zoo'n
zenuwachtig mensch gezien en naast
hem voor mijn deur stond de rest van
het gezelschap met bleeke gezichten
en allemaal door elkaar schreeuwend.
En ze schreeuwden om een tandarts,
zooveel begreep ik er wel uit maar
haalt u maar eens midden in den nacht
een Amsterdamschen tandarts uit zijn
bed l Ze zouden vragen of u gek was.
Ik had eigenlijk met de jongens te
doen. Een paar jaar lang wordt zoo'n
kampioen als een schoothondje ver
troeteld en opgepast, hij leeft als een
monnik, als al de anderen lekker onder
een borrel zitten drinkt hij zure kwast,
hij mag nooit eens zijn genoegen eten,
kijkt met een hongerigen blik elk
vrouwspersoonna,staatdagelijksonder
controle van een dokter en als hij dan,
na duizend en een beproevingen, de
baan zal ingaan om de teere nationale
eer te verdedigen, begint zijn holle
kies te knagen, wordt hij midden in
den nacht wakker, windt zich op,
kan niet meer in slaap komen, staat
den volgenden morgen katterig op en
een andere kampioen, die misschien
den volgenden dag zich niet heelemaal
lekker voelt, wint den prijs. En al zijn
moeite is vergeefsch geweest. Kan het
ellendiger?
Is u ook niet geschrokken toen u de
plaatjes gezien had van de dames
kampioenen? Hoe kan een vrouw zich
zoo weggooien, was mijn eerste ge
dachte. Zijn dat nog vrouwelijke
wezens? Heeft u dat gezicht gezien
van die Duitsche juffrouw die het
hardloopen gewonnen heeft? Het leek
wel of die pijn in al haar kiezen en
tanden had, zoo'n gezicht trok ze. En
wat wordt een vrouw leelijk ! En zou
er n man. zijn die xoo'n
hardloopende vrouw mooi vindt? En dat
loopt maar in zoo'n costuum onder al
die mannen en laat zich in alle
kranten zetten ! Bestaat er dan niet
meer, wat de ouderwetsche menschen
schuchterheid" noemden?
Ik begrijp trouwens met den dag
minder van mijn eigen sekse. Wat was
vroeger de groote attractie van ons,
vrouwen? Dat wij ons lichaam met
groote geheimzinnigheid verborgen
voor de blikken van den man. De
mooiste verzen zijn er door ontstaan,
heb ik mij wel eens laten vertellen.
Neemt u alleen maar eens wat er niet
gedicht is op de gouden lokkenpracht
van de geliefde ! Op het tweede mei
denkamertje heb ik een dichter wonen.
Ik heb hem van de week eens gevraagd
waar hij eigenlijk op dichtte? Dacht u
op den Eton-kop van de dame van
beneden-voor? Of op de kuiten van
Sientje die er wezen mogen? Men
wordt niet geïnspireerd door de dingen
die men ziet, zei het jongmensch.
Slechts wat wij met den geest zien
heeft voor ons waarde." ,,Als u het
maandboekje dan maar eens in uw
geest ziet, zei ik, want u is aardig
achter." Ik vind dat je zulke menschen
zoo behandelen moet. Ik had het er
gisteren nog met het acteurtje van
het Plein over. Waarom trouwt u
eigenlijk niet, vroeg ik hem, want hij
moet al een jaar of wat verloofd zijn,
hebben ze mij verteld. Omdat het
eenige dat ik van mijn meisje nog niet
gezien heb, de top van haar linkerpink
is, zei hij, want die heeft zij altijd in
haar rechterneusgat." Dat moesten de
vrouwen wat meer beseffen dat de
meeste mannen uit nieuwsgierigheid
trouwen. En blijf nu maar eens
nieuwsgierig bij de tegenwoordige
mode l Ik heb meneer Stanislafski een
paar keer naar mijn enkels zien kijken
maar nu ik dat gezien heb, heb ik een
paar oude rijglaarzen voor den dag
gehaald. Niet om het een of ander
maar ze zitten me zoo gemakkelijk.
PATHIA 'i' PRIMA
Nieuwe Uitgaven
JJelge Kuarsberg. Blank en
bruin. Vert. uit het Deensch d.
B.Knoest. 's-Gravenhage 1927.
N.V. Boel-h, v.h. W. P. van
Stockwn en Zn.
Zoo erg belangrijk lijken mij de
indrukken niet, die deze Deensche
schrijver geeft van zijn reizen, voor
namelijk in Nederlandsch Indië. Wij
hebben een omvangrijke koloniale
litteratuur, en naast het vele goede
dat daarbij is, geloof ik niet, dat er
aan deze vertaling nu direct behoefte
was. De in. verhaal-vorm opgezette
schetsen zijn beter dan de rest, al is
de humor van den schrijver niet van.
de bovenste plank, en al doet zijn
romantiek wat onwezenlijk aan. Er is
een eigenaardige tegenstrijdigheid
tusschen realisme en romantiek in dit
werk, een, tegenstrijdigheid die niet
opgelost is, en zeker niet tot een
artistieke eenheid heeft geleid. Vrij
krasse werkelijkheidswaameming wis
selt af met aan het sentimenteele
grenzende subjectiviteit; een stellig
bewijs van gebrek aan beheersching.
De heele indeeling van het boek is
ook nog al vaag en vreemd.
H. M.