De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 6 oktober pagina 19

6 oktober 1928 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2679 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 6 OCTOBER 1928 vaart van een lawine, die door ver nielende neerstorting alles bedelft, zoodat niets overblijft da,ii het zwij gende, witte veld des doods ! En opnieuw springt een tand voor bij. Nog wanhopiger aan het rader werk rukkend, in nog krankzinniger angst doorslaande dan daarvoor, zoodat 'n wilde vlaag van vertwijfelend ratelende kreten door de klok vaart. Maar boven dat jammerkoor snerpt gillend uit het bevel van Semeynsz: terug ! ! terug ! ! !" De verschrikte hemeldienaren hooren hem en vliegensvlug volgen ze het bevel op. Onmiddellijk daarop grijpt het anker weer en stuit het kamwiel in zijn toomelooze draaiing. Met 'n schok, die heel de klok doortrilt wordt het tegengehouden. Maar 'n zucht van verlossende verlichting ontsnapt aan de geprangde borst van den doodelijk verschrikten klok kenmaker .... Het uurwerk heeft zij a geregelden Joop hervat. Al beeft Semeynsz nog van den oorstanen schrik, toch dwingt hij zich zijn opdracht verder uit te voeren en met voorzichtige bevelen de schroef in een volkomen juisten stand te laten brengen. Eindelijk is het doel bereikt en hij weet, dat hij aan zijn opdracht heeft voldaan. Aan de groote wereldklok heeft hij den juisten, ongestoorden gang weer terug gegeven. Maar .... en 'n vreeselijk schuld besef bekruipt hem aan den wereldtijd heeft hij enkele seconden ontnomen. En wat die seconden beteekenen, dat weet hij thans met bittere gewisheid ! Jan Semeynsz keerde weer naar de aarde terug. Hij was weer de horlogemaker in het kleine winkeltje in de straat van het onaanzienlijke stadje. Hij was weer de echtgenoot van de humeurige vrouw, weer de huisvader vol zorgen, de man, die zijn klanten te woord moest staan, en hun horloges hel stellen moest. Maar toch was hij niet meer de Semeynsz van vroeger. Hij loopt met molentjes", zeiden de buren, als ze hem hadden hooren maken opmerkingen, waarvan ze niets begrepen. ,,De wereldgeschiedenis is vooruitgesprongen", had hij beweerd, toen ze laatst over den grooten oorlog spraken, en ik weet wel", zoo had hij er met een lachje van een halven gek op laten volgen, wie dat heeft teweeg gebracht". En hadden ze niet laatst over be roemde klokkenmakers gesproken en had hij toen niet niet 'n krankzinnige zelfverheffing gezegd: En die zijn ailemaal dwergen vergeleken bij mij !" Hoe hadden ze hem niet uitge lachen, toen hij onlangs beweerde, dat het lot van heel het menschdom in zijn hand had gelegen en dat hij zijn verderver en zijn redder beiden was geweest. Ja, ja t 't Scheen niet meer pluis in zijn brein te zijn; daarover waren allen het eens en ze hielden hun meening niet voor zich, allerminst voor den verdachte zelf. Die echter liet ze maar praten. Misschien hadden ze ook wel gelijk. Want was het niet 'n krankzinnig denkbeeld te weten, dat hij door 'n engel gevoerd was door het heelal naar de wereldklok en dat hij aan die klok der klokken haar goeden gang weer terug had gegeven, zij het helaas ten koste van eenige wereldseconden in den'levensduur der inenschheid. En ach, als hij dacht aan dat arme menschdom in zijn geplaagd bestaan hier op aarde, moest hij het dan wel betreuren, dat aan den duur van dien lijdensgang een korte spanne tij ds ontnomen was? UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE Croquante croquetjes door Alida Zevenboom EN nu gaat de jonge meneer Couturier ook al stil leven ! Wat blijft e.v op zoo'n manier van het oude, degelijke Amsterdam over. Ik zei: jonge meneer Couturier" omdat ik den ouden heer ook goed gekend heb want zijn meneer en mevrouw zaliger niet bij hem getrouwd, dat wil /.eggen dat zij er hun groene bruiloft vierden en ook hun koperen en zilver311 en als wijlen nisneer maar een tikje minder ruw geleefd had, zouden zij (ir met glans ook hun gouden gevierd hebbeu maar, ja... eindelijk wreekt zich de natuur toch al ben je nog zoo sterk. Werd in die jaren in onze kringen eigenlijk iemand wel voor vol aan gezien die niet een paar maal in de vijf jaar een feest bij Couturier gaf? Een aangetrouwde neef van me, be diende er een knappe man als hij zoo in zijn kuitenbroek met de witte kouseji zich wel eens aan me liet zien en wat die niet vertellen kon voor staaltjes.. . Maar bij Aal was liet altijd: het eene oor in en het andere, uit. Ik heb nooit van kletsen gehouden en wat ging het mij aan of die mevrouw die naast ons in de Bocht woonde.-. liet gaat u eigenlijk ook evenmin wat aan. Maar nu hoor ik dat zi Couturier willen vervangen door een modern gebouw. Och, wat zal dat ongezellig worden. Al die gouden meubeltjes waren zoo mooi en dat marmeren tafeltje inet den gouden voet, stond er zoo rijk in den hoek en wat het aardige van Couturier was, dat al do menschen uit mijn tijd zich er 7.00 knus voelden. Net als bij hen thuis. En voelt u dat maar eens in zoo'n mo derne schuur. Het is net of u kwast . drinkt, ik zie me er nog staan want ik motst mee met de familie als er watte doen was, met mijn witte hand schoenen aan. on omdat mijn lange mouwen een beetje te kort waren, kwam er net een stukje van mijn bloote arm ondor uit en ik weet nog heel goed hoe een jonge mene.cl' wiens naam ik niet zal noemen omdat hij nu een van onze christelijkste mannen in de politiek is, met alle geweld dat bloote stukje arm van me zoenen wou. Ik kan best tegen een grapje maar ik heb hem toen toch een tik op zijn wang gegeven die raak was. Ik moest toen wel wat hiirdhaiidig zijn want ik was zoo'n beetje verloofd met den. koetsier van meneer die ook mee bediende en er juist op aan. kwam en jaloersch als die man was! Het is er dan ook door afgeraakt. Als ik maar naar een anderen man keek. dan kon hij mij wel vermoorden eii mi vraag ik u of een jonge, knappe vrouw als er naar haar gekeken wordt, niet terug mag kijken maar dan bestraffend zoo als liet toen een fatsoenlijke vrouw betaamde? Ik heb het af moeten maken, ik zou bij dien man geen leven gehad hebben. En ik kwam er ook achter dat hij niet de keukenmeid van d« familie Borskt vrijde., die heel wat op haar spaarbankboekje had staan en daar scheen hij met een of anderen linkschen streek achter gekomen te zijn. Moest het /.<»(,'11 man nu goed mogen gaan? Van de weck las ik nog dat hij aan het hoofd staat van ccn groote garage met niets als automo bielen ! Maai' inwondig zal hij zich toch nog wel eens afvragen: ..heb ik Aalt je eigenlijk wel netjes behandeld?" Den vrede van binnen kan zoo iemand toch nooit hebben. Kn leelijk als die keukenmeid was ! En nu rijdt zij in haar eigen auto '. Neen. een mensch mag niet opstandig zijn maar anders... En misschien omdat e,r vijftig Kulden meer o]) haar boekje stond dan op het mijne ! Maar zoo egoïst zijn. de mannen. Kn dat zal we) altijd zoo blijven. Ik heb mij laten inschrijven ;i,!s lid van de vereeniging van 'Nederland se ho Staatsburgeressen. Ik vind dat een alleenstaande vrouw dat ver plicht is. Meneer Stanislat'ski heeft mij al gevraagd toen hij het hoorde, of ik somp van plan was in de politiek te gaan. liet zou hem spijten, zei hij, om de eierkoekjes die hij nergens zoo lekker gegeten heeft als bij mij. IJ ziet daar ook weer uit hoe klein de man nen, zijn. Of zoo ii'ts een vrouw terug 7,011 mogen houden om haar plicht. tegenover haar volk te doen!... Ik ben van plan naar de eerstvolgende vergadering van de Staatsburgeressen te gaan en dan eens een hartig woordje te spreken want wat is er nu eigenlijk veranderd sinds de vrouw naast den man in de politiek is'r AVij /.ijn net als in het gewone leven, weer geworden tot zijn aaiiiuuig, den bijwagen. VA\ luisteren erg beleefd naar ons en. knikken heel lief van ja en van neen maar verder krijg je ze niet. Wij vrouwen moeten gekozen worden niet omdat wij over dit zus en. dat zoo denken maar omdat wij \'roun' zijn >;n tcilleti blïjci'ii en ik moet liet zoo ver zien te brengen dat de Staatsburge ressen, met eigen candidaten komen. Als de vrouwen maar als n man wil den want hebben wij niet de ineerderh.'id?.. . Maar als het ooit zoo ver is, komt er een. of andere politicus en smoest en smoest en dan raken wij toch weer onder de heerseha.ppij van. meneer want smoezen... Als ik er nog aan denk wat die koetsier van wijlen meneer voor een smoesje over zich had.. . En om vijftig'gulden meer! PATRIA = PRI

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl