De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 13 oktober pagina 19

13 oktober 1928 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2680 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 13 OCTOBER 1928 UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE Croquante croquetjes door Alida Zevenboom I'S. was net bezig visch te bakken dat doe ik altijd zelf want die tegenwoordige keukenmeiden doen dat met den. Franschen slag, zooals trou wens al het personeel tegenwoordig alles met den Franschen slag doet en ik had een doek om mijn hoofd ge bonden want anders blijft de lucht van de gebakken olie er zoo lang in hangen en u moet niet denken, dat ik dat doe om het een of ander al zou het heelemaal niet vreemd zijn, want zouikals vrouw niet vrouw blijven? en het staat me niets gek want ik heb nog een frissche tint die menige geverfde dame me benijden zou ik zeg, dat ik net bezig was een botje in de pan om te keeren, toen er gescheld werd. Sientje was boven met Mina, en Toosje was een boodschap en dau zie je haar in geen twee uur terug en dus deed ik zelf open en nu moet u u mijn schrik voor stellen, want wie stond er in eens op de mat voor me'? Niemand minder dan Baron van Wijnbergen, die meneer Stanislafski moest spreken. Ik verwacht meneer niet thuis voor zessen, zei ik. O, dat is niets, mevrouwtje, zei hij, ik zal zoolang wachten. Is u bezig met visch bakken'? U ziet er tenminste uit als een witte kozak, zei hij en hij lachte zoo vroolijk, dat ik van den weeromstuit ook lachen moest. Weet u wat, zei hij, ik ga zoolang bij u in de keuken zitten. Is er een betere plaats voor den man dan in de keuken nu er zooveel vrouwen in de politiek zijn? Ik moet u eerlijk zeggen, dat ik meneer den Baron nog nooit zoo opge wekt had gezien. Hij kijkt anders altijd net of hij een veel te heeten aardappel heeft ingeslikt, maar nu leek het net of hij wat anders naar binnen had ge kregen. Maar daarvoor ken ik hem te goed. Het is ook al wat jaartjes geleden dat ik hem voor het eerst zag. Zoo'n echt landjonkertje ..van buuten" als hij eens een enkelen keer in Amsterdam bij meneer zaliger op bezoek kwam. Wat hij er eigenlijk kwam doen weet ik niet,want meneer en mevrouw waren allebei van de Groote Kerk. dus daar niet van. En hij heeft het in de politiek toch maar ver gebracht en zonder monseigneur zou hij nog heel wat meer. te vertellen hebben, maar die schijnt hem erg te remmen. Hij ging in het hoekje naast het gasfornuis zitten en keek met bewondering naar mijn bakkerij. Zoo moest het in de politiek nu ook kunnen, mevrouwtje, zei hij lachend. Je rauwe beginsel lust nie mand en ze griezelen er van als ze er alleen maar aan denken, dat ze er hun tanden in zouden moeten zetten en daarom leg je het in de olie en wat meel er over heen en dan maar op een zacht vuurtje en als het aan den eenen kant bruin is, draai j(; het om en dan maar weer laten smeuren tot het daar ook bruin is en dan kun je het opdie nen. Eerder eten ze er niet van.al weet je dat het nog zoo lekker is. Ligt uw beginsel al in de olie? vroeg ik. Zij zijn er mee bezig, zei hij. Ik kom er net vandaan. Zoo als wij in de mand liggen, lusten de christelijkhistorischen ons niet de anti-revolutionairen zijn gelukkig niet zoo kies keurig al worden ze in tien laatsten tijd toch ook een tikje eenkennig en daarom moeten wij ons een beetje appetijtelijk voor gaan doen, wil het ooit weer tot samenwerking met ze komen. Want als u mij vraagt, ik ging liever morgen op staanden voet uit de politiek en aardappeltjes planten op mijn landgoed dan dat ik ooit mijn stem gaf aan een Kabinet met meneer Vliegen als minister van Buitenlaridsche Zaken, meneer Albarda als Water staat en meneer Marchant als Defen sie. Monseigneur zegt wel, dat je aan alles went en (lat het er erger uitziet dan liet is. maar ik bedank er voor. Dan maar liever een tikje in de christelijkhistorische olie bruin gebakken. Kan ik u met eentje dienen? vroeg ik, want ik zag wel hoe liet water hem langs de tanden liep. - Is het eigenlijk niet wat gek? vroeg hij. Maar niemand ziet liet en. . . en .... mevrouwtje, ik mort /.eggen dat u ze nog op de echte ouwerwetsehe manier, de echte conservatieve bakt zacht goudgeel met de vinnetjes knap pend. Ze verwijten mij wel eens, zei hij met den mond vol met het zachte vleesch van het malsche botje zij sprongen nog in de mand dat ik niets van de democratie moet hebben, maar als zij mij zoo zagen zitten, dan zouden ze wel anders oordeelen. Dat is het lamme van de politiek, mevrouw tje, dat men ons beoordeelt naar wat wij zeggen, maar let er ooit iemand op onze daden? De ware democratie zit je in het hart en daarom .... Verder is hij niet gekomen want er schoot hem een graat je in de keel. Ik hoop maar dat hij het kwijt raakt vóór de verkiezingen van 1929 .... Boekbespreking Sieyfricd ciin Pruuif. In c'ujcn en i'i'et'itidcn xpief/el. (t'it de letterkunde i'ün ctt oveT Joden}. Aiitxfcrdaiti 1928. .Mctnio Herzberijeï. .Siegfried van Praag ontwikkelt in den laatsten tijd een enorme werk kracht. Hij schrijft uitmuntende oor spronkelijke roma.iis, hij vertaalt, hij schenkt uitgebreide en diepgaande studies over uiteenloopende cultureele onderwerpen. Ook zijn werk ..In. eigen en vreemden spiegel" is belang rijk. De auteur gaat de eigenaardige. abnormale toestand, waarin het Jood sche volk temidden der overige volken leeft", na. en rangschikt de letter kunde, uit en door dien toestand ont staan, in vier groepen: u. de Joodsche letterkunde, die in Joodsche taal. 't zij Hebrernwsch of Jiddisch, al dat behandelt, wat ook een andere; literatuur belang inboezemt: (iod, wereld, natuur, m.ensch. maat schappij: ii. die letterkunde, waarin Joden in vreemde talen ovrr hun eigen maat schappelijke, ciilturrrlr en -godsdien stige; vraagstukken schrijven: r. die letterkunde, waarin nirt-joden over jodendom spreken en Joden uit beelden; d. die letterkunde, wa.ai'in in vreemde talen .loden over algcnirciir PATRIA '2 PRIMA problemen schrijven en niet -Joodsche menschen uitbeelden. Men /.iel, dat' het veld niit/.aglijk uitgebreid is; over elk van <!<? vier groepen zou gemakkelijk reu boek samen te stellen zijn. dubbel zoo groot van, om vang als het werk van den lieer van. Praag. 'Toch is zijn studie aller minst oppervlakkig. Volledig is het werk niet en het pretendeert ook niet dat te zijn. Maar de groot e belezen heid van den schrijver stelt hem overvloedig in staat, zijn denkbeelden aan de hand van voorbeelden uit te Werken. Toch lijkt het boek mij heter, voor zoover het beschrijvend en rang schikkend is. dan waar het conclusies trekt en stellingen, poneert. De auteur wijdt vooral zijn aandacht aan de derde groep, aan die litteratuur dus. waarin Joden door niet-Joden, worden uitgebeeld. (>p deze litteratuur heelt de heer van Traag nog al wat at' te dingen. ,,Sinds de 19de eeuw beschrijft' iedere niet -Jood zijn J ood als dr J ood ". (blz. 121) zegt hij. en daar is veel van waar, maar in de beperking, die hij aan niet-Joodsche schrijvers wil op leggen, dat /.ij ..hun. Jood" zooveel mogelijk in ren Joodsche omgeving moeten plaatsen en niet in ren vreemde ..waartegen hij zoo schril afsteekt". gaat hij in.i. te ver. al kan hij gelijk hebben met zijn stelling, dat de nietJood den Jood eigenlijk nooit objec tief kan zien. Het is in rik geval een belangrijk vraagpunt, dat de schrijver hirr aanraakt, rn wat hij rr ovrr zegt is zeer de moeite waard om het te li/.rn en te overdenken. II K K.M A N MIDDKNDOKP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl