Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 13 OCTOBER 1928
No. 2680
De Kon. Militaire Academie te Breda
1820-24 November-1928
door A. Hallema
BREDA gaat 5 dagen lang feestvieren, niet
enkel militair Breda, doch ook de burgerij.
En Breda mag feestvieren, daar de stad gedurende
een eeuw lang de zetel is geweest van ons hooger
militair onderwijs in een gebouw, dat eens het
Princenhof onzer Oranjevorsten en nog vroeger
Stadhouderlijk kwartier der Nassau's was, waar
het Compromis van Breda in 1507 en de Vrede
van Breda een eeuw later gesloten werd. En Breda
moet feestvieren uit erkentelijkheid, die het vooral
ons Vorstenhuis verschuldigd is, welks leden nu
reeds langer dan 5 eeuwen de historische baronnen
en erfvrouwen van Breda waren, zijn kasteel,
thans het gebouw der Kon. Mil. Academie, tot
hun stamslot maakten en de stad in waarheid
deden worden een Breda Bellonae Sedes, d.i.
Breda de zetel der krijgsgodin. De eerste
Nederlandsche Nassau's vestigden zich hier blijvend, die
het maakten tot een historisch middelpunt, welke
traditie de latere Oranje's tot onze geëerbiedigde
Koningin toe trouw hebben gehandhaafd.
Want het is niet zonder reden en meer dan een
vorstelijk gebaar, dat het Hare Majesteit heeft
behaagd, Breda de eer van haar bezoek aan te
doen op 19 en 20 October a.s., welke blijde
imcompste" door de bevolking met jubel zal wor
den begroet.
Laat ons slechts mogen herinneren aan de
woorden van onze Koningin Moeder, toen de
Regentes haar 14-jarige dochter het eerste be
zoek aan Breda liet brengen en bij die gelegen
heid de toekomstige Koningin wees op het
innige verband tusschen de stad en het vorsten
huis, maar tevens er den nadruk op legde, dat
er tusschen Breda en het kasteel in oude en
nieuwe tijden een onverbrekelijke band is ge
vlochten, die toen als thans de stedelijke be
volking doet juichen en lijden met de kasteel
bewoners. En een zelfde band verbindt Breda
met kasteel aan de natie: eeuwen lang regeerden
van deze plaats af graven en stadhouders een
kleiner of grooter deel van ons land; nu sedert
een eeuw werd er het instituut ter opleiding
onzer toekomstige legeraanvoerders gevestigd
door den eersten Nederlandschen koning onder
de Oranjevorsten. Werden hier niet voor hun
taak bekwaamd de legerleiders, die in de 19de
en 20ste eeuw ons gezag in Indiëop vele plaat
sen voor het eerst veilig hebben gesteld?
Dat is de aanleiding tot een grootsch opgezette
feestviering, waarin dus eigenlijk Breda zoowel
als zijn kasteel, ons vorstenhuis zoowel als ons volk
is betrokken. Doch de glorie straalt voornamelijk
af op de honderdjarige in ons midden, nog aller
minst een afgeleefde spijt anti-militaristische
Hetze en pacifistische propaganda, aan welkt!
laatste wij dan alleen mee kunnen doen, als de
internationale vrede-making" op practische grond
slagen mogelijk zal zijn en ware verbroedering in de
plaats van het nog steeds heerscheride onderling
wantrouwen is getreden. Zoolang die hechte basis
nog niet rotsvast is gefundeerd, zullen instituten
als leger en zijn hoogste opleidingsschool onmisbaar
blijven en blijken, zij het dan ook als noodzakelijk
kwaad.
De geschiedenis der honderdjarige ving aan niet
het Kon. Besl. van Z.M. Willem I. d.d. 29 Mei
1826, waarbij bepaald werd. dat de vorst ..het ont
werp van inrigting van het Kasteel te Breda en
deszelfs onderhoorige gebouwen voor een Militaire
Akademie" goedkeurde en ten behoeve van deze
verbouwing een bedrag van 350000 gulden beschik
baar stelde. De Koninklijke Artillerie en
Genieschool te Delft werd met ingang van het cursus
jaar 1826/27 opgeheven en daarvoor in de plaats
kreeg deze stad evenals Leuven haar Militaire
Kweekschool. Een Militiare Academie dus met
twee militaire kweekscholen op de flanken, vrucht
baar gevolg van de eindelijk geslaagde poging tot
centralisatie van het militair onderwijs.
Aan 's konings tweeden zoon, den populaireii
Prins Frederik der Nederlanden, werd het over
gelaten, het plan tot oprichting verder uit te werken
en te helpen uitvoeren, evenals hij bij de inwijding
der K.M.A. op 24 November 1828, dus de
eigenlijke dies natalis dezer hoogeschool ! zijn
vader, den Koning vertegenwoordigde. In zijn
kwaliteit als Grootmeester der Artillerie kon hij
in dezen als deskundige optreden; als jongeling
had hij een degelijke militair-wetenschappelijke
opleiding genoten, echter niet in ons land, doch in
Duitschland. Hij wenschte zijn invloed aan te
wenden tot verhooging van het wetenschappelijk
peil der officieren en hun theoretische opleiding
door de korpscommandanten bij den troep ver
vangen te zien door een schoolsche vorming met
voldoenden wetenschappclijken ondergrond.
Door den voortdurenden oorlogstoestand met
Belgiëwerden de meeste lessen gedurende den
tijd van October 1830?Juni 183(5 geschorst. En
al is ook de Militaire Academie daarna bij herhaling
gereorganiseerd, toch bleef de vorming van een
goed korps officieren steeds de bijzondere aandacht
van het Academiebestuur behouden. Aanvankelijk
kregen ook de ingenieurs voor den Itijks Water
staat aan de Bredasche Academie hun opleiding,
ja zelfs werd in deze waterlooze omgeving het
instituut tot opleiding van den zee-officier naar
hier overgebracht (1851?'55), totdat de aanslui
ting bij het Middelbaar Onderwijs in 1872 en een
vooropleiding op de Alkrnaarsche Cadettenschool
als groote verbeteringen in de hoogere vorming
Het Kasteel van Breda
van den officier beschouwd mochten worden.
Buiten de Bredasche Academie werden af en toe
ook nog wel eens mogelijkheden geschapen tot ver
krijging van den offieiersrang. bijv. dooi- aparte
cursussen te Haarlem. Delft, l'trecht. -Maastricht.
's-llertogeiibosch en elders voor de wapens der
infanterie, cavallerie en artillerie, doch het laatste
restant (laarvan, de lïoofdcursus te Kampen tot
opleiding van officieren der infanterie en
derniilitaire administratie, is juist dezer dagen officieus
buiten werking gesteld, terwijl de Alkmaarsche
inrichting reeds eeiiige jaren geleden een andere.
niet-militaire bestemming kreeg. Eerst bij de Wet
van 21 Juli 1890. laatstelijk gewijzigd bij die van
2 Juni 1923, werd de geheele opleiding tot en
hoogere vorming van den officier bij de land
macht afdoende geregeld. Voor het eerste doel is
thans de Kon. M il. Academie te Breda het eenigc
opleidingsinstituut, met driejarigen, cursus aan
sluitende bij de vooropleiding aan een 11.15.S.
5-j. cursus of daarmee overeenkomende voorstudie:
tot het tweede doel werd opgericht, de Hoogere
Krijgsschool te 's-Gravenhage, uit welker leer
lingen de officieren voor de hoogere troepenleiding
worden gerequireerd, alsmede die van den
Generalen Staf en van de Intendance. De centralisatie
in de officiersopleidiiig van de 19de eeuw is ihis
een eeuw lang stelselmatig voortgezet, waardoor
wij. ongetwijfeld in 't belang der legerleiding, slecht s
twee onderwijsinrichtingen tot dat doel hebben
overgehouden, de K.M.A., alias Henricus". te
Breda en de H.S. te 's-Gra,venhage.
Dat alias Henricus" verlokt ons er toe. nog
even in enkele woorden het voorgeslacht van de
honderdjarige in herinnering te brengen, of zonder
beeldspraak, om de historie van het eigenlijke
kasteel te releveeren. Ken betrouwbaar getuige
uit het jaar 1830 vertelt, dat die naam Hciirirtix
nog vóór de laatste vertimmering, m.a.w. vóór
1828, ,,met ingehouwen letteren te lezen stond
boven den ingang van het hoofdgebouw, waar
vroeger eene nis moet geweest zijn, bestemd om
het standbeeld te ontvangen van den grondlegger
van dit prachtige slot." Nergens elders hebben we
deze merkwaardigheid bevestigd gezien.
En die grondlegger was Graaf Hendrik III van
Nassau, oom van Willem van Oranje, heer van
Breda (1501?'38), die aldaar keizers als
Maximiliaan en Karel V ontving, gehuwd was met een
rijke Spaansche, Mencia de Mendoca en het slot
van Jan I van Polanen niet langer ruim, fraai en
waardig genoeg oordeelde om zijn vorstelijke be
zoekers, prinsen der kerk, rijke edellieden, overeen
komstig hun stand te ontvangen. Deswege riep hij
de hulp in van Thomas van Bologiia, beroemd
Italiaansch neo-klassiek bouwmeester en beeld
houwer, die sedert 1536 een nieviw kasteel-paleis
van Breda in den vroeg-renaissancestijl ontwierp
en bouwde, waarvan de fraaie ontvangzaal in
Francois I-stijl vooral historisch werd, doordat
binnen haar wanden in l (JU 7 de Vrede van Breda
tot stand kwam.
Graaf Hendrik stierf echter reeds twee jaar na
den aanvang van den bouw en de nu volgende tijden
waren niet gunstig voor de voltooiing van het
geheel. Kerst onder den Koning-Stadhouder Willem
III kreeg die afwerking haar beslag door de goede
zorgen van den architect Koomans, die zooveel
mogelijk in den trant van Bologna voortbouwde en
alleen de weelderige ornamentiek van den oorspron
kelijker! bouwmeester versoberd»! door strakker eri
nuchterder lijnen te trekken. De smaak der Kide
eeuw was in de 2e helft der 17de, vooral bij den
aanvang der deftige pruikenperiode, al heel wat
gewijzigd. Een dikwijls smakelooze eenvoud trad
in de plaats van een weelderige versieringskunst.
Doch bepaald geleden in architectonische]! zin
heeft het bouwwerk vooral door de verbouwing
tot Kon. Mil. Academie vóór l S28. Onoordeel
kundig is toen veel weggeka.pt. voor altijd
vernield, bepleisterd, wat met piëteit bewaard
en verzorgd had moeten worden eri voor welk
vandalisme de Staat der Nederlanden eigenlijk
aansprakelijk moet gesteld worden. Ken monu
ment van geschiedenis en kunst werd toen
gruwelijk verminkt, door ruwe mokerslageii en
dikke kalklagen der stadswerklieden! De wes
telijke vleugel, restant van den l Iden eemv.sc/ieïi
sterken burcht der Polanen's wen! eenvoudig'
gesloopt, paste er niet bij, zoo redeneerde men.
of alle logica en cultuur begrip waren zoek:
trouwens een Jhr. Victor de S1 uers en. een
Dr. ('uypers moesten nog geboren worden.
Nog steeds zijn er echter nog genoeg
cnderdeelen, die de vroegere schoonheid van het ge
heel voor oogeii tooveren: de zevenzijdige
Granaat- en Duiveiitoren niet hun
peervorrnige spits, waterpoort en verbindingsmuur aan
den Haveiikant, die een aardig stukje 10de
eeuwsche versterkingskunst laten zien. debinnenplaats
met haar colonnades van door rondbogen verbonden
pilaren, die de bovenliggende gaanderij-verdiepin
gen dragen en een voornaam-statigen indruk
wekken, die nog verhoogd wordt door de medaillons
tusschen de bogen met Griek.sche en Hoineiusche
heldenfiguren. Hier hebben eeuwen lang mannen
van het zwaard en van den geest uewoond en Be
leefd ten nutte van hun volk. hier zijn tot aan
onzen tijd toe helden gekweekt, doch het is te
betreuren (lat bij al dit heldhaftige «Ie kunst 7.110
dikwijls in het gedrang kwam en ....misschien
op de vlucht sloeg, aangegrepen, door een sidderitij.1
op 't gezicht van Mars' dienaren. l>och de .staal.
Welke de natie beschermt, dient ook de kunst in
bescherming te nemen en gelukkig wordt in oii/.eti
tijd dit landsbelang ook zooveel beter onder «h
oogen gezien en behartigd dan in de dagen van den
Walerstaatssti.jl.
BERGTvUWEN INBOEDEL
BIJ VOORGENOMEN VESTIGING IN
DEN HAAG OP IN HET BUITENLAND
BIJ DB FIRMA BATENBURG & FOLMER
TB 'S-GRAVENHAGE,HuiJGENSPARK22
TELEFOON 11030
EIGEN GEBOUWEN. Bespreking kosteloos
8PEC. BlNNENL. EN INTERN. TRANSPORTEN