Historisch Archief 1877-1940
KERSTSPEL
door Ina Boudier-Bakker
Teekeningen voor de Groene Amsterdammer''' door George van Raemdonck
7* EN klein dienstbodetje was ze, een nienschin miniatuur, inbaar
_j blauw katoenen japon en te groot wit stijf schort.
Doodverlegen en tegelijk trotsch had zij den eersten November aan
haar eersten dienst aangebeld het bovenhuis, waar ze manusje
van alles zou zijn.
't Was een heel ding. Ze voelde zich nog zoo kind op school, al
had ze loffelijk ontslag gekregen en hier, in dat huis, tusschen al
die vreemde drukke menschen, in dien grooten deftigen boel, moest
alles ineens van haar
komen. Alles moest je
weten en kennen .en goed
doen, anders liep het mis
je hadt een verward be
sef, dat er dan iets vreese
lij ks zou gebeuren.
Het kropte de eerste
dagen zóó zenuwachtig in
haar keel, dat ze radeloos
zat te staroogen voor haar
bord te dikke boterham
men thuis at ze altijd
maar dunnetjes niet
durvend ze te laten liggen,
niet kunnende ze veror
beren in haar toegeknepen
maagie. En ze had einde
lijk den knoop doorgehakt,
ze in een hoek van do
keukenkast vermoffcld, en
was 's avonds afgetrokken,
de avondboterhammen
openlijk zichtbaar dragend,
cle andere veilig in haar
wittenzak onder haar japon.
G r o o t e langbeenige
drukke kinderen liepen
haar haast omver in het
nauwe bovenhuis. Ze be
keek ze schuw maar nauw
keurig van onder tot boven
schatte hun kleeren, en
hun bemodderde laarzen
die haar den volgenden
morgen zouden wachten.
Ze moest op een stoel klim
men om te reiken aan de
bovenste plank van de
keukenkast, maar den
derden dag roerde ze al
vastberaden in de pannen,
en haar kleine grauwe
oogen die nog verlegen
ontweken al. die andere
oogen, alsof ze altijd juist
op een misdaad betrapt was, begonnen scherp onderscheidend te
letten op al wat bij haar werk te pas kwam.
En langzaam zakte de schrik veor al dat vreemde, werd het huis
haar vertrouwd. Ze begon met een air van thuis-hooren rond te loopen,
de kamertjes op en af, waar ze 's morgens nut nvvrou.v s.imen de
bedden opmaakte. Wanneer meneer onverwacht iets tegen h:rir zei,
joeg haar dit niet meer zoo'n schrik aan dat /e niets verstond door't
gonzen in haar ooren. Ze wende aan movrouws jachten en verbieden,
trok er zich niet veel van aan ; want /.<? begon een eigen meening te
krijgen, en die hardnekkig met een ouwelijke bedaardheid on malle
wijzige praatjes dóór te drijven.
Eén kamer bleef er nog, waarvoor /e te aarzelen stond eer w binnen
ging: de kamer van den ouden heer. Een oom van mevrouw, die had
n groote kamer boven in huis.
De kleine meid in haar stijf gesteven kleeren ritselde schichtig
achter hem om, waar hij stil zat aan het raam en rookte, schijnbaar
zonder acht op haar te slaan.
,,Morgen meneer," zei haar dunne beneper, stem beleefd, zooals huar
thuis geleerd was.
Morgen," was 't antwoord, met een korten knik, waarin even
de blauwe melancholieke
oogen haar opnamen, met
een weer afdwaalden naar
buiten.
Aan zijn stapeltje kran
ten op de tafel mocht ze
niet komen. Eenmaal had
ze haar mager pootje met
den grooten dikken
stofdoek erin uitgestoken.
vastbesloten om hoewel
met kloppend hart ook
hier haar plicht te doen.
Maar even gauw was zij
a (gedeinsd toen de stem
over de tafel kwam: Daar
blijf je maar af, hoor
kleine: stoffer."
Wat zei die tegen
haar.' Zenuwachtig pro
beerde ze nóg, zich schrap
zettend: Moet ik dan
geen stof afnemen?"
..Xeen. Levensgevaarlijk
om aan te raken."
Ze keek, met een
schic.litigen lach, die haar stram
me kaken zonder
vroolijkheid vertrok, hem aan.
Langer dan zij zelf wist.
Begreep de grap niet, wist
niet of hij kwaad of goed
was. Kwam er dan, al
starend, plotseling achter
Jat zijn oogen betrouwbaar
waron on goedig, en ver
stoutte x.ich tot oen lachje
van verstandhouding.
Dan blijf ik eraf. Dood
gaan kan je altijd nog."
Maar hij luisterde niet,
en zij redde zich op stijve
boenen de kamer uit.
Bijna alleen aan tatol
zag zij hem dan. Als zij
de grooto schalen
binnonbracht, praatte hij soms mot do kinderen, on dan waren er do
rimpeltjes om zijn oogon die zo kondo. En soms ook koek zo over de
leuning neer op zij n smullen gebogen rug wanneer hij do trap afging
on bedacht welvoldaan dat /o zijn jas 's morgens netjes geborsteld had.
Iets had haar geloerd, vele kleinigheden mot elkaar, dat hij bij
meneer on mevrouw niet /oor in tel was.
Hij boeit geen centen," peinsde zo wereldwijs: en haar moederlijk
hart nam b'j x'n jas zijn gelapte schoenen oxtra in bescherming, al>
zo mevrouv.s stem hoorde tegen hem --- vriendelijk maar heel kortaf.
Zij werd in zes weken tijd een wijs meidje. Als ze terugdacht aan
school, leek haar dit- tijd heel ver te liggen, on ze bezon verachtelijk,
wat zo tóen nog voor oen schaap was.