De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 22 december pagina 12

22 december 1928 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 Kerstnummer Boven in huis was een deur opengegaan een voorzichtige voet stap scharrelde naar beneden. De schreiende kleine meid hoorde niets. Ze had haar gezicht in haar armen begraven, haar smalle rug schokte en kromp. i Langzaam op het geluid af, gleed voorzichtig de onzekere schuife lende stap. En toen keek de ouwe meneer" lang en aandachtig naar binnen. Dat was.... de meid. Dat malle grootemenschachtige kind, dat zulke eigenwijze praatjes hield, en zoo paskwülig uit den hoek kon komen. Die hier werkte boven haar kracht. Waar huilde dat arme wurm zoo om?" Uit zijn eigen diepe verloren eenzaamheid, de eenzaamheid van een man wien in het leven alles mislukt is een zaak die gefail leerd was, geld ermee verteerd, de illusie van vrouw en kind eenmaal verstoven idealen gebroken. Een zachte geslagen ziel, die zich verstopte achter wat ruw klinkende dwaasheid, en angstig zich weerde tegen nieuwe genegenheid. Wat is erger dan zoo'n Kerstdag alleen een feest waar je niet Op genood bent niemand je bijzijn verlangt. Er was hem gezegd: De meid was beneden, die bleef thuis. Als hij iets noodig had...." Hij had niets noodig. Hij had gezeten, stil starend, tot hij opgeschrikt was van dat vreemd geluid ergens in huis dat hem opjoeg ongerust.. .. Hij begreep het meteen. Hij zag haar opeens nu: een kind alleen gelaten angstig en bedroefd. Hij keerde zich om en ging terug naar boven. Op het portaal wist hij een kast, en tegelijk den troost. Toen hij wér beneden kwam droeg hij iets. En toen de kleine meid verschrikt haar behuüd gezwollen gezicht naar hem toekeerde, zag ze zijn voorzichtige handen, die iets^wits optilden en op haar schoot neerlegden. Een groote babypop in lange witte bakerkleeren.. .. jaren vergeten op een bovenste plank. Ze gaf geen geluid. Maar op haar schoot, die breed stond als van een vrouw, trok ze hongerig en begeerig het poppekind neer beurde het dan liefkoozend in haar arm, vlak tegen haar schrale kleine borst. Ze was vergeten dat er iemand bij haar stond. Ze begon meteen in verslonden aandacht de Heertjes te onderzoeken, kleinigheden te verbeteren. Jeminee, zat die luier stijf, de speld verroest nog wel! En d'r voetjes bloot. Nogal gezond !" Haar verdrongen, gewelddadig bekorte kindsheid greep gulzig toe, speelde zich zelve troostend in wat voor haar nog behoefte en vreugde was. Maar de man aan den overkant van de tafel zag: de kleine dwaze komediante die allen dag in het echte leven een groteske verschijning bleef, groeide voor zijn oogen in dit spel uit was plotseling volwassen en.... schoon. En voor de tcederheid waarmee ze haar hoofd neigde naar het bundeltje in haar arm, wendde hij de oogen af. Eindelijk opziende zag ze hém plotseling weer. In den blik van haar grauwe oogjes blonk de volle goedheid van haar hart, toen ze hem vol-komen als mede-belanghebbende betrok in haar geluk. Lief hè?" verzuchtte zG wat een beeld van een engel... . En nou zal ik zoo meteen gauw een lekker koppie thee zetten." Hij was gaan zitten aan den overkant van de keukentafel. Ze zag de rimpeltjes om ziin oogen, terwijl hij vredig tuurde naar het late licht dat over de boomen in de. tuintjes gloorde. En haar onzekere ijle stem begon uit een ongekende diepe blijheid in haar hart een oud wiegeliedje te neuriën. (2JR. '

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl