De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 22 december pagina 22

22 december 1928 – pagina 22

Dit is een ingescande tekst.

Ker stnüm Sier' ,,Datis 't mooiste wat ik bezit," heeft ze gedacht, 't allermooiste..." En eens jaren later heeft ze dien glimlach teruggevonden in het ontroerde gezicht van haar eerste kind. Over dat oogenblik schoof een witte glans-die-niet-mecr-wegging. Meermalen ziet ze dienzelfden glimlach mi ook om den kinderlijken mond van Erica, haar jongste. . . . En dan zingt er iets binnen in haar.... 't Is als 'n vergoeding," denkt ze opeens, ,,voor veel zwarte uren...." Maar dan laten de herinneringen haar los, peinzend wacht de werkelijkheid haar op, en zij vindt verwonderd zieh-zelf terug.... Daar staat ze bij het venster, met den leegen kleinen bloemgieter in haar hand, en ze schudt glimlachend haar hoofd en kijkt om zich heen. Wat is er. . . . ? waar was ze toch heelemaal?" Zoekend keert ze zich af: ze doet een paar stappen de kamer in, en blijft weer stil. Eerst krijgt ze erg in de zon: de zon is onverwacht doorgebroken, groote witte wolken vieren feest op de blauwe lucht. De kale vochtige winter-boomen in den tuin glinsteren zilverachtig, de slaperige tuinpaden blinken. In de kamer buigt zich over elke witte warme zonneplek een gelukkige gedachte heen.... Van allerlei gaat Else dan opeens door het hoofd: O ja.... morgen Kerstmis ! Harry thuis van school en Erica.... de denne-boom.... de feest avond .. .. ! En ze moet nog boodschappen doen, gekleurde kaarsen moet ze hebben en engelenhaar, en een groote vergulde ster, en. ...," het breekt plotseling af. Ze wil al tegen dat gaan-naar-het-dorp opzien: Winkelen is vermoeiend en als die pijn dan verergert. ...," ook die gedachte breekt af. Want Else merkt plotseling dat ze geen pijn meer heeft. Weifelend beweegt zij zich, onderzoekend rekt zij zich uit. Werkelijk waar de pijn is er niet meer. Stijf sluit Else haar handen ineen over haar borst, ze buigt het hoofd, en het lichtvan-buiten glijdt over haar heen als een sluier van zilvergaas. Zoo ziet zij ei uit als een bruid van den hemel. Schuchter bidt ze: Vader, als dat kan. . . . als dat mogelijk is, Vader, geef mij dan nog n keer 'n feest-zonder-pijn, misschien is 't mijn laatste feest, laat 't goed zijn, blij.... laat 't zóó wezen, dat mijn lievelingen 't nooit vergeten. . . . God, laat mij nog n keer volkomen gelukkig y.ijn, nog c,:n keer. ..." Ze doet haar oogeti open. Het licht is zoo wit, alles glinstert zoo. . . . Een vrede die niet van de aarde is, waart om haar heen. Als er toch 's'n wonder gebeurde," hoopt ze plotseling, en ver baasd luistert ze naar haar eigen ontroerden lach. ,,') God - (lod in den hemel, als ik toch nog beter werd, toch nog 's heelemaal beter. ..." Een deur gaat open en dicht in het huis. De traptreden ontwaken. Hans loopt naar beneden. Maar Hans houdt altijd zijn stap wat in, als hij naar Eise toekomt en hij doet altijd opvallend-behoedzaam de deur open van een kamer, waarin Else zich bevindt. Nu is het ook weer of hij even wacht, eer hij binnenkomt. Else weet wel waarom hij zoo doet. ,,Hii wil eerst zien," denkt ze, hoe ik ben.... eer hij wat vroolijks durft zeggen, eer hij durft glimlachen." Van verteedering wordt haar lief gezicht nog jonger dan het al is. En met haar beterschap móet ze hem verrassen. Een jongrneisje is ze eensklaps. Ze zet haar handen luchtig in haar zij, ze wipt op haar teenen, haar oogen schitteren. En Hans weet van blije verbluftheid niet wat hij /.eggen moet. Want de Else, die naar hem toekomt, is de Elsc-van-vroeger. . . . Ze bloost, ze lacht een beetje, haar stem zingt: Wij gaan er op uit, hèjongen? wij samen ! Er i;, 'n heele massa te doen ! Help me ont houden dat we de kaarsen niet vergeten, en 't zilvcidraad en de cho'-olade-kransjes en de ringen van marsepein. . . .() ja, en de ster, laten we vooral om de ster denken, Hans." Elke beweging die ze maakt, lijkt op een stillen haU-mgehouden lach. En als we vanavond de Kerst-pakken klaar maken voor de arme gezinnen in je gemeente," bedenkt ze dan weer, moesten we er ook wat extra's bij doen voor de kinderen.... Want dit jaar moet Kerstmis een heel bijzonder feest zijn, een feest zooals.... zooals liet nog nooit geweest is." Hans knikt en knikt weer. Hij wil opgeruimd kijken en hij moet vechten tegen zijn tranen. Dat gaat zoo met een groot meiisch die veel angst uitgestaan heeft en veel zorg: als er een klein beetje geluk komt, vallen alle woorden weg en dan gaat zijn blijdschap verbijstercnd-erg op verdriet lijken. Hans kan enkel maar zijn armen wijd-open houden en Else" fluisteren. Maar dat is ook genoeg. Nu branden de kleine witte lampen in de kerk veel feestelijker dan anders: het is Kerstavond. En de kinderen van de gemeente worden blij gemaakt. Else drukt ze allemaal wat kleurigs in de handen. De meisjes: een slaap"-pop, een aanlokkelijk-rood schortje met plaatjes-zakken", een wollen wintermuts, de jongens: een timmerdoos, een atlas, een electrische zaklantaarn, een paar schaat sen .... En dat is toch zoo'n wonder: ook het onnoozelste voorwerpj<> krijgt wat waarde?-:^=^~ vols als Else het met een hartelijk gebaartje en een lieven glimlach aanreikt. Over hun kleine volle handen heen, kijken de kinderen Else opmerkzaam aan: de her innering komt in hen op aan een tooverlee uit een sprookje. Else is ook zoo wonderiijk-teer, haar stap pen zijn niet te hooren en haar japon, don kerrood en donzig, doet aan zonierbloemen denken. .Maar er is ook iets raadselachtigs om Else heen. iets dat niet met de handen Ie tasten is, dat vreemd-onvatbare lijkt het meest on een gekruisigde!! glimlach. En.. . i- hef verbeelding:' de lichtjes van den grooteii ernstigen denneboom huiveren keel' op keer. .ds Else naar hen kijkt. Else -rhenkt chocolade-melk in, haai'han den bewegen onzeker, en als de kinderen zingen, kreunt zij. Doch niemand kan daar erg m hebben. Want als het stil geworden i-, en zij weer <-p haar plaats /.it, knikt /e opgewekt tegen Han- die een Kerstspnx :k je vel telt, en bij wijz.v van i^roet knipoogt ze tegen Harry en Erica. (>nder\\ijl denkt ze: Als ik eerst maar \\ver tlmi- ben . . . . als ik toch. eerst inaa'' weer thui< ben...." Pijnen ijlen da.ir doorheen, zelfs haai' oogleden worden wit. en in haar hart lijkt het leven te bevriezen. Naderhand weet ze niet goed hoe ze thuisgekomen is. ,.Ecn zdverachtige we^ . . . . maan en ijzel, er hing wat kristal aan de hoornen. en zij 'e, k te z\vt ven .... Een orgel speelde den Epgcl'-nz.aiig, de sterren zongen er bij en God-zelf raakte haar oogen aan. Ja ja, de aarde zonk bijna we^. bijna .... Een men-ch. kan die ook 'óopeii te sterven J. En ze heeft niet gehoord, waar ze het aldoor over hadden : Hans en de kinderen, maai' ze waren bh] .... l'lij," hei'! sa alt ze luid-op. En het U of ze uit "en lichten -la:; p wak ker -i'hnkt. \'erhaa-d ziet -'.e, dat ze in il" kamer met hei blokken-vmir -laat en de kaar-en in den Kerstboom aan-teekt. l Jonker en vervaarlijk komt meteen midden in het leerdicht - het lijden naar haar toe. Haar fijne ivchte schouders klommen al- onder den la-t van een kruis. En elk kaarse-vlammet je dat be-ehroonid-blij onder ha,ir onzekere handen op-pnngt, ontwringt haar een zucht .... En toch moet ik meedoen," hijgt ze, ik moet toch.... Eigen- in huis lacht Hans. Het i- of die lach aan de kamerdeur klopt en dringend vraagt om binnengelaten te worden. De kindereu zingen een kort hel schatert je -laat er dwais door heen. Zie je," zegt Else weer, d.'it :"au n.iet weggaan : dat moet blijven..."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl