De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 22 december pagina 23

22 december 1928 – pagina 23

Dit is een ingescande tekst.

Kerstnummer 23 Met liefkoozende handen neemt ze de geschenk]es op, en schikt ze zorgvuldig rond den voet van den glinsterenden boom-dic-al-feest-viert. Peinzend aait ze de kleine cadeaux.. .. Een witte vroolijke winter middag nadert en ze weert hem. Och goed Kerstkindje. . . . m'n verwachting van gisteren.... en nu en nu....?" Verdriet kreukelt haar voorhoofd, haar fijn lief gezicht verarmt, ,,'t Mocht niet," fluistert ze. ,,'t mocht niet een feest zonder pijn mocht ik niet hebben." En weer krimpt ze ineen en kreunt het kan nu nog wel: ze is nu nog alleen uit een vreemde verte nadert de pijn, klimt als met spitse zware voeten-van-ijzer door haar heen en verdwijnt.. . . Als Else zich dan weer oprichten kan, en naar de Kerstboomlichten kijkt, kruipt er een glimlach door haar tranen heen Want dat is zoo wonderlijk: als de pijn even wijkt, is die groote vrien delijke Den dadelijk de mooiste Kerstboom dien ze ooit gehad hebben, al zijn goud-groene en zilverachtige en roode sieraden glinsteren als bloemen-van-licht, over het engelenhaar zweven herinneringen.als-sprookjes, en in de glans van de groote vergulde Top-ster glimlacht een heiüg Kind. In gedachten kijkt Else rond. Boven de deuren en rond de portretten van de grootouders hebben Hans en de kinderen kransen van hulst vastgeprikt. Warm doet dat aan. Nooit zijn hulstbessen zóó mooi en nooit zeggen zij zoo veel als op Kerstavond. Het blokken-vuur in den haard knap pert lekker-winters en het legt een zachtrooden gloed op de lieve oude dingen van ?de gedekte tafel: de ruitjes van het kristal lijken op kostbare steenen. Het zilver .heeft lange vroolijke lichtlijnen en over liet witte tafelkleedje-met-kant schuift ?een geel-rose weerschijn. Vredig-vroolijk is dat alles.... Onbewust geniet Else ervan, ze zucht ?van genoegen, en als een gelukkig kind ?vouwt ze haar teere handen tezamen. Maar dan komt de pijn terug, och, die felle stekende pijn ! En zie nu hoe spoe dig de glanzen dooven, en de boom versjofelt, en het feest verlept ! Else schreit zonder tranen. Wat wil ik toch?" mompelt ze, wat doe ik. . . . ? ik kan immers niet? Ik kan niet. ..." En dan klopt zacht een vingertje aan ?Ie gesloten kamerdeur en het zachte vleiende stemmetje van Erica dringt: ...Is 't gauw klaar, Moeder? Moeder, mo gen we al binnenkomen?" Kr is een lach in dat kloppend*; vingertje, er is een groote verwachting in het vragende ,-temmetje. Else hoort dat - zij moet een paar maal kuchen eer ze iets /eggen kan dan belooft ze: Dadelijk mag je ko men.... dadelijk lieveling." En die woorden lijken krom te trekken .in haar mond, want de pijn houdt aan, en scheurt en rukt. . . . Het is of Else's moede hart nu dadelijk in duizend kleine' scherven .zal springen. Eangzaam-moeilijk -zooals een heel oude vrouw het doen zou richt zij zich op. . . . lui dan schrikt ze: een wanhopig gezicht staart haar aan uit den verlichten spiegel. Kijk dat ziin oogen die alk s reeds opgeven willen, zie toch -- dat zijn oogen die alles reeds loslaten : ? de heele wereld, en Hans ook, en ook de kinderen. Met een gebroken stern stamelt Else: Kerstkind, ik .over. neem mij maar weg, Kerstkind." Meteen verlaat de pijn haar weer een oogenblik. En clan is daar vlakbij Hans' jonge warme stem: .. ? ons...." En Else glimlacht ! Het lijkt onwaarschijnlijk, en toch is het waar: ze kan nog altijd glimlachen. Zie maar: als ze haar handen stijf ineendrukteii op haar ,fanden bijt.... o ja, dan kan ze het nog wel, zie maar /.ie maar. . . . En net als op andere jaren, klapt Else in haar handen: Alles is klaar, jullie moogt komen, kom jullie maar...." * * * Dicht zijn ze om den blinkenden Kerstboom heengeschoven, en ze kijken met stille oogen naar de trillende lichtjes op, en ze zingen een kinderlijk liedje. . . . Maar hun stemmen zijn beschroomd, en hun monden ook. Hoe dat toch zoo is. . . . ? Ja, er gaat wat heiligs door het huis, er is iets-anders Heeft er ooit zóó een ster geglansd, een ster van bordpapier, als op dien avond ? En is het ooit eerder voorgevallen dat een brandende kleine kaars veranderde in een juichenden verkondiger van groote blijdschap, een heiligen boodschapper....? Wie ging er toch ook geluidloos door den grilligen schemer?; en wie wandelde er onzichtbaar door het licht ? Elk woord dat ze tegen elkander zeg gen, klinkt ongewoon, en /.ij spreken heel zacht. Erica mag de Kerst-geschenken aan reiken, en ze doet dat met plechtige gebaartjes, voorzichtig-bhj, als in een kerk. Hans krijgt het boek dat hij zoo graag hebben wil. Hij bladert er in, en hij wil vroolijk-luid praten doch hij fluistert alleen maar, hii fluistert. Moesje.... kinderen, ik zal er zoo zuinig op wezen, 7.00 zuinig. ..." Eu Erica's kleine blonde gezicht straalt van verrukking als z.e de zorgzaam ver pakte doos openmaakt en het thecservicsje met de roode bloemetjes ziet.... Maar ze danst er niet mee in het rond zooals ze anders gedaan zon hebben ze schatert ook niet n keer. ... Ze durft alleen maar heel zacht laHien. ,,() Moes.... o I'aps...." En dan blijft ze steken, maar ze zoent de kopjes bijna. . . . llarry mag thee prcsciiteeren. thee met chocola de-kransjes, l iefaandachtig doet zij dat in haai bloeiend jong ge zicht is haar zeldzame glimlach een leestop-zich-zclf maar zu doet alles zoo stil. de kopjes die ze aanreikt rinkelen niet en zij ioopt op de teeneii. Alles lieeli iets ouwezenlijks dien avond, ook het meest-gewone . . . . l nssclien twee pijn-vlagen in, denkt Eist- Wat is er toch:' wie is er....? wat gebeurt er t< ich .,...' llarry buigt zich over het glanzende nieuwe naaidoosje heen. en beknkt de aardige voorwerpjes er in, en wil die opnoemen - maar ze /.egt niets. Alleen haai' vingers wijzen alles aan: het gladde zwarte speldciuloo^je met het leuke plaatjes-deksel en den grappigkleiiieii naaldenkoker, en de klosjes met de gekleurde zi]. Kijk kijk," zeggen 'laar vingers. Haar mond zwijgt. Alleen Else lacht liet vuur in den haard houdt een oogenblik op met knapperen, eu de wind, in de groote blinkende ruimte buiten, !s een oogenblik stil. Else beziet haai geschenk: de sprookjes-schoenen van grijs leer n.et bontrandeii, /c steekt er haar handen in eu ze lacht. Een lach als een gebroken neurie is dat, een lach als een liedje dat midden-in afbreekt. Die het gehoord heeft, zal het nooit kunnen vergeten. En wat nog vreemder is.....' Else die haast nooit meer aan een maaltijd deelnam heett ook gegeten, dien avond. Het witte tafelkleedje wordt neg glanzende!', het kristal fonkelt

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl