Historisch Archief 1877-1940
24
Kerstnummer
nog vuriger, en zie toch hoe de schotels blinken.. . . ! Else eet
van alles eet ze, oh, heel weinig, maar ze eet toch....
Wat ongewoons is daar wel bij, ze hijgt een beetje onderwijl, en
haar wangen worden vochtig-warm.... In haar schoot ligt een
kanten zakdoekje met gaten.
Maar niemand die het merkt.
Hans leest wat voor uit den Bijbel. En nooit te voren is hetgeen
hij leest, zoo dicht genaderd tot ieders hart.
Een kleine stal zien ze, en een pasgeboren kindje en een liefhebbende
Moeder, ook zien ze de Herders in het veld van Bcthlehem, bij de
slapende kudden, en bij de drie Wijzen zijn ze zelf ook, en volgen de
ster door den feestelijken nacht.. . .
In de kamer wordt het dan nog wonderlijker.
Het is of uit elke diepe plooi in de gordijnen en uit eiken fluistertik
van de klok een lieve goede gedachte te voorschijn komt.
Hans zucht, en die zucht heeft wat juichends. Harry's zijden
kleedje ritselt fijntjes, er is wat blij ds in dat ritselen. Erica wrijft
zacht haar handen tegen elkaar. ... en ook dat kleine geluidje klinkt
verheugd.
Doch dan komt er een oogenblik dat ook het nietigste gerucht wijkt.
De wereld wordt zoo ijl als een zwevende sneeuwvlok, zoo ontastbaar
als een manestraal.
De kamer-dingen vervagen tot lieve herinneringen, de daagsche
dingen schuiven naar een wazige verte, en het léven-zelf lijkt weg te
glijden op een glanzende ster.
De blanke stilte is als een kristallen brug, een brug waarover de
zielen gaan van lieve afgestorvenen: en zij brengen allen een lieflijke
boodschap van vrede en heil, uit de eeuwigheid mee.
Het is Else of ze uit zich-zelf treedt, en uit haar pijn. . . . En dan
weet ze niet goed meer waar ze is. Het geluk in haar wordt zoo groot.
zoo onaardsch. ... Ze moet er haar handen van vouwen, en
vredigverzonken als door een afstand van jaren heen kijkt ze naai
Hans en de kinderen....
Vager dan Else, voelen ook zij iets van een heilige saamhoorigheid..
Later zullen ze het zich te binnen brengen....
Hebben ze God niet ontmoet, dien avond? Hebben ze niet van
aangezicht tot aangezicht de liefde gezien?
Else weet nu dat een mensch ook van vreugde als verstijven kan.
Een droom zweeft voorbij de avond-zelf. . . .
Toen de kaarsen-lichten klein werden en uitdoofden, heeft
Hannog trachten te /eggen wat hij gevoeld heeft: Het is of hier in d<
kamer het Kerstkind geboren is, lilse."
Else antwoordde niet.
Doch later als ze de trap opgaat naar haar kamer, loopt ze /-«K
feestelijk-luchtig en zacht of ze nog de ster van de Wijzen ziet. ,,Wanf
dit jaar is Kerstmis een heel bijzonder feest geworden, een feest
zooals er nog nooit geweest is. ..."
En een glans lijkt er uit te gaan van Else's verheerlijkt gezicht.
als ze fluistert: Vader. . .. Vader, ik dank U, dat U mij dit no^
hebt willen geven."