De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 22 december pagina 29

22 december 1928 – pagina 29

Dit is een ingescande tekst.

DE WAARD UIT DE VRIENDEN VAN MELPOMENE" door Ant. Thiry met teekeningen voor de Groene Amsterdammer" door Fred, Bogaerts Voor onzen Pet «'r Nr EEN, nog nooit o hadden ze binnen hun olmen-beplante veste zoo'-nen vreemden, hooghartigen vent gekend al? hij. Niets anders was hij dan de baas van een klein, in een stil zij straat j e gelegen cafégenaamd: ,,De Vrien den van Melpomene", waar slechts wat oude heeren hun pint j e gingen pakken, maar naar niemand, zelfs naar den burgemeester niet, keken de menschen met zulk ontzag op als naar hem. 't Was curieus. Als ze 't over hem hadden, zegden ze niet: Flup uit ,,De Vrienden", zooals ze b.v. zegden Gust uit Hei Kruiske" of Krist uit ,,Hcl Groen/uu's", maar ze noem den hem altijd eerbiedig' Mijnheer Filip. Xu, te verwonderen was dat niet, want 't was een echte seigneur. Hij was al op jaren en zilver-wit van haar, maar hij liep nog recht en fiks en zijn zwarte kleed ing was steeds voornaam-verzorgd als kwam hij uit een kastje. Zijn trage, gemeten processie-stap en zijn plechtige, rustige gebaren, de manier waarop hij zijn bleek, scherp-gesneden ge zicht met de rechte, vooruitgestoken kin, de gelige pluissnor en de peinzende, halfgeloken oogen over de menschen en hun drukte kon laten gaan, gaf hem iets aristo cratisch als van een prins. Vreemden, op overkomst in het stadje, die hem niet kenden en hem zoo toevallig met zijnen flambard op en zijn zilver-bebolden stok onder den arm op straat tegen kwamen, stonden altijd getroffen te kijken en wilden dan ook geerne weten wie en wat. Doch als men het hun dan zei, lachten ze ongeloovig en hieven den elleboog op. Toe ! dat maakt g'ons niet wijs !" zegden ze. Dat een cafébaas?.... Neen, broer,gr vangt ons niet !" Er kwamen daar dan natuurlijk altijd veel woorden bij te pas om ze t'overtuigen. En 't slot van 't lieke was dat men aan die ongeloovige thomassen Mijnheer Filip zijn geschiedenis begon te vertellen en afsprak hen bij de eerste gelegenheid mede te nemen naar ,,De Vrienden van Melpomene" om liet hun met eigen oogen te laten zien. Dan zwegen ze stilaan en luisterden met groote noren. Want al leek het oppervlakkig een heel gewone geschiedenis, zoo eene van mislukking en desillusie lijk er honderd duizenden zijn, nu ze hem kenden deed het hen vol spijt den kop schudden. Hier zagen ze nu immers eens iemand die 't vast en zeker had moeten winnen en het heel, heel hoog zoti hebben gebracht, had hij maar de kans gehad zijnen eigen weg te gaan. En och ! hoe duidelijk en klaar had lui dien weg niet gezien ! Men moest oude menschen. lijk Grootvader b.v., die als kind samen mei hem hadden gespeeld en met hem waren groot geworden, daarover hooren «m dat goed te begrijpen ! Als Grootvader op dat kapittel geraakte wist hij niet gauw van uitscheiden. De eene anccdote volij'de op de andere, een klein roman groeide er uit op en daar paradeerde' dan als levend de jonge Filip vóór onze oogen ' 't Was maar de zoon van een klein, antiek barbierke uit het Wijngaardstraatje, en zijn moeder borduurde op 't raam, maar nooit was er een jongen geweest of zou er nog eenen komen, die 't heele jongensleven van ons stadje eenige jaren lang zoo domineerde als hij ! Van heel vroeg reeds, van als In] maar pas zijn eerste eonimimie had eedaan, wa-* hij al de baas van 't klein' volk uit het Wijngaard straatje en van daarom trent. Schrik kende hij niet, in 't loopen en sprin gen bij barre, pottekestamp, piepenborg, riemen of wat dan ook was hij den rapste af. En ook was er geenen eenen lijk hij die zijn kornuiten zoo kon organisecren en medesleepen om ze bij gevechten met déjong' van andere straten naar den zegepraal te voe ren, 't Stadje stond ervan op zijnen kop. 't Een straatje na 't andere moest eraan gelooven en zoo van zelf, omdat het toch altijd veel plezieriger is klop te geven dan klop te krijgen, liep ook 't een straatje na 't andere naar hem over, zoodat hij ten leste vijandelons wicrd en alle broekventen onderzijn generaalsdiap tot n groot regi ment kon organiseereu met korporaals, sergeanten, lutenants en kapiteins, precies lijk bij de garde-<;ivi: me. En 't was niet alleen, zooals het bij de groote menschen toegaat, om te domineeren en den ja;i uit te hangen dat hij generaal was, hij werkte met zijn mannen ! Van zijn vader die trommelaar bij den troep wasgeweest, 1,'erde hij zoo een beetje van exercitie'* en com mando's en andere soldaterijen, en 't was de moeite waard om hem Donderdag's acliternoens op 't Kerkhofplein aan den gang te zien bij het drillen van zoo'n tweehonderd apen van jongens met houten sabels over den schouder en behanepluimde steken op den kop. In de groote vacantie trok hij er zelts mee naar de Kloosterhei om er te kampen en er loozen oorlog te spelen, en 's winters liet hij ze op de Mollvcst sneeuwforten bouwen die dan met wolken sneeuwballen werden belegen! en ingenomen. Ja, een kleine Napoleon was het .' De menschen in de stad zegden allemaal: Flip van Jan Haibter die wordt nog eens generaal ! Dat kan niet anders immers, t /il er in gebakken !" Met 't groot er worden vel flauwdc zijn ijver wel voor dit soldaatjcs-spel en toen In] zijn eerste lange broek aankreeg was zijn Iegerk<- al lang uiteengevallen natuurlijk. Ma.n 'les ie feller gingen dan ook zipi ver

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl