Historisch Archief 1877-1940
36
Kerstnummer
Roode Koning", in drie bedrijven, en bracht
ons Christiaan van Denemarken voor de
oogen, die brutaal gescheiden van zijn
zoetelief Duvekin te Lier in ballingschap werd
gestopt. Het eerste bedrijf bracht ons te
beeld zijn aankomst met zijn oude voedster:
Birgitte en zijn lijfridders: Kabbeler,
Rosenspar en Ruder, zijn kennismaking met 't
magistraat van ons stedeke, clat hem welkom
kwam heeten en dan zijn verbittering, zijn
woede en zijn wanhoop. In het tweede zagen
we hem vol spanning plannen smeden voor
zijn ontvluchting en voor het terug ver
overen van zijn troon. In het derde stond hij
tegenover het verraad van Rosenspar die
alles bij zijn vijanden was gaan verklikken,
het tegenhouden van Kabbeler en Ruder
die kost wat kost wraak wilden nemen en
dan zijn koninklijk berusten in zijn
vcrstootelingenlot.
Meer dan twee uur duurde de voorlezing
en de .Vrienden kwamen zoo onder den
indruk dat de sigaren uitgingen en de wijn
onaangeroerd bleef. Ademloos en wit als
lijken zaten ze daar en nog lang nadat
Mijnheer Filip het woordeken: doek, uit
sprak en den cahier toesloeg, zaten ze daar
nog zoo.
De eerste die terug bij kwam een beetje
was Jefke Boon. Hij liet een zucht als een
peerd, stond recht, stak twee bevende
handen uit die Mijnheer Filip's hand grepen
en schudden, en met een stem, gesmoord van
ontroering, sprak hij moeilijk:
,,Proficiat. . . . Kolossaal is 't !.... Ken
meesterstuk !"
't Was als een teeken. Want nu rezen ze
allemaal recht, drongen met uitgestoken
handen en geestdriftige proficiats naar
Mijnheer Filip toe, die daar al even ontroerd
zat met pimpelende oogen en een
lachtrillenden mond. Ze luchtten zich allemaal
ondereen:
Jef zegt het goed. . . . Ken meesterstuk !
.... Een meesterstuk."
Da'kan Nestor de Tière nog ni !"
We moeten het spelen !. . . . Peinst eens,
iets van ons eigen !". .
Da's e' gedacht. .. . Voor eenen
enkelen keer zal 't wel mogen !.. . .
'k Ga 't zelf aan Doktoor Broeckaert
vragen !"
En nog veel meer zegden ze, ver
deelden al de rollen ondereen, noem
den namen van vrouwen, die den
voedsterrol zouden kunnen vervullen
en vroegen tusschendoor aan Mijn
heer Filip wat hij ervan dacht.
Doch hij schudde van neen.
,,Dat zal niet gaan. . . ." sprak hij
en hij pakte zijn cahiers te samen,
wond er een koordeke rond, haalde
daarop uit een zijkamer een maho
niehouten kistje, zoo iets als een
reiskoffer in 't klein en borg er zijn stuk
in weg.
Ziet...." sprak hij verder. Hier gaat
het nu in en hier blijft het in. ... Zoolang
da'k leef komt het er ni-meer uit. ... 't Is
iets voor na mijn dood. ..."
De Vrienden protesteerden, sloegen
nietbegrijpend de armen omhoog. Een stuk dat
te Lier speelt en dat zouden ze niet mogen
opvoeren ! Dat kon toch niet ! Dat mocht
hij niet willen !
De eene drong aan om wille van dit, de
andere om wat anders, doch wat die veertien
avocaten ook pleitten, Mijnheer Filip bleef
zijn grijs hoofd overentweer schudden.
Dringt nu niet aan," bad hij
zachtbeslist. Of 'k zou er nog spijt van gaan
krijgen het u te hebben laten zien.... Als
't u blieft, laat het, of 'k lees nooit iets
meer voor."
Hebt ge dan nog wat?" vroegen ze ver
wonderd.
Dat zult ge later wel hooren. ... Op n
conditie: clat ge mij niet lastig meer valt om
het te laten spelen .... Want ik doe het toch
niet !"
Als 't dus niet anders kon, ja, dan deden
ze 't maar. Doch 't was spijtig en 't bleef
spijtig, danig spijtig, vonden ze. 't Ware toch
zoo schoon geweest, ni-waar? In alle geval,
daar kwam nog, en clat maakte hun ont
goocheling een beetje goed.
Mijnheer Filip liet ze niet lang wachten.
Geen twee maand kentelden voorbij of Jefke
Boone kon de Vrienden weer eens gaan op
roepen voor een reunie.
Weer een buitenkanske !" lachten ze
alle veertien. We komen, vast en zeker !"
Er was weer wijn en er waren sigaren en
Mijnheer Filip las zijn tweede stuk voor dat
heette: De Noormannen.
Firik was de hoofdman der Vikingers
dieLier binnenvielen en hij was het die eigen
handig den mislezenden priester Kngelbertus
in Sinte-Gommaruskapcl het hoofd insloeg
met zijn bijl. Tijdens zijn verblijf in de stad
vatte hij liefde op voor een meisje Livia, die
hem echter tot inkeer brengt en hem het
kristehjk geloof doet omhelzen. Al beminde zij
Eirik danig, ze weet hem te bewegen eremijt
te worden en in de hei voor zijn misdaden
gaan te boeten. Zij/elf verlaat vader en
moeder en den speelgenoot harer kinder
jaren die haar als echtgenoot was voorbe
stemd, en gaat het klooster in waar /e
voor Eirik bidden en lijden zal.
Vijf bedrijven telde dit nieuwe drama en
VERPAKTE
't duurde bij de drie uur eer Mijnheer Filip
het heelemaal gelezen had.
Da's nummer twee dus !" sprak hij en hij
glimlachte voldaan.
De vrienden waren in de wolken erover.
Ze luchtten hun bewondering nog luid
ruchtiger dan den eersten keer, roemden
den bouw en de karakterteekening en den
climax en wat niet al, en intusschen wond
Mijnheer Filip weer eens een koordeke
rond zijn cahiers, haalde zijn mahoniehouten
kistje en borg zijn Noormannen bij Den
Rooden Koning.
En komt er nog ?'' vroegen ze nieuwsgierig.
'k Weet het niet.... Misschien wel...."
antwoordde hij monkelend.
En ja, ze zagen het duidelijk, er zou nog
komen. Want meer en meer liet hij zijn caf
over aan Melanie, langer en langer werden
zijn wandelingen langs den kronkelenden
Nethedijk naar Duffel toe ofwel den anderei:
kant uit tot ver voorbij Grobbendonck, en
nacht aan nacht bijkans brandde er licht
boven in de hniskrmer.
lui niet alleen de Vrienden volgden dat,
maar iedereen in 't stadje was er mee bezig.
Totdan toe hadden de menschen wel respect
gevoeld voor Mijnheer Filip, gemengd met
iets als medelijden omdat hij geenen generaal
was mogen worden en zich had moeten
paaien met wat tooneelspel. Maar nu groeide
er een groot ontzag voor hem in aller harte.
Want niet den inhoud, alleen van zijn stukken
kenden ze. Felix Verdickt, een van de Vrien
den, een man met een geheugen als een paard
en die, van eenen enkeion keer te hooren,