De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 22 december pagina 45

22 december 1928 – pagina 45

Dit is een ingescande tekst.

BET, DE WERKVROUW door Johan de Meester (met teekeningen voor de Groene Amsterdammer" door Pol Dom) zou ik u dezen kinderlijken eerbied niet toevertrouwen? In mijn jeugd is hij achtergebleven, maar oprecht is hij geweest en verklaarbaar was hij toen uit een mij aangebracht vaag besef, dat het ongewone en het buitengewone elkaar niet steeds, maar dikwijls dekken. Een koning is iets buitengewoons, dus kan zijn aange zicht niet gewoon zijn. Misschien zag men dat op een dubbeltje niet, maar de koning van een rijksdaalder had waarlijk een heel bijzonder gelaat, zooals hij mij tegenblonk op dien verjaardag, toen tante Maria mij daar mee verraste. Helaas heb ik destijds niet leeren begrijpen, dat gén stelling zich zoo maar omkeeren laat. Toch aanschouwde ik de praktijk dezer waarheid, zooals ik die te vaak gewaar word gisteren nog aan ('ateau vun (inephoeck, iemand immers van oude beschaving, van wat men noemt zér goeden huize, die ik weer eens heb mogen hooren, pleitende voor de Rechten der Vrouw. Hetzelfde gezicht had ik 's morgens gezien, dezelfde stem klonk door de straat: liep juflnmw Van Gnephoeck daar schelvisch te venten ? Vooral de verlokking: ,,vva'r fin je se soo?" had het rake van emancipatie-debat. Waarmee niets anders wordt bewezen dan de spottende grilligheid van de natuur, voor standsverschil haast stomp als Rusland. Lijkt juffrouw Van Gnephoeck ruw als die vischvrouw, Bet de werkvrouw was een lady, al hield haar kleeding zich aan haar stand. Het was hcelemaal een wonder. Indien ooit het zelfstandig naamwoord, dat haar beroep te kennen gaf aan wie, gelijk belasting-mannen, den term particu liere" verwierpen, als treffend-juist heeft kunnen gelden, dan bij die werkster zonder weerga. Zal 't in de toekomst mogelijk zijn, zooals nu reeds de stem bewaard word't bij iemands borstbeeld of fotografie, het wezen in actie duurzaam te filmen, een dag, een och tend van Het de werkvrouw kome in het Menschkundig Museum, dat immers een Levenspanopticum zijn moet. Den Dag-des-Heeren uitgezonderd, was ?de dag voor deze werkvrouw een werkdag. Zij werkte - - ze moest wel, om geld te ver dienen; maar ook om den arbeid, die altijd haar hart had. Des Zondags deed zij zoovee! als mocht, de andere dagen meer dan moest. Hoewel gevoelig voor lof en belooning, ver richtte ze alles om toch maar te werken, gehoorzamend aan haar instinct tot doen. Ken wonder ook door taaiheid van werk kracht. Want hoewel evenmin groot als forsch, scheen ze onvatbaar voor vermoeid heid. Hoe zij eenmaal mocht zijn geweest, toonde haar kleinkind, tenger meisje, stellig het evenbeeld harer jeugd. Maar een nuf van twee generaties later, verloofd met een procuratiehouder. Bet slaagde er nooit in dit woord te onthouden, verward rakend in dat pr en r en den drievoudigen N.V. J. S. MEUWSEN'S Grootste keuze. . . . STETSONS klank van klinkers. Wel wist ze: deftig was deze aanstaande en Liesje's groot vader was maar een werkman. Was die dat nog, of was hij dood? In bijkans vijftig jaar hoorde Het niets meer. Zij was hem ont vlucht, hij zocht haar niet na. 't Stond vast : de stad had hij verlaten. Zij had dit heenga ai i nooit betreurd: zijn zoon bleef haar, dat was genoeg; verlaten vrouw, maai' echtgenoote: de jongen droeg zijns vaders naam. Uiterlijk leek hij op zijn vader; innerlijk niet. den Heer zij dank. Natuurlijk had zij hem doen schoolgaan, twee jaar langer dan moest en gebruik was, maar zoo werd liij bekwaam voor zijn vak: me-ka-ni-sjen, een lastig woord, nochtans had Het het leeren ont houden. Hoeveel was daar niet mee gemoeid, hoe had ze gezwoegd en getobd en gespaard om d'r jongen zoover te brengen ! Want had In] God-dank niet zijns vaders inborst van diens vadsigheid erfde hij wel. Xog goed dat ie vroeg was verliefd geraakt: het had hem geholpen bij 't stedeeren. Toch zou-d-ie het verder hebben gebracht, /onder dat haastend verlangen naar trouwen. Kn zij, nooit zei ze er iemand een woord van, maar het geluk uit haar leven was weg. Want zij en Mien, het ging niet samen. Kn niet wijl ze wist dat Mien haar niet lustte hoe zou ze 't van zoo'n dame vergen ! Maai omdat Mien hém niet wezenlijk liefhad, niet echt beloonde niet wederliefde, als zijn aanhankelijkheid verdiende. Die ergernis werd de ramp van haar leven alleen door te werken dacht ze aan wat anders Ook hiermee bleef ze Het de werkvrouw. Xadat zi; jaren alleen gewoond had, in een zolderhokje niet ver van [acob, kwam 'n goed-achtergebleven wedimw met het voor?-tel haar bij d'r te nemen: ('?('?n dag in de week zij geheel voor de woning, verder vrij om uit werken te gaan, met kleine verplich tingen 's morgens en 's avonds. Het nam het aan, niet om ruimer behuizing, maar om het voordeel, wegens het sparen. Haar ijzeren kistje borg ze op zolder, waar de weduwe, Biecht ter been door het water, nooit kwam, misschien nmaal geweest was. In dat kistje lag ook haar Goud, haar trouwring, iiaars vaders zware horlogie en het slot van een bloedkoralen halssnoer dat verder was verloren geraakt. Mien, zoo wist ze wel, loerde daarop. Alleen op liet slot, ook op het horlogie? Wat zijzelf met de dingen voor had, wist ze eigenlijk evenmin. Maar afstaan deed zi| niets vémr d'r dood. l )an ? zou het dan voor Kiesje wezen, haar petekind, al was 't //<v/ Het".- Voor Jacob, zoo het ooit overwerkte zenuwen kalmeeren en worden gesterkt door z&ruvurfaöfeüen ' Buisje 75ct. Bij Apoth.en Drogisten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl