De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1928 22 december pagina 53

22 december 1928 – pagina 53

Dit is een ingescande tekst.

HET KOOPEN VAN KERSTGESCHENKEN HET KIND IN DEN MAN door A. B. van Tienhoven 1\ TIETZSCHE heeft in Also sprach A.^1 Zarathustra" beweerd, dat de man een kind gelijk blijft, en dat de vrouw in den man het kind moet zoeken. Hij heeft dit alles nog al zwaar opgevat, iets waar hij van zijn standpunt als philosoof groot gelijk in heeft gehad, daar duisterheid het succes van wijsgeeren altijd zeer ten goede komt. Maar niettemin heeft hij gelijk, en het meest duidelijk blijkt dit bij een man in een speelgoedwinkel. Wanneer een vrouw iets voor een kind gaat koopen, bijv. een teddybeer, gaat ze rechtstreeks naar de afdeeling teddyberen, zoekt daar een beest uit van de groote, die ze verlangt, vraagt of ze nog andere beren zien mag, laat alle beren van zak formaat af tot levensgroot toe op een rij zetten, informeert verder of de beer, dien ze hebben wil, sterk is, tegen droogte en vocht kan, al of niet af geeft, gewasschen en gerepareerd kan worden, als hij stuk gaat, of hij van goede kwaliteit pluche is, of hij niet slap wordt in het gebruik, en of hij geruild mag worden. Dit zijn allemaal dingen die behooren bij het ritueel van boodschappen doen. Maar ze koopt den beer, zonder zich met andere zaken in te laten. Vergelijk hiermede echter den man, die genoodzaakt is een paar geschenk]es te koopen voor de kinderen van zijn vriend of bloedverwant, ter gelegenheid van Kerstmis. Die doet in zulke gevallen recht streeks dwaas. Loopteen man een speelgoed winkel binnen of langs een speelgoedafdeeling, dan is hij nog lastiger dan een klein kind. Elk lokaal heeft zijn eigen sfeer, waar je op afstemt, als je er binnen komt. In een kerk word je altijd een beetje stil, in een bar met muziek een beetje luidruchtig, opgewekt, op een receptie verlies je een deel van je verstandelijke vermogens, en ga je je béte voelen, en in een speelgoedwinkel word je kinderachtig. Daar ontwaakt recht streeks het kind in den man. Je moet er bijv. een paar geschenk]'es koopen voor een jongetje van elf en een meisje van dertien. Je gaat er welgemoed binnen, om er iets passends uit te zoeken. Er is veel. Er is in een speelgoedwinkel heel veel. Een speelgoedwinkel bevat alles in het klein. Het is een microcosmos van viltkarton en papier-maché. Maar alles is er in een lieftalligen vorm, in het klein, en eenigszins in caricatuur. Deze wereld nu treedt ge binnen, en de gezellige bontheid bekoort u. De dingen zijn leuk en aantrekkelijk. En voor ge er op verdacht zijt hebt ge een rammelaar in de hand. Een harlekijnachtige rammelaar, wiens ingewanden bestaan uit welluidende bellet jes. Het geluid ervan verrast u. Ge rammelt er mee met welbehagen. Ge neemt den schijn aan er mee te rammelen om het voorwerp te beproeven, maar ge rammelt inderdaad slechts voor uw eigen plezier. Al uw kinderlijke onschuld breekt in uw binnenste los. Ge zijt het niet heelemaal bewust, maar ge rammelt er precies zoo mee als een baby van zes of zeven maanden. Ge zijt slechts te oud om er bij te gaan kraaien. Dan komt de juffrouw op u af, en prijst den rammelaar. Maar ook een anderen lamme laar recommandeert ze u, een veel leukeren, die een gekker kop heeft en een blaasbalgje onder zijn roze flanellen kleed ver bergen heeft, en die als ge er mee zwaait een symphonie voortbrengt van piepmuzick, en belgerinkel, dat vriendelijk wordt voort gebracht door koperen belletjes aan zijn narrenkap. Ook hiermee gaat ge verheugd rammelen. En dan geeft de juffrouw u wollen beesten, honden, apen en katten en giraffen, en paarden en koeien en leeuwen en tijgers. Ook hierin schept ge een ongepast vermaak. (ïe probeert of ze piep zeggen, als ge in hun buik knijpt. Dat probeert ge bij allemaal, en allemaal maken ze precies datzelfde geluid, of ze huisdieren of herkauwers, of verscheurende; dieren zijn. Zonder uitzon dering laat ge ze piepen. Ge, kunt eenvoudig niet meer nalaten ze in den buik te knijpen. Maar er is een beer, die brommen kan. Hij bromt, als ge hem voorover buigt. Dat is bar leuk. En de andere beer, die duikelt als je hem opwin t aan zijn achter poot, en al duikelend bromt, steeds maar bromt, amuseert u, zooals hij misschien nooit een kind arnuseeren zal. Tot de juffrouw door een grceiend onge duld geteisterd, u vraagt, hoe oud het kind is, waar ge iets voor zoekt. En de kinderen zijn elf en dertien jaar Ge kunt dat niet zeggen, want dat is absurd. Maar ge kunt ook niet zeggen, dat ge voor eigen vermaak met den koopwaar aan het spelen waart, want dat is strijdig met uwe waardigheid. Ge zijt misschien wel een geridderd ambtenaar of een ge pensioneerd overste of een kamerlid, of directeur van een groote handelsonderne ming, en zulk een maatschappelijke positie verbiedt u ten eenenmale te spelen met rammclaren en teddyberen. Uw figuur zou dan alleen gered kunnen worden door het bestaan van een zuigeling onder uwe ken nissen of familieleden. Ge zoudt alles over hebben voor een zuigeling, die ge met goed fatsoen iets geven kunt. (ie zoudt uwe eerbare nichtjes een natuurlijk kind kunnen toewenschen, alleen om uit dit geval van gêne met goed fatsoen geied te zijn. Maar ge brengt het met alle macht niet verder dan een achternichtje, dat pas geën gageerd is met een eerste jaars student en in de eerste tien jaren het moedergeluk nog niet machtig zal worden. Ge bent de juffrouw in het geheel geen rekenschap verschuldigd, en ge zoudt rustig een poppetje kunnen koopen, maar dan is uw figuur thuis nog veel armzaliger. Uw vrouw, die Nietzsche nooit gelezen heeft, dus niet weet, hoe ze het geval feitelijk moet apprecieeren, lacht u uit of vraagt of ge gek zijt. Er is maar n middel, maar dat is slechts weggelegd voor diegenen, die gewoon zijn dagelijks te liegen. Voor een vrouw is zoo'n geval heel simpel. Die zegt eenvoudig, dat ze er nog eens over denken moet, of dat ze geen rammelaren ooit koopt zonder ernstig overleg met haar echtgenoot, of dat ze morgen terug komt, of desnoods, dat ze het ding leelijk vindt. Maar wij mannen zijn daar voor niet listig genoeg en het ontbreekt ons ook aan winkelpraktijk. We stamelen iets en gaan beschaamd heen, om nu met meer zelfbehcersching naar een cadeau voor kinderen van elf en dertien uit te zien. Er dreigen ons daarbij voortdurend gevaren van in andere afdeelingen argeloos aan het spuien te gaan, om spoortjes en bootjes te beproe ven, maar als we dan ten slotte ons toever trouwen aan oen juffrouw, en haar zeggen waai het om gaat, dat \\v een cadeau voor een jongetje van elf jaar en voor (.en meisje van dertien moeten hebben, zijn we spoedig gereed, en gaan we welgemoed naar huis, met een paar artikeltjes, die de juffrouw aan een ander waarschijnlijk niet zoo ge makkelijk zou zijn kwijt geraakt. Als we dan op straat staan, kunnen we de baby's, die we wat zouden kimnen, en zelfs, die, welke we maatschappelijk ver plicht zijn iets te geven, bij dozijnen noemen. Kunstzaal van Lier Rokin 126 - Amsterdam Oostersche & Europeesche antiquiteiten Oude en Moderne schilderijen en plastieken Negerkunst & Ethnographica

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl